Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:150

Zaaknummer

40/14

Inhoudsindicatie

Klager heeft in verzet geen andere gronden aangevoerd dan reeds in de voorzittersbeslissing zijn betrokken. De vermelding van een onjust feit doet niet af aan de juistheid van de voorzittersbeslissing. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 27 maart 2015

in de zaak 40/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 17 juli 2014 op de klacht van:

 

de heer [     ]

klager

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 10 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 18 juni 2014 met kenmerk 2013 KNN204, door de raad ontvangen op 23 juni 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 17 juli 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 25 juli 2014 is verzonden aan klager.

1.4    Bij brief van 28 juli 2014 door de raad ontvangen op 29 juli 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van:

-    de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven;

-    het verzetschrift van klager d.d. 28 juli 2014;

-    een brief van verweerder van 12 december 2014 met bijlagen aan de raad;

-    een brief van klager van 15 januari 2015 met bijlagen aan de raad.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Ten aanzien van de feiten heeft klager aangevoerd dat deze in zoverre niet juist zijn dat de curator niet eerst op 14 mei 2007 had aangekondigd rechtsmaatregelen te zullen nemen maar dat hij dit reeds op 3 april 2007 had gedaan. Bovendien heeft de voorzitter verzuimd de primaire reden te omschrijven waarom klager pas laat een klacht heeft ingediend en heeft eveneens de aanloop naar de dagvaarding van 15 mei 2007 niet weergegeven. Ook heeft de voorzitter geen melding gemaakt van het e mailbericht van verweerder van 5 november 2013.

Ten aanzien van de klachten over de feiten stelt de raad vast dat deze niet afdoen aan de juistheid van de door de voorzitter vastgestelde feiten en, voor zover relevant, wordt daarop in de beoordeling teruggekomen.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder zijn inspanningsverplichting jegens klager niet is nagekomen. Verweerder heeft het vertrouwen van zijn cliënt misbruikt doordat hij zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken met de curator. Door het trage en inadequate optreden van verweerder is onder klager in 2007 beslag gelegd en heeft de curator klager gedagvaard.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter de kern van de brief van 13 april 2007, zoals in de toelichting op de klacht door de voorzitter gemeld, niet juist heeft omschreven en onjuiste data heeft genoemd. In de toelichting staat voorts dat de curator aan verweerder heeft geschreven dat de genomen rechtsmaatregelen rechtsgeldig zijn; dat staat echter niet vermeld in de brief van de curator van 14 mei 2007.

De voorzitter gaat in zijn klacht volledig voorbij aan het feit dat verweerder de onderhavige klacht over zichzelf heeft afgeroepen door zijn recente e-mailbericht van 5 november 2013. Daardoor kan er niet gesproken worden van een onredelijk lange periode. Door de fouten van verweerder in de periode van 13 april 2007 tot en met 20 april 2007 is een dagvaarding uitgebracht op 11 mei 2007 en is tevens op een disproportioneel deel van het vermogen van klager beslag gelegd. Bovendien geeft de curator in zijn brief/fax van 14 mei 2007 duidelijk aan dat hij tot dagvaarding is overgegaan omdat verweerder zich niet heeft gehouden aan de gemaakte afspraken betreffende de inlevering van de stukken.

Klager heeft zich wel gehouden aan de afspraken omtrent het aanleveren van stukken; echter verweerder is in gebreke gebleven.

Voorts is er verwijdering ontstaan tussen klager en verweerder vanaf het moment dat de curator contact heeft opgenomen met de FIOD/ECD.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zijn verweer zoals neergelegd in de stukken aan de deken gehandhaafd en blijft bij zijn stelling dat klager niet-ontvankelijk is in de klacht omdat de klacht te laat is ingediend. Afgesproken was dat verweerder enkel de juridische kant van de zaak zou doen, maar daarvoor had hij wel informatie nodig van zijn cliënt/klager. De curator heeft veel moeite moeten doen om de informatie te verkrijgen. Bovendien heeft de opvolgend advocaat de curator ook niet tot andere gedachten kunnen brengen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Allereerst heeft de raad de vraag te beantwoorden of het verzet al dan niet gegrond is. De raad stelt vast dat voor zover klager het niet eens is met de omschrijving van de feiten, dit niet afdoet aan de juistheid van de door de voorzitter vastgestelde feiten en niet tot een andere beslissing noopt. De raad overweegt daarbij dat klager heeft verzuimd om aan te geven waarom de voorzitter niet tot het oordeel heeft kunnen komen dat klager kennelijk niet-ontvankelijk is in zijn klacht wegens termijnoverschrijding. De enkele opmerking van klager dat de voorzitter heeft verzuimd de primaire reden te omschrijven van de late indiening van de klacht is onvoldoende. Klager geeft namelijk niet aan wat de primaire reden is, anders dan hetgeen in de voorzittersbeslissing omtrent de termijnoverschrijding is overwogen. De raad oordeelt het verzet dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.W. Brouwer, W.H. Kesler, H.J.P. Robers, G.J. van der Veer, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.