Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:99

Zaaknummer

L 222 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft het dossier binnen enkele dagen na het eerste verzoek daartoe overgedragen aan de nieuwe advocaat van klager. Beroep op retentierecht was ongegrond, maar dossier snel genoeg overgedragen, dus niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 april 2015

in de zaak L 222 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

     

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                       

                     verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1                Bij brief aan de raad van 13 augustus 2014 met kenmerk DOK 14-126, door de raad ontvangen op 14 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het Arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.2                De klacht is behandeld ter zitting van de Raad van 9 maart 2015 in aanwezigheid van verweerster. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.3    De raad heeft kennisgenomen van de hiervoor genoemde brief van de deken  met de daarbij behorende bijlage.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is in opdracht van rechtsbijstandverzekeraar X opgetreden als de advocaat van klager. Nadat tussen verweerster en klager een vertrouwensbreuk is ontstaan, heeft verweerster haar werkzaamheden beëindigd. Klager heeft zich vervolgens voor een second opinion tot zijn opvolgend advocaat gewend. Deze heeft op 2 april 2014 telefonisch contact met verweerster opgenomen en gevraagd om afgifte van het dossier. Verweerster heeft per e-mail van 2 april 2014 om 15.20 uur aan de opvolgend advocaat van klager bericht dat zij niet bereid was het dossier over te dragen omdat nog niet alle openstaande declaraties waren voldaan. Diezelfde middag heeft de opvolgend advocaat van klager aangedrongen op afgifte van de dossiers omdat er termijnen liepen en de opvolgend advocaat tijd nodig had om zich in te lezen en klager te adviseren. Verweerster heeft daarop diezelfde middag om 16.20 uur gereageerd en aangegeven dat zij zich op haar retentierecht zou blijven beroepen zolang de openstaande declaraties niet zouden zijn voldaan. In de avond van 2 april 2014 heeft verweerster uiteindelijk de opvolgend advocaat van klager bericht dat zij na intern overleg toch heeft besloten om het dossier af te geven. De zoon van klager zou het dossier de volgende dag, dus op 3 april 2014, vanaf 12.00 uur kunnen afhalen op het kantoor van verweerster.

2.2      Bij e-mail van 4 april 2014 geeft de opvolgend advocaat van klager aan dat hij op 3 april 2014 het dossier heeft ontvangen, maar dat de correspondentie ontbreekt. Deze correspondentie wordt door de opvolgend advocaat van klager alsnog opgevraagd. De correspondentie is door verweerster op 4 april 2014 aan de opvolgend advocaat van klager verzonden. In een e-mail van 5 april 2014 geeft verweerster de opvolgend advocaat van klager nog te kennen dat zij de correspondentie uit de voorgaande dossiers eveneens aan hem zal doen toekomen. Op maandag 7 april 2014 zijn ook die stukken aan de opvolgend advocaat van klager toegezonden.

2.3      Klager heeft zich bij brief van 7 april 2014 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij ondanks aanmaning heeft geweigerd het dossier over te dragen aan klagers nieuwe advocaat, waardoor klager werd belemmerd in het verkrijgen van rechtshulp.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster stelt zich op het standpunt dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Verweerster beriep zich op het haar toekomende retentierecht omdat haar declaratie nog niet volledig was voldaan. Verweerster heeft daarnaast, nog op dezelfde dag dat het verzoek om afgifte van het dossier door de opvolgend advocaat van klager werd gedaan, uiteindelijk toch besloten het dossier af te geven en heeft dit direct de volgende dag aan de zoon van klager meegegeven.

4.2      Verweerster betwist dat zij een onvolledig dossier heeft afgegeven. Verweerster wijst op het feit dat de opvolgend advocaat van klager nog meerdere dossiers heeft opgevraagd en die zijn op eerste verzoek aan de opvolgend advocaat van klager verstrekt.

 

5          BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2    Klager verwijt verweerster dat zij zich ten onrechte op haar retentierecht heeft beroepen en vervolgens een onvolledig dossier heeft afgegeven. Verweerster betwist dat zij ten onrechte een beroep op haar retentierecht deed en geeft daarnaast aan dat zij alsnog alle dossiers spoedig aan de opvolgend advocaat van klager heeft doen toekomen.

5.3    Bij de beoordeling van een klacht over de uitoefening van het retentierecht dient in acht te worden genomen dat een advocaat het recht heeft om een dossier onder zich te houden totdat de declaratie is betaald. Gelet op hetgeen wordt bepaald in gedragsregel 27 lid 4 dient de advocaat echter behoedzaam gebruik te maken van dit wettelijke retentierecht.

5.4    Gelet op het feit dat de rechtsbijstandverzekeraar van klager de declaraties van verweerster zou betalen, is de raad van oordeel dat verweerster geen reden had om te vrezen dat haar declaraties onbetaald zouden blijven. In die omstandigheden had verweerster een beroep op een haar toekomend retentierecht achterwege moeten laten. Zulks geldt temeer nu er een termijn liep waarbinnen de opvolgend advocaat van klager hem van rechtsbijstand moest voorzien.

5.5    Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken blijkt echter dat verweerster nog op dezelfde dag het dringende verzoek van de opvolgend advocaat van klager heeft gehonoreerd door afgifte van het dossier, welk daags daarna is opgehaald door de zoon van klager. Verweerster heeft derhalve, alhoewel zij zich in eerste instantie ten onrechte op haar retentierecht heeft beroepen, het dossier alsnog spoedig aan de opvolgend advocaat van klager afgegeven. De ontbrekende correspondentie en de correspondentie uit voorgaande dossiers heeft verweerster steeds direct op eerste verzoek aan de opvolgend advocaat van klager doen toekomen. De raad is derhalve van oordeel dat verweerster, alhoewel zij in eerste instantie onterecht een beroep op haar retentierecht deed, niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. De klacht is derhalve ongegrond.

 

6. BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 april 2015.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg.    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl