Rechtspraak
Uitspraakdatum
14-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:37
Zaaknummer
109/14
Inhoudsindicatie
Niet gebleken is dat de advocaat tekort is geschoten bij de behartiging van de belangen van de cliënt in diverse procedures. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 14 januari 2015
in de zaak 109/14
naar aanleiding van de klacht van:
1. de heer [ ]
2. mevrouw [ ]
klagers
tegen
mr. [ ]
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 17 december 2014 met kenmerk 2013 KNN198, door de raad ontvangen op 19 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.2 Verweerder heeft klagers in 2012 bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure bij de rechtbank. Klager hadden zelf op 6 augustus 2012 bij de gemeente L. bezwaar gemaakt tegen het verlenen van een bouwvergunning en vervolgens, nadat het bezwaarschrift bij besluit van 28 augustus 2012 niet-ontvankelijk was verklaard, een verzoek tot voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter heeft het verzoek van klagers ter zitting van 14 september 2012 behandeld en klager bij uitspraak van 4 oktober 2012 niet-ontvankelijk verklaard.
1.3 Verweerder heeft, nadat hij op 9 oktober 2012 namens klagers een pro forma beroep had ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 28 augustus 2012, het beroepschrift op 11 oktober 2012, namens klagers, ingetrokken.
1.4 Bij brief van 9 oktober 2012 heeft verweerder de opdracht van klagers tot juridische bijstand bevestigd met vermelding van zijn uurtarief en afspraken over de overige kosten en periodieke declaraties. In de brief is voorts afgesproken dat verweerder de beroepsprocedure tegen het besluit op bezwaar van burgemeester en wethouders zou doen, waarin klagers niet ontvankelijk waren verklaard. Verder zou verweerder klagers bijstaan in de lopende procedure bij de rechtbank betreffende de bouwvergunning eerste fase (beroep en tweede verzoek voorlopige voorziening). Daarbij is afgesproken dat klagers zelf de essentie van hun beroep nog eens in ongeveer één A4-tje zouden samenvatten en dat verweerder de meer juridische, procedurele kant van de zaak voor zijn rekening zou nemen.
1.5 Bij e-mailbericht van 11 oktober 2012 hebben klagers aan verweerder een andere taakverdeling van de werkzaamheden tussen verweerder enerzijds en klagers anderzijds voorgesteld. In het e-mailbericht staat daarover het volgende:
- “Alle aandachtpunten die wij zelf kunnen doen, zullen wij zelf doen;
- De advocaat onderneemt alleen actie op aanvraag;
- Hoofdfunctie: juridische bijstand bij rechtszittingen;
- De administratieve werkzaamheden zullen zo veel mogelijk door ons worden gedaan;
- Reiskosten en studie worden niet vergoed;
- Door de advocaat gemaakte fouten worden door ons niet vergoed”.
1.6 Bij e-mailbericht van 11 oktober 2012 heeft verweerder klagers bericht dat het voorstel overbodig is naast de opdrachtbevestiging van 9 oktober 2012.
1.7 Op 23 oktober 2012 heeft verweerder een eerste declaratie van € 2.399,99 aan klagers verzonden. De declaratie betreft de werkzaamheden van 2 t/m 22 oktober 2012. Klagers hebben de declaratie op een bedrag van € 100,-- na voldaan.
1.8 Op 29 oktober 2012 heeft verweerder klagers bijgestaan bij de behandeling van het verzoek en het beroep tegen de bouwvergunning eerste fase bij de voorzieningenrechter. Tevoren heeft verweerder bij e-mailbericht van 28 oktober 2012 met klagers overleg gehad over de werkwijze ter zitting en de door klagers opgestelde pleitnota van suggesties voorzien.
1.9 Op 20 november 2012 heeft verweerder de rechtbank bericht dat hij klagers niet langer bijstaat en heeft hij klagers zijn einddeclaratie gezonden van € 1.575,-- voor zijn werkzaamheden van 23 t/m 29 oktober 2012. Klagers hebben de declaratie niet voldaan.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
verweerder zich niet heeft gedragen zoals een goed advocaat betaamt en tekort is geschoten bij de belangenbehartiging van klagers. Dit blijkt onder meer uit het navolgende:
- verweerder heeft ten onrechte een pro forma verzoek ingediend bij de rechtbank;
- verweerder heeft slecht advies gegeven met betrekking tot het declareren van de kosten die zijn ontstaan als gevolg van een fout van de rechtbank;
- verweerder heeft klagers niet van relevante informatie voorzien over het omgevingsrecht;
- verweerder heeft onnodig contact met de rechtbank opgenomen en daarmee de zaak beïnvloed;
- verweerder had onvoldoende dossierkennis en heeft bij de zitting niets inhoudelijks gezegd en had ook geen pleitnota;
- verweerder heeft zich op een cruciaal moment, namelijk enkele dagen voor de verwachte uitspraak en zonder opgave van een duidelijke reden, aan de zaak onttrokken;
- verweerder was ten onrechte van mening dat hij was ingeschakeld voor een voorlopige voorziening. Deze had op 14 september 2012 al plaatsgevonden. Bovendien was er sprake van eigenmachtig handelen van verweerder in strijd met de gemaakte afspraken;
- verweerder heeft gelogen bij de zitting bij de kantonrechter.
3 VERWEER
Het verweer luidt – zakelijk weergegeven – als volgt.
3.1 Teneinde de rechten van klagers veilig te stellen heeft verweerder pro forma beroep ingesteld tegen het besluit op bezwaar van 28 augustus 2012. Pas later zag verweerder dat beroep instellen zinloos was, waarna hij het beroep in overleg met klagers heeft ingetrokken. Door het tijdig intrekken van het beroep waren klagers geen griffierecht verschuldigd.
3.2 Verweerder heeft klagers meegedeeld dat hij niet bekend was met de mogelijkheid om bij fouten door de rechtbank de kosten ten gevolge daarvan vergoed te krijgen. Waarschijnlijk heeft hij klagers wel geadviseerd het te proberen. Bovendien betrof het een fout die eerder gemaakt was in een procedure waar verweerder niet bij betrokken was.
3.3 Klagers waren volgens eigen zeggen zelf zeer goed ingevoerd in de materie, zoals ook blijkt uit hun website met alle informatie betreffende de gevoerde en nog lopende procedures. Afgesproken was dat klagers zelf het inhoudelijke deel van de zitting zouden doen.
3.4 Verweerder heeft op 5 november en op 13 november 2012 telefonisch informatie ingewonnen bij de rechtbank. Op 19 november 2012 heeft hij dat wederom gedaan. De tijd die daarmee gemoeid was heeft hij niet in rekening gebracht. Derhalve kan geen sprake zijn van “beïnvloeding van de zaak”.
3.5 Op verzoek van klagers was er een taakverdeling afgesproken, zoals bovenstaand onder 1.4 van “Feiten” weergegeven. Klagers hadden zelf tevoren een pleitnotitie opgesteld, die tevoren door verweerder van suggesties was voorzien. Een tweede pleitnota van verweerder was derhalve niet nodig en had kosten voor klagers met zich meegebracht. Bovendien heeft verweerder klagers na de opdrachtbevestiging en het voorstel van klagers over de werkverdeling bericht dat zijn opdrachtbevestiging de voorwaarden bevatte, waarop hij werkzaam zou zijn.
3.6 Daar klagers voortdurend kritiek hadden op verweerder en er na de eerste declaratie al “gedoe” was en vervolgens op 19 november 2012 weer, heeft verweerder klagers meegedeeld hen niet langer bij te staan en heeft dit ook aan de rechtbank meegedeeld. Op dat moment stond de zaak voor tekenen van de uitspraak, zodat klagers niet in hun belang zijn geschaad.
3.7 Anders dan klagers menen, betrof de zitting, waarbij verweerder klagers heeft bijgestaan, een verzoek voorlopige voorziening. De zitting was op 29 oktober 2012. De uitspraak was op 22 november 2012. De rechtbank heeft toen tevens uitspraak gedaan in het door klagers ingediende beroep. Van eigenmachtig handelen is geen sprake geweest.
4 BEOORDELING
4.1 Klagers verwijten verweerder dat de dienstverlening onder de maat is gebleven. Klagers voeren daartoe een aantal voorbeelden aan. De voorzitter is echter van oordeel dat uit de overgelegde stukken niet gebleken is dat verweerder de belangen van klagers in de bestuursrechtelijke aangelegenheden niet juist heeft behartigd. Zo is niet gebleken dat er ten onrechte een pro forma verzoek is ingediend. Bovendien zijn hieruit geen kosten voortgekomen. De kosten die zijn ontstaan als gevolg van een fout van de rechtbank zijn niet ontstaan in de periode dat verweerder klagers bijstond. Verweerder is daarvoor derhalve niet verantwoordelijk. Bovendien is niet gebleken dat verweerder klagers daaromtrent niet juist heeft geïnformeerd. Ook is niet gebleken van slechte informatievoorziening of onnodig contact met de rechtbank, waarbij tevens van belang is dat de kosten daarvan niet in rekening zijn gebracht. De klacht over de onvoldoende dossierkennis van verweerder is niet nader onderbouwd en derhalve niet komen vast te staan. Evenmin is komen vast te staan dat verweerder zich ontijdig aan de zaak heeft onttrokken. Als onweersproken staat vast dat er geen werkzaamheden meer verricht hoefden te worden en dat het wachten was op de uitspraak van de rechtbank. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd dat de zitting waarin hij klagers bijstond, wel degelijk betrekking had op een verzoek voorlopige voorziening.
4.2 Het in de klacht gestelde met betrekking tot het feit dat uit de brief van 26 november 2013 van de adjunct-directeur van de Orde van Advocaten zou blijken dat verweerder heeft gelogen voor de kantonrechter is niet komen vast te staan. De klacht is dan ook kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter van de raad van discipline oordeelt de klacht kennelijk ongegrond en wijst deze mitsdien af.
Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier op 14 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift per aangetekende post verzonden aan:
- klagers
en per gewone post aan:
- klagers
- verweerder
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Arnhem - Leeuwarden, Postbus 399, 9400 AJ Assen (fax: 0592-305759). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.