Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:96

Zaaknummer

14-272A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht tegen eigen advocaat. Verwijten betreffen onvoldoende bereikbaarheid voor klager, het niet reageren op terugbelverzoeken, het niet instellen van hoger beroep, het bij de Raad voor Rechtsbijstand aanvragen van een reguliere toevoeging in plaats van een lichte adviestoevoeging en het verwijt dat verweerder op hetzelfde kantooradres was gevestigd als de advocaat van zijn  ex- echtgenote.

Uitspraak

Beslissing van 24 maart 2015

in de zaak 14-272A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 2 oktober 2014 met kenmerk 40-14-0426, door de raad ontvangen op 3 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder, waarbij verweerder werd vergezeld door zijn patroon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 10, opgenomen in de

  inventarislijst;

 - de tijdens de mondelinge behandeling door klager getoonde e-mail en brief van de toenmalige advocaat van zijn ex-echtgenote;

- de tijdens de mondelinge behandeling getoonde opdrachtbevestiging, de brief van 4 april 2014 en de urenspecificatie van verweerder en de bevestiging dat verweerder geen hoger beroep zou instellen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Namens klager heeft op 13 maart 2014 de Vice-Consul bij het Consulaat Generaal van Marokko te Amsterdam zich telefonisch tot verweerder gewend, met het verzoek rechtsbijstand te verlenen aan klager inzake een familierechtelijke kwestie.

2.3 Op 17 maart 2014 heeft op kantoor van verweerder een intakegesprek plaatsgehad. Klager heeft verweerder in dit gesprek een beschikking van de kinderrechter van 7 februari 2014 ter hand gesteld, waarbij de termijn waarvoor zijn minderjarige zoon onder toezicht is gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg, is verlengd met ingang van 22 februari 2014 tot 22 februari 2015. Klager kon zich met deze uitspraak van de kinderrechter niet verenigen en wilde hiervan in hoger beroep gaan. Verweerder heeft dit gesprek schriftelijk aan klager bevestigd.

2.4 Op 2 april 2014 heeft een vervolgafspraak plaatsgehad bij welke gelegenheid klager nadere stukken aan verweerder heeft verstrekt.

2.5 Blijkens de tijdens de mondelinge behandeling door verweerder getoonde brief van 4 april 2014 heeft hij klager uitgelegd dat hij weinig voor klager kon betekenen en hem bevestigd dat hij geen hoger beroep zou instellen.

2.6 Klager is daarna nog een aantal keren onaangekondigd op het kantoor van verweerder verschenen om een betalingsregeling te treffen voor de eigen bijdrage. Verweerder heeft na het eerste gesprek met klager bij de Raad voor Rechtsbijstand een reguliere toevoeging aangevraagd.

2.7 De advocaat van de ex-echtgenote van klager heeft enige maanden voor de vestiging van het kantoor van verweerder op hetzelfde adres als het huidige kantooradres van verweerder kantoor gehouden. Zij zijn geen kantoorgenoten geweest.

2.8 Bij brief van 28 mei 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) onvoldoende bereikbaar is geweest voor klager en niet heeft 

              gereageerd op herhaalde verzoeken om terug te bellen;

b) geen hoger beroep heeft ingesteld tegen een beslissing tot

              verlenging van de ondertoezichtstelling van de zoon van klager;

c) bij de Raad voor Rechtsbijstand een reguliere toevoeging heeft

              aangevraagd in plaats van een lichte adviestoevoeging;

d) op hetzelfde kantooradres was gevestigd als de advocaat van zijn

              ex- echtgenote.

4 BEOORDELING

De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a en b)

4.1 De klachtonderdelen a en b lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

De advocaat is voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen. De tuchtrechter toetst in volle omvang maar zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. De raad zal de klachtonderdelen beoordelen met inachtneming van dit uitgangspunt.

 

Verweerder heeft klager na nadere bestudering van het dossier uitgelegd dat en waarom hij weinig voor hem kon betekenen en hem schriftelijk bevestigd geen hoger beroep te zullen instellen. Het is de raad, onder meer op basis van de correspondentie die verweerder met klager heeft gewisseld, niet gebleken dat verweerder in strijd met de hiervoor genoemde maatstaf heeft gehandeld. Gelet op de hiervoor onder 4.1 genoemde maatstaf, stond het verweerder vrij om geen hoger beroep in te stellen. Verweerder kan niet worden verplicht een zaak aan te nemen die hij niet haalbaar of rechtvaardig acht. Voorts is niet gebleken dat verweerder onbereikbaar is geweest voor klager. De klachtonderdelen a en b zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel c en d)

4.2 De klachtonderdelen c en d lenen zich eveneens voor een gezamenlijke behandeling. Ten tijde van het aanvragen van de toevoeging mocht verweerder ervan uitgaan dat een reguliere toevoeging noodzakelijk was. Eerst nadat de toevoeging was aangevraagd en verweerder de beschikking kreeg over de nadere aanvullende stukken van klager, is het hem duidelijk geworden dat een procedure niet aan de orde zou zijn. Nu verweerder ter zitting bovendien onweersproken heeft verklaard dat de toevoeging nog niet gedeclareerd is en bezien moet worden of deze kan worden aangepast, kan deze klacht niet slagen.

4.3 Het feit dat het kantoor van verweerder gevestigd is op hetzelfde adres als waar de toenmalige advocaat van de ex-echtgenote van klager gevestigd was, kan niet tot enig tuchtrechtelijk verwijt leiden. Te minder niet nu verweerder zich pas op dat adres heeft gevestigd enige maanden nadat de toenmalige advocaat van de ex-echtgenote haar praktijk had gestaakt. De klacht-onderdelen c en d zijn dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis, A.M. Vogelzang, S. Wieberdink en M. Ynzonides, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2015.

Griffier Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager 

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het   

                       arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl