Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:147

Zaaknummer

ZWB 272 - 2014

Inhoudsindicatie

Verzet tegen niet-ontvankelijkverklaring door voorzitter wegens te late indiening van de klacht gegrond, nu aannemelijk is dat klager pas in augustus 2011 kennis heeft gekregen van het handelen en nalaten van verweerder waarover klaagster thans klaagt.

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat  verweerder zich in zijn hoedanigheid van curator onvoldoende heeft ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel te genereren, noch dat hij gelden uit de boedel heeft verduisterd.

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond, klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak ZWB 272-2014

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 20 november 2014 op de klacht van:

 

 

klaagster

 

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014 met kenmerk K14-018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      Bij beslissing van 20 november 2014 heeft de voorzitter van de raad de klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk en deels kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 20 november 2014 is verzonden aan klaagster.

1.3      Bij brief van 3 december 2014, door de raad ontvangen op 4 december 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015 in aanwezigheid van klaagster, vertegenwoordigd door de heer K., en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5      De raad heeft kennisgenomen van:

-                 de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop

                 de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-                               het verzetschrift van klaagster bestaande uit de brief d.d. 3 december 2014;

-                               de nagekomen brief van klaagster met bijlagen d.d. 25 maart 2015.

 

 

2          FEITEN en klacht

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter.

2.2      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.     hij zich in zijn hoedanigheid van curator onvoldoende heeft ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel te genereren en daardoor de concurrente schuldeisers heeft benadeeld;

2.    hij gelden uit de boedel heeft verduisterd;

3.    hij niet heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling d.d. 6 november 2013.

2.3     Ter zitting van de raad heeft klaagster verklaard dat zij klachtonderdeel 3 intrekt.

 

3          VERZET

3.1      De gronden van het verzet houden zakelijk weergegeven in:

1.         De klacht was veel ruimer: te weten non-informatie door verweerder, bijvoorbeeld over de opheffingszitting;

 

2.         Klager had in oktober 2010 niet het gehele dossier retour gekregen;

 

3.      Pas in augustus 2011 kreeg klager het vermoeden van foutief gedrag van de curator.

 

 

4          BEOORDELING

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

4.2      Beoordeling van de gronden van het verzet

Op basis van de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht acht de raad aannemelijk dat klaagster eerst in augustus 2011 kennis heeft gekregen van het handelen en nalaten van verweerder waarover klaagster thans klaagt. Door vervolgens eerst in januari 2014 een klacht tegen verweerder in te dienen, heeft klaagster naar het oordeel van de raad weliswaar lang gewacht met het indienen van de klacht, maar de termijn die is verstreken tussen het moment dat klaagster kennis kreeg van het gewraakte handelen en nalaten van verweerder en het indienen van de klacht is naar het oordeel van de raad niet zo lang dat klaagster niet meer in haar klacht kan worden ontvangen. In zoverre is het verzet derhalve gegrond. 

Beoordeling van de klacht

4.3      De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerder in zijn hoedanigheid van curator. De advocaat is als curator in faillissementen volgens vaste rechtspraak van het Hof onderworpen aan het tuchtrecht voor advocaten, met dien verstande dat die advocaat enkel een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt indien hij zich bij de vervulling van het curatorschap zodanig gedraagt dan wel misdraagt dat daardoor het vertrouwen in  de advocatuur wordt geschaad. De raad zal de klacht aan de hand van dit uitgangspunt beoordelen.

4.4      Verweerder heeft de klachten van klaagster, dat hij zich in zijn hoedanigheid van curator onvoldoende heeft ingespannen om een zo hoog mogelijke opbrengst voor de boedel te genereren en dat hij gelden uit de boedel heeft verduisterd, gemotiveerd weersproken. De raad is van oordeel dat klaagster tegenover de gemotiveerde betwisting door verweerder onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd die tot gegrondverklaring van deze klachtonderdelen zouden kunnen leiden. Verweerder heeft zijn rekening en verantwoording ter controle voorgelegd aan de rechter-commissaris, die deze middels een beschikking heeft goedgekeurd. Voorts heeft verweerder weliswaar over een aantal posten onduidelijkheid laten bestaan, maar dit leidt nog niet tot de conclusie dat hij gelden heeft verduisterd.

4.5      De raad is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als curator zodanig heeft gedragen dan wel misdragen dat daardoor het vertrouwen in  de advocatuur is geschaad. De klacht is derhalve in beide onderdelen ongegrond.

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.  verklaart het verzet gegrond en verklaart klaagster ontvankelijk in haar klacht;

2.  verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015.

 

griffier                                                               voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-                 klaagster

-                 verweerder

 

en per email aan:

-                 de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-   West-Brabant

-                 de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl