Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:153

Zaaknummer

OB 83 - 2015

Inhoudsindicatie

Klager was vanaf 2007 op de hoogte van het handelen en nalaten van verweerder waarop de klacht betrekking heeft. Termijn ex art. 469 lid 1 sub a overschreden.

Inhoudsindicatie

Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

 

Beslissing van 18 juni 2015

in de zaak OB 83-2015

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

gemachtigde:

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 20 mei 2015 met kenmerk 48/15/032K, door de raad ontvangen op 22 mei 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

 

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1     Verweerder is in de periode van 1992-2006 opgetreden als advocaat van klager in diens geschil met de gemeente X. Verweerder heeft het dossier van klager gesloten op 25 september 2006.

1.2     Op 25 juni 2013 heeft de gemachtigde van klager een onderzoek gestart naar de werkzaamheden van verweerder in de zaak tussen klager en de gemeente X. Het onderzoek is middels een rapport dd. 15 januari 2015 afgerond.

1.3     Bij brief van 18 februari 2015 heeft de gemachtigde van klager zich namens klager bij de deken beklaagd over het optreden van verweerder.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.         verweerder in de zaak van klager bewust jarenlange vertraging heeft doen ontstaan en toezeggingen en afspraken niet is nagekomen;

2.         verweerder, na verwijzing door de Hoge Raad op 15 december 2000, pas na 6 jaar een dagvaarding naar het gerechtshof heeft doen uitgaan;

3.         verweerder zes jaar eigen rechter heeft gespeeld om daardoor het schadebedrag substantieel te kunnen reduceren;

4.         geen vaststellingsovereenkomst tussen partijen is opgemaakt;

5.         buiten medeweten van klager om een tweede schaderapport is opgesteld; wat geheel afwijkt van het in  1992 in opdracht van klager opgestelde schaderapport;

6.         verweerder gedane toezeggingen en afspraken niet is nagekomen;

7.         verweerder een dubbelrol heeft gespeeld en zich niet onpartijdig en onafhankelijk heeft opgesteld;

8.         gelet op de verrichte inspanningen en werkzaamheden het declaratiegedrag van verweerder betwistbaar is;

9.         verweerder geen gehoor heeft gegeven om de zaak na het arrest van de Hoge Raad direct door te geleiden naar het gerechtshof;

10.       twee advocaten en een accountant een vernietigend commentaar hebben gegeven op de handelwijze van verweerder

11.       verweerder door middel van chantage onbehoorlijk druk heeft uitgeoefend op klager om akkoord te gaan met de slotuitdeling.

 

 

 

 

 

 

2.2       Klager heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht:

Klager is pas na het gereedkomen van het rapport van de gemachtigde van klager dd.15 januari 2015 in volle omvang bekend geworden met de feiten en omstandigheden, die betrekking hebben op het handelen en nalaten van verweerder. Klager heeft binnen de in artikel 46g lid 2 gestelde termijn actie ondernomen.

 

3          BEOORDELING

3.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die vanaf 1 januari 2015 geldt.

3.2     Ingevolge het bepaalde in artikel 46g lid 1 sub a van de Advocatenwet wordt een klacht door de voorzitter van de raad niet-ontvankelijk verklaard indien het klaagschrift wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. 

3.3     Vast staat dat de klacht is ingediend 8,5 jaar nadat verweerder zijn werkzaamheden in de zaak tussen klager en de gemeente X heeft beëindigd en zijn dossier heeft gesloten.

3.4     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat klager zich vanaf het moment van beëindiging van de werkzaamheden van klager heeft laten voorzien van rechtsbijstand. Bij brieven dd. 11 en 14 mei 2007 zijn door de toenmalige raadsman van klager diverse kritische vragen aan verweerder gesteld en in de jaren 2008-2010 heeft klager zich voor een second opinion en een mogelijke aansprakelijkstelling van verweerder tot diverse advocaten gewend. Hieruit volgt dat klager zich reeds destijds niet kon vinden in het handelen en nalaten van verweerder. Desondanks heeft klager tot februari 2015 gewacht alvorens zich met een klacht tot de deken te wenden.

3.5     De voorzitter volgt klager niet in zijn stelling dat hij pas in januari 2015 kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Klager heeft zich immers vanaf 2007 van rechtskundige bijstand voorzien om het handelen en nalaten van verweerder en de mogelijkheden tot een aansprakelijkstelling van verweerder te onderzoeken. Klager heeft destijds klaarblijkelijk geen aanleiding gezien om zich met een klacht tegen verweerder tot de deken te wenden. Het gegeven dat de gemachtigde van klager in 2013 opnieuw met een onderzoek naar het handelen en nalaten van verweerder is gestart, betekent niet dat klager pas na afronding van dit onderzoek kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Gezien de aan de raad overgelegde correspondentie staat vast dat klager in 2007 op de hoogte was van het handelen en nalaten van verweerder waarop de onderhavige klacht betrekking heeft. De in artikel 46g lid 1 sub a bedoelde termijn is derhalve overschreden.

3.6     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g lid1 sub a Advocatenwet, niet-ontvankelijk verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 18 juni 2015

 

 

Griffier                                                                   Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 juni 2015

 

verzonden aan:

-    klager        

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

 

 

 

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.               Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

tot en met 9 juli 2015:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

vanaf 10 juli 2015:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

 

b.               Bezorging

De griffie is tot en met 9 juli 2015 gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Vanaf 10 juli 2015 gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad.

Het telefoonnummer van de raad van discipline is :

tot en met 9 juli 2015:             076-54 90 568

vanaf 10 juli 2015:                   088-2053773

 

c.               Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is

tot en met 9 juli 2015:             076 – 54 90 569.

vanaf 10 juli 2015 :                  088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.