Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:125

Zaaknummer

15-62

Inhoudsindicatie

De weigering van verweerster klager niet langer in een opvolgende kwestie, die zich nog niet tot een geschil had ontwikkeld,  bij te staan, was geoorloofd. Terugtrekking niet ontijdig. Klagers belangen niet onevenredig zwaar geschaad door de terugtrekking. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 mei  2015

in de zaak 15-62

naar aanleiding van de klacht van:

de heer drs. L.

klager

tegen:

mr. S.

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 10 april 2015 met kenmerk RvT 14-0338/TRC/ML, door de raad ontvangen op 13 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster heeft klager bijgestaan in het kader van een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter met betrekking tot een voorziening in het bewind van de moeder van klager.  Hangende het hoger beroep is op 11 november 2014 de moeder van klager overleden. Het hoger beroep is in overleg met klager ingetrokken omdat het belang bij de procedure door het overlijden was vervallen.

1.3    Klager is via ARAG verzekerd voor de kosten van rechtsbijstand. Door tussenkomst van ARAG is de opdracht aan verweerster om klager in het hoger beroep bij te staan gegeven.

1.4    Kort na het overlijden van zijn moeder heeft klager met verweerster gesproken over de afwikkeling van de verdeling van de nalatenschap. Klager wilde dat verweerster hem daarin bij zou staan. Naar aanleiding van dit gesprek heeft verweerster op 20 november 2014 per e-mail aan klager medegedeeld dat zij de belangen van klager niet verder wilde behartigen omdat zij zich onvoldoende kon verplaatsen in de situatie van klager.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a.    ineens te kennen te geven de belangen van klager niet langer te willen behartigen;

b.    kleinerend over de zaak van klager te praten.

2.2    Klager is van mening dat verweerster tekort is geschoten omdat zij plotseling en eenzijdig de belangenbehartiging heeft gestaakt en dat bovendien op een kleinerende manier heeft gedaan door het gedrag van klager als kinderachtig te betitelen. Indien er irritaties aan de kant van verweerster zijn ontstaan over de wijze waarop de communicatie verliep, had verweerster dat eerder aan de orde moeten stellen. Verweerster kon de opdracht niet teruggeven.

3    VERWEER

3.1    Verweerster is van mening dat zij niet tekort is geschoten in haar dienstverlening aan klager. De belangenbehartiging betrof de procedure in hoger beroep. Die zaak is geëindigd door het overlijden van de moeder van klager.

3.2    De communicatie van klager met verweerster wekte irritatie bij verweerster en vormde in combinatie met  de uitlatingen die klager deed met betrekking tot zijn opstelling in de op handen zijnde verdeling van de nalatenschap van zijn moeder, de aanleiding klager niet nader bij te staan. Er was bovendien nog geen sprake van een geschil en het ontstaan daarvan kon in de visie van verweerster mogelijk voorkomen worden door met de andere deelgenoten in de nalatenschap (een broer en twee zussen) te gaan praten.

3.3    De belangen van klager zijn niet geschaad door de beslissing de belangen van klager niet nader te behartigen. Verweerster heeft zich niet kleinerend over klager of over de zaak uitgelaten.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    Klachtonderdeel a.

De opdracht op grond waarvan verweerster klager bijstond, het hoger beroep tegen een beslissing met betrekking tot een voorziening in het bewind van de moeder van klager, was afgerond. Een nieuwe kwestie deed zich voor, de verdeling van de nalatenschap van de moeder van klager. Door de opstelling die klager in deze kwestie leek te willen gaan kiezen en de irritatie die bij verweerster als gevolg van de onderlinge communicatie was ontstaan, deden verweerster besluiten klager niet langer bij te staan. Die vrijheid had verweerster onder de gegeven omstandigheden. Het was nog niet duidelijk of er daadwerkelijk sprake was van een geschil. De terugtrekking was derhalve niet ontijdig. Evenmin is klager door de terugtrekking onevenredig zwaar in zijn belangen geschaad. Klager had voldoende tijd en mogelijkheden om (door tussenkomst van ARAG) een andere advocaat te zoeken en te raadplegen over een mogelijk geschil over de verdeling.

Indien de onderlinge communicatie tussen een cliënt en een advocaat tot irritatie leidt, is voorstelbaar dat door de advocaat een afweging wordt gemaakt of de belangenbehartiging nog wel moet worden voortgezet. Dat geldt te meer indien die afweging wordt gemaakt op een moment dat redelijkerwijs en zonder onevenredig grote schade aan de belangen van de cliënt in de voortzetting door een andere advocaat kan worden voorzien. Van een dergelijke situatie is in deze zaak sprake. De afweging van verweerster is voorstelbaar en vond plaats op een moment dat klager voldoende tijd had om in de opvolging van verweerster te voorzien. 

Klachtonderdeel a. is derhalve kennelijk ongegrond. 

4.3    Klachtonderdeel b.

Klager stelt dat verweerster hem heeft voorgehouden dat hij zich niet kinderachtig moest gedragen met betrekking tot de verdeling van de nalatenschap van zijn moeder. Verweerster heeft betwist dat zij zich kleinerend over klager of de verdelingskwestie heeft uitgelaten. Zij heeft klager geadviseerd eerst met de andere erfgenamen te gaan praten alvorens het bestaan van een geschil te veronderstellen.

Klager heeft klachtonderdeel b. onvoldoende feitelijk onderbouwd en/of het klachtonderdeel is onvoldoende komen vast te staan. Klachtonderdeel b. is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

4.4    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht in zijn geheel, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

Wijst de klacht af in alle onderdelen als kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 7 mei 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten