Rechtspraak
Uitspraakdatum
11-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:109
Zaaknummer
L 323 - 2014
Inhoudsindicatie
Gedurende lange tijd betaling van derdengelden verricht zonder dat de medebestuurder daarin is gekend. Het is niet toegestaan om voor het verlenen van goedkeuring mandaat te verlenen aan een derde (artikel 6 Modelstatuten). De kern van de vafi is dat betalingen slechts door de twee bestuursleden gezamenlijk mogen worden gedaan. Verweerder wist dat de betalingen niet door het medebestuurslid werden geautoriseerd en ondertekend. Handelen in strijd met de vafi wordt een advocaat tuchtrechtelijk ernstig aangerekend.
Inhoudsindicatie
Bezwaar gegrond; schorsing drie maanden; art 48 lid 3 adv. wet
Uitspraak
Beslissing van 11 mei 2015
in de zaak L 323-2014
naar aanleiding van het bezwaar van:
deken
tegen:
verweerder
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 18 december 2014 met kenmerk DOK 14-176, door de raad ontvangen op 19 december 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg zijn bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2015 in aanwezigheid van de deken en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennisgenomen van:
- de brief van de deken van 18 december 2014, met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerder heeft tot 1 januari 2012 gezamenlijk de advocatenpraktijk uitgeoefend met mr. X. Bij de Rabobank liep een rekening op naam van de Stichting Beheer Derdengelden Y, van welke stichting mr X voorzitter was en verweerder secretaris/penningmeester.
2.2 In de periode van 30 januari 2012 tot 11 april 2014 heeft een aantal mutaties vanaf voormelde derdengeldenrekening plaatsgevonden. Mr. X stelt vanaf 1 januari 2012 als bestuurslid van voormelde stichting geen betalingen te hebben geverifieerd en/of geïnitieerd dan wel verricht. Verweerder stelt in die periode geen pasje op naam van mr. X. tot zijn beschikking te hebben gehad.
2.3 Verweerder is met ingang van 1 januari 2014 geschrapt van het tableau voor advocaten.
3 bezwaar
3.1 Het bezwaar van de deken houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder gedurende de periode van 1 januari 2012 tot 11 april 2014 een groot aantal betalingen heeft verricht via de derdengeldenrekening op naam van de Stichting Beheer Derdengelden Y zonder de medebestuurder daarin te kennen en zonder over diens handtekening te beschikken, althans deze handtekening in strijd met de regelgeving te gebruiken.
4 VERWEEr
4.1 Verweerder heeft zich per 1 januari 2014 laten schrappen van het tableau. De overeenkomst tussen de advocaat en de stichting derdengelden houdt vanaf het moment van schrapping van de advocaat van rechtswege op te bestaan. De VAFI is vanaf 1 januari 2014 niet meer van toepassing.
4.2 Mr. X heeft vanaf begin 2009 een pas met pincode van de bank uitgereikt gekregen. Uit de overeenkomst van 13 december 2012 blijkt bovendien de betrokkenheid van mr. X.
4.3 Mr. X had mevrouw V. een mandaat verstrekt om namens hem betalingen te autoriseren en ondertekenen. Betalingen vanaf 1 januari 2012 zijn vervolgens door mevrouw V. met mandaat van mr. geautoriseerd en getekend.
5. BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 Vast staat dat gedurende lange tijd van de derdengeldenrekening van de Stichting Beheer Derdengelden Y in opdracht van verweerder betalingen zijn verricht zonder dat hij de medebestuurder, mr. X daarin heeft gekend. Deze betalingen vonden niet alleen plaats ná de schrapping van verweerder van het tableau, maar ook gedurende geruime tijd daarvóór. Verweerder stelt dat de betalingen rechtmatig zijn gedaan, aangezien de betalingen door mevrouw V, met mandaat van mr. X, zijn geautoriseerd en ondertekend. Wat hiervan ook moge zijn, ook indien sprake was van een mandaat van mr. X aan mw. V, heeft verweerder in strijd met de Verordening op de administratie en financiële integriteit gehandeld. Een Stichting derdengelden kan in en buiten rechte slechts worden vertegenwoordigd door twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Artikel 6 van de modelstatuten bepaalt dat geen vertegenwoordigingsbevoegdheid mag worden verleend aan andere personen dan de gezamenlijke handelende bestuursleden. De kern van de Verordening op de administratie en financiële integriteit is dat betalingen slechts mogen worden gedaan door de twee gezamenlijk handelende bestuursleden. Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard nimmer overleg met mr. X te hebben gevoerd over de te verrichten betalingen. Verweerder was er van op de hoogte dat de betalingen niet door mr. X werden geautoriseerd en ondertekend. Verweerder heeft aldus meegewerkt aan handelingen die strijdig zijn met de kernbepalingen van de Verordening op de administratie en financiële integriteit.
5.3 Verweerder heeft ter zitting van de raad verklaard wel naar een andere bestuurder te hebben gezocht, maar daartoe niemand bereid te hebben gevonden. Wat hiervan ook moge zijn, dit doet niets af aan de ontoelaatbaarheid van de handelwijze van verweerder. Betalingen mochten slechts worden gedaan door de twee bestuursleden gezamenlijk. Ook indien sprake is van een conflict tussen twee bestuursleden, waarvan in deze klaarblijkelijk sprake was, dienen de bepalingen van de Verordening op de administratie en financiële integriteit te worden nageleefd.
5.4 De raad zal het dekenbezwaar op grond van het bovenstaande gegrond verklaren
6. MAATREGEL
6.1 Vast staat dat verweerder gedurende lange tijd heeft gehandeld in strijd met de bepalingen van de Verordening op de administratie en financiële integriteit. Het doel van de Verordening op de administratie en financiële integriteit is om de integriteit van advocaten op het terrein van de administratie en financiën te bevorderen. Integriteit van advocaten is van belang voor het goed functioneren van de advocatuur als beroepsgroep en voor het vertrouwen dat de samenleving in de advocatuur heeft. Omdat de integriteit van advocaten inhoudt dat advocaten financieel integer handelen en de financiële administratie op orde hebben, is het van groot belang voor het vertrouwen van de samenleving in de advocatuur dat de regels van de Verordening op de administratie en financiële integriteit nauwgezet worden nageleefd. Handelen in strijd met de Verordening op de administratie en financiële integriteit wordt een advocaat daarom tuchtrechtelijk ernstig aangerekend.
6.2 Gelet op hetgeen onder 6.1. is overwogen en gelet op de eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, waaruit verweerder klaarblijkelijk geen lering heeft getrokken, is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart het bezwaar gegrond en legt ter zake aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van drie maanden;
bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat onmiddellijk aansluitend aan de hernieuwde inschrijving op het tableau, dan wel indien aan verweerder uit andere hoofde de maatregel van schorsing is opgelegd, aan het einde van laatstbedoelde schorsing.
beveelt dat het enkele feit van deze schorsing door de deken openbaar zal worden gemaakt op de aldaar gebruikelijke wijze zodra deze onherroepelijk is geworden.
Aldus gegeven door mr.Poerink, voorzitter, mrs.van Beek, Hoekstra,Schaeken en Lindhout, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl