Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:72

Zaaknummer

R. 4725/15.35

Inhoudsindicatie

Verzoek 60b Advocatenwet.

Inhoudsindicatie

De raad is van oordeel dat door de deken voldoende is aangetoond dat verweerster, gelet op haar onvindbaarheid en het feit dat zij op geen van alle contactverzoeken heeft gereageerd, zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan cliënten in het gedrang is. Een en ander is ook bevestigd door cliënten van verweerster en  de opvolgend advocaten. De raad is dan ook van oordeel dat er een situatie is ontstaan die een onmiddellijke voorziening vereist zoals verzocht, zodat verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd zal worden geschorst in de uitoefening van de praktijk.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 12 februari 2015 aan de raad met kenmerk R 2015/18 cij,  door de raad ontvangen op 13 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam het verzoek ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting van de raad van 2 maart 2015 met gesloten deuren, in aanwezigheid van verzoeker. Verweerster is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het verzoek wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 22 oktober 2014 en 15 december 2014 is in een tweetal zaken de bemiddeling ingeroepen van verzoeker om te bewerkstelligen dat verweerster een dossier zou overdragen aan een opvolgend advocaat. Tot heden is er geen reactie van verweerster ontvangen en ook is het niet mogelijk geweest om contact met haar te krijgen. Verweerster reageert niet op terugbelverzoeken, e-mailberichten en brieven van verzoeker.

2.3 Op 22 oktober 2014 heeft mr Z. de bemiddeling van de deken verzocht teneinde het dossier van mevrouw J. overgedragen te krijgen van verweerster. De voormalig deken heeft bij brief van 23 oktober 2014 verweerster gevraagd uiterlijk op 27 oktober 2014 te reageren op de brief van mr. Z.

2.4 Bij gebreke van een reactie heeft een stafmedewerkster op 3 november 2014 mr. B. gemaild met het verzoek onder andere de kwestie van mevrouw J. te bezien. Op 20 november 2014 is per e-mail gerappelleerd, alsook op 5 januari 2015.

2.5 Op 15 december 2014 heeft mevrouw M. een e-mail gestuurd aan het Bureau van de Orde met de mededeling dat zij geen contact kon krijgen met haar advocaat, verweerster. Naar aanleiding van die e-mail heeft een stafmedewerkster van verzoeker getracht telefonisch contact te krijgen met verweerster. Dit is echter niet gelukt. Op 5 januari 2015 heeft de nieuwe advocaat, mr. K., van mevrouw M., zich bij verzoeker gemeld; hij heeft ook geen contact met verweerster kunnen krijgen.

2.6 Bij brief van 9 februari 2015 heeft mr. K. de deken verzocht om vervangende toestemming om de toevoeging van verweerster over te nemen, nu hij geen contact heeft kunnen krijgen met verweerster, ondanks meerdere pogingen daartoe. Zowel telefonisch als per e-mail is verweerster verzocht het dossier van mevrouw M. zo spoedig mogelijk over te dragen aan de nieuwe advocaat. Telefonisch is verweerster echter niet bereikbaar. Op terugbelverzoeken, ingesproken op de voicemail van haar mobiele nummer reageert verweerster niet. Ook op e-mailberichten reageert verweerster niet.

2.7 Tot op heden zijn de dossiers niet ontvangen door de betreffende advocaten.

2.8 In het kader van de CCV-opgave is geconstateerd dat verweerster de procedure ter zake van de verordening op de administratie en de financiële integriteit niet schriftelijk heeft vastgelegd. Ook heeft verweerster aangegeven in de CCV opgave dat zij slechts zes opleidingspunten heeft gehaald.

 

3 VERZOEK

Verzoeker is van mening dat verweerster er blijk van geeft haar praktijk niet behoorlijk uit te oefenen. De situatie die is ontstaan vereist een onmiddellijke voorziening. Verweerster is, of houdt zich, onbereikbaar voor haar cliënten, opvolgend advocaten en voor verzoeker in zijn hoedanigheid van deken. Verweerster reageert op geen enkele brief van verzoeker en andere advocaten. Ook heeft zij verzoeker niet geïnformeerd waar zij kantoor houdt en/of op welk adres zij zich bevindt. Verweerster is niet meer in staat de praktijk naar behoren uit te oefenen.

 

4 VERWEER

Verweerster heeft geen verweer gevoerd en is evenmin verschenen ter gelegenheid van de behandeling ter terechtzitting van het verzoek op 2 maart 2015.

 

5 BEOORDELING

De raad is van oordeel dat door verzoeker voldoende is aangetoond dat verweerster, gelet op haar onvindbaarheid en het feit dat zij op geen van alle contactverzoeken heeft gereageerd, zodanig disfunctioneert dat de rechtshulpverlening aan cliënten in het gedrang is. Een en ander is ook bevestigd door cliënten van verweerster en  de opvolgend advocaten. De raad is dan ook van oordeel dat er een situatie is ontstaan die een onmiddellijke voorziening vereist zoals verzocht, zodat verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd zal worden geschorst in de uitoefening van de praktijk.

 

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline schorst verweerster met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk als advocaat.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, T. Hordijk, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangend) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2015.

 

griffier  voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerster

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl