Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-05-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:131
Zaaknummer
15-026NH
Inhoudsindicatie
Advocaat klaagt over de advocaat van de wederpartij. In een procedure over het vaststellen van voorlopige voorzieningen heeft verweerster medische stukken over klager in het geding gebracht. Verweerster heeft niet kunnen duidelijk maken dat de belangen van haar cliënte vereisten dat deze stukken werden overgelegd. Klacht is gegrond, maatregel van enkele waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 19 mei 2015
in de zaak 15-026NH
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 28 januari 2015 met kenmerk td/md/14-398, door de raad ontvangen op 30 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde brief van de deken, alsmede van de op de bij die brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster heeft als advocaat opgetreden van de ex-echtgenote van klager. In het verweerschrift voorlopige voorzieningen tevens houdende zelfstandige verzoeken, dat op 17 november 2014 bij de Rechtbank Den Haag werd ingediend, werd als productie 24 een GGZ diagnose en behandelplan van klager overgelegd.
2.3 In deze procedure ging het onder andere over de omgangsregeling met en de verblijfplaats van de tweeling van klager en zijn ex-echtgenote. In het verzoekschrift heeft de man verzocht dat de tweeling aan hem zou worden toevertrouwd. De vrouw heeft in het verweerschrift een aantal argumenten aangedragen waaruit zou volgen dat klager hiertoe niet in staat was. Zo is in nummer 7 van het verweerschrift onder andere het volgende opgenomen:
“Het belang van de tweeling vraagt om continuïteit van de verzorging door de hoofdverzorger, die altijd het grootste gedeelte van de verzorging op zich heeft genomen. Dat is de vrouw. Dat is ook terug te vinden in de afspraken die partijen hebben gemaakt, nog voordat zij naar de mediator gingen. Daarin is terug te vinden op welke wijze de zorg van de man over de kinderen in de praktijk was.
Daarbij is rekening gehouden met de wisseldiensten van de man (vroeg en laat), weekenddiensten van de man, het feit dat de man naar de psycholoog moest en naar de psychiater moest. Voorts is er ook rekening gehouden met de wens van de man om tijd voor zichzelf te hebben, zodat de man niet zou instorten zoals hij reeds eerder had gedaan.”
2.4 Bij beschikking van 2 december 2014 heeft de rechtbank bepaald dat van de tweeling een kind aan klager en een kind aan zijn ex-echtgenote zou worden toevertrouwd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat: zij het medisch dossier van klager in een procedure als productie heeft ingebracht.
3.2 Ter toelichting op deze klacht heeft klager naar voren gebracht dat zijn ex-echtgenote dit medisch dossier heeft gestolen en dat dit dossier vervolgens is overgelegd als productie in de procedure tot vaststelling van de voorlopige voorzieningen. Klager meent dat verweerster behoort te weten dat dit dossier onder het medisch geheim valt en niet in een procedure ingebracht had mogen worden. Bovendien betrof dit een (oud) dossier uit november 2013, terwijl de zitting in november 2014 zou plaatsvinden.
4 VERWEER
4.1 Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij dit medisch dossier niet op persoonlijke titel heeft ingebracht maar dit op verzoek van haar cliënte heeft gedaan. Aangezien verweerster de belangen van haar cliënte diende te behartigen, leek het haar noodzakelijk dat de rechtbank kennis droeg van de psychische toestand van klager. Verweerster heeft haar excuses aangeboden aan klager.
5 BEOORDELING
De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.1 De klacht betreft het handelen van verweerster in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij van klager. De raad beoordeeld de klacht daarom aan de hand van de volgende maatstaf.
5.2 Een advocaat geniet een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.
5.3 De raad stelt bij de beoordeling van deze klacht voorop dat het verweerster een eigen verantwoordelijkheid heeft en een eigen afweging had moeten maken bij het overleggen van de medische stukken van klager. Zij had zich hierbij moeten realiseren dat dit om stukken ging die onder het medisch beroepsgeheim vielen; zij had moeten onderzoeken op welke wijze haar cliënte aan deze stukken was gekomen. Verweerster heeft in deze klachtprocedure erkend dat zij deze stukken niet in het geding had mogen brengen. Het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen staat dan ook als zodanig niet meer ter discussie. De raad wijst er verder op dat verweerster niet heeft kunnen duidelijk maken dat het noodzakelijk was om de betreffende rapportage over klager in het geding in te brengen. In het verweerschrift waarbij de rapportage als productie is gevoegd, wordt niet aan de inhoud daarvan gerefereerd.
5.4 Gelet op het vorenstaande meent de raad dan ook dat deze klacht gegrond is. Hierbij overweegt de raad dat van een familierecht advocaat mag worden verwacht dat zij de-escalerend optreedt. Door een dergelijk gevoelig rapport over te leggen, dat bovendien inmiddels één jaar oud was, heeft verweerster zich hiervan geen rekenschap gegeven.
6 MAATREGEL
6.1 De raad is van oordeel dat de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden is.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster op de maatregel van enkel een waarschuwing.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. B. Roodveldt, mr. N.M.N. Klazinga, mr. P. van Lingen, mr. R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 mei 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl