Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:94

Zaaknummer

94/14

Inhoudsindicatie

Het is klachtwaardig als een advocaat werkbriefjes van een, via een bureau door hem ingeschakelde, tolk onjuist invult, door teveel dan wel niet-getolkte tijd op te geven. Niet gebleken is dat de onjuiste invulling alleen plaats vond bij de ene tolk, met wie de advocaat een relatie heeft gehad. Bovendien is niet onaannemelijk dat de advocaat de verkeerde wijze van invulling heeft overgenomen van zijn voormalige patroon. Bij de opgelegde maatregel heeft de raad daarmee rekening gehouden.

Inhoudsindicatie

Voorts had de advocaat een referentiebrief ten behoeve van zijn broer geschreven op briefpapier van zijn huidige kantoor, terwij niet is komen vast te dat zijn werkgever/ huidige patroon daarmee had ingestemd. Klacht gegrond; voorwaardelijke schorsing van 1 maand.

Uitspraak

Beslissing van 29 mei 2015

in de zaak 94/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

mr. [     ] in zijn hoedanigheid van deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

klager

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

gemachtigde: mr. [     ]

 

1    VERDERE VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Het verloop van de procedure blijkt uit de tussenbeslissing van 15 december 2014 waarin de raad de deken heeft opgedragen onderzoek te doen, zoals omschreven in genoemde beslissing. Vervolgens heeft de deken bij brief van 12 januari 2015 met bijlagen de bevindingen van zijn onderzoek aan de raad doen toekomen waarop de gemachtigde van verweerder bij brief van 24 januari 2015 met bijlagen heeft gereageerd. Daarna is er van de kant van de deken nog een e-mailbericht (met bijlage) van 24 maart 2015 aan de raad gestuurd. Vervolgens is de klachtzaak wederom behandeld op 27 maart 2015 in het gerechtsgebouw te Groningen. De deken, alsmede verweerder en zijn gemachtigde, zijn ter zitting verschenen.

1.2    Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

2    KLACHT

a)    Ten aanzien van de inhoud van dit klachtonderdeel wordt verwezen naar genoemde tussenbeslissing. 

b)    Dit klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerder valselijk een referentiebrief op briefpapier van het advocatenkantoor Y.  heeft ondertekend met “medewerkers Advocatenkantoor Y. “(afkorting-raad) ten behoeve van  een sollicitatie van zijn broer bij het tolkenbureau C. Deze is door verweerder op 23 mei 2014 ondertekend. Het betrof  een sollicitatie naar de functie van tolk (in medische zaken).  

 

3    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

3.1    Ten aanzien van dit klachtonderdeel wordt verwezen naar genoemde tussenbeslissing onder 4.1 t/m  4.3.

Ad klachtonderdeel b)

3.2    Ten aanzien van dit klachtonderdeel wordt verwezen naar het gestelde onder 4.4 van de tussenbeslissing.

 

4    VERDERE BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    De raad heeft bij tussenbeslissing van15 december 2014 (kort samengevat) de klacht omschreven. Het betreft het onjuist invullen van de werkbriefjes van de tolk mevrouw X. door verweerder waarbij er tolktijd is ingevuld terwijl er niet getolkt is, dan wel meer tolktijd is ingevuld dan er daadwerkelijk getolkt is, dan wel gedeclareerd is als dienst op locatie terwijl er telefonisch is getolkt en/of gedeclareerd is terwijl de dienst reeds was geannuleerd.

4.3    Aan de deken is in genoemde tussenbeslissing opgedragen nader onderzoek te doen naar onder meer de tolkenbriefjes van mevr. X. en de andere tolken van wier diensten verweerder gebruik heeft gemaakt. Als erkend staat vast dat verweerder in een

aantal gevallen de tolkenbriefjes onjuist heeft ingevuld. Uit de brief van de deken van

12 januari 2015 (met bijlagen) blijkt naar het oordeel van de raad niet zonder meer dat alleen de tolkenbriefjes van mevrouw X. onjuist zijn ingevuld, en dat die van andere tolken altijd juist zijn ingevuld. Bovendien is niet komen vast te staan dat alle tolkenbriefjes van mevrouw X. onjuist zijn ingevuld, zoals ook door tolkenbureau C. is erkend. Er is inderdaad soms te veel tijd genoteerd en soms zijn afspraken niet tijdig geannuleerd en soms is ook tolktijd genoteerd terwijl er niet getolkt is. Verweerder heeft gemotiveerd aangevoerd waarom er soms afwijkingen hebben plaats vonden. Zo is in sommige gevallen ingevuld dat er op locatie was getolkt, terwijl er in werkelijkheid telefonisch was getolkt; bijvoorbeeld omdat mevrouw X. niet tijdig was verschenen en er daarom telefonisch getolkt moest worden. Ook is soms onjuist gehandeld bij annuleringen ter zake van tolkendiensten van mevrouw X., bijvoorbeeld met betrekking tot een met een concreet projectnummer aangeduide zaak. In die zaak zou tolkenbureau C. geen bericht van annulering hebben doorgegeven aan mevrouw X. Daarom is het werkbriefje wel afgetekend. Ook hebben zich gevallen voorgedaan waarin de cliënt, zonder nader bericht, niet was verschenen, terwijl de tolk er wel was.

4.4    Voorts heeft verweerder naar aanleiding van het verwijt dat teveel tijd werd aangevraagd voor mevrouw X., aangevoerd dat, wanneer een tolk in de taal D. was aangevraagd (mevrouw X. was geen tolk in die taal), de tolk slechts kort aanwezig hoefde te zijn, namelijk alleen bij de zitting, omdat verweerder zelf de taal D. spreekt en buiten de zitting om geen behoefte had aan een tolk. Bovendien tolkte mevrouw X. in zaken die meer tijd vergden en niet in zaken van vreemdelingenbewaring, die over het algemeen kort van duur zijn, voor verweerder.

4.5    De raad constateert dat de overgelegde tolkenbriefjes alleen betrekking hebben op de periode dat verweerder bij mevrouw Y. werkte en niet op de periode van daarvóór toen verweerder bij mr. Z. werkzaam was en baseert haar oordeel alleen op de periode dat verweerder bij mr. Y. werkzaam was. Naar eigen zeggen tekende verweerder de briefjes in de tijd dat hij werkte bij mr. Z op dezelfde wijze af.

4.6    De raad is van oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld nu vaststaat dat verweerder de tolkenbriefjes zowel in zaken van mevrouw X. als ook in zaken, waar andere tolken bij betrokken waren, niet correct heeft ingevuld. Niet gebleken is echter dat verweerder structureel anders heeft gehandeld in zaken van mevrouw X. dan in zaken waarin hij gebruikmaakte van andere tolken en bewust heeft geprobeerd mevrouw X. te bevoordelen. Niet onaannemelijk is het argument van verweerder dat hij de handelwijze omtrent het invullen van de tolkenbriefjes heeft geleerd van zijn vorige patroon, mr. Z., die het blijkbaar niet op de juiste wijze deed. Overigens kan dit argument verweerder niet baten omdat hij als advocaat zelf de verantwoordelijkheid draagt voor het op de juiste wijze invullen van de tolkenbriefjes. Verweerder moet toch geconstateerd hebben dat er een discrepantie zat tussen de werkelijkheid en de opgave die hij deed in de tolkenbriefjes, zoals hij dat blijkbaar van zijn patroon mr. Z. had geleerd. Daarbij dient wel bedacht te worden dat verweerder stagiaire was en zijn eerste patroon hem mogelijk een onjuiste handelwijze heeft voorgehouden, althans hem niet adequaat heeft gecontroleerd. De tweede patroon mr. Y. heeft hier blijkbaar ook geen verandering in aangebracht. Dit klachtonderdeel is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel b)

4.7    Ook dit klachtonderdeel is gegrond. Mr. Y. heeft tegenover de deken verklaard dat zij niet bekend was met de referentiebrief van 23 mei 2014 op het briefpapier van het kantoor van mr. Y. die is ondertekend met ‘medewerkers advocatenkantoor Y.’ (afkorting-raad), Vaststaat dat die brief is ondertekend door verweerder. Verweerder is vervolgens door mr. Y. met onmiddellijke ingang op non-actief gesteld. Nu verweerder niet heeft kunnen aantonen dat mr. Y. heeft ingestemd met deze brief op briefpapier van haar kantoor, terwijl mr. Y. ontkent bekend te zijn met de brief, houdt de raad het ervoor dat mr. Y. niet op de hoogte was van deze brief. Derhalve is ook dit klachtonderdeel gegrond.

 

5    MAATREGEL

         Gelet op de omstandigheden van het geval en het feit dat gebleken is dat de onjuiste invulling van de briefjes heeft plaatsgevonden tijdens de stage van verweerder waarbij het aannemelijk is dat verweerder door zijn voormalige patroon niet is gecontroleerd en deze wellicht verweerder de onjuiste handelwijze heeft voorgehouden, en ook gezien het feit dat verweerder ter zitting de onjuistheid van zijn handelwijze heeft ingezien, komt de raad tot de maatregel van een voorwaardelijke schorsing voor onderstaande periode.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

-    bepaalt dat de schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de raad van discipline later anders zal bepalen op de grond dat verweerder voor het einde van de hierna vast te stellen proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art.46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging.

-    stelt de proeftijd vast op een periode van twee  jaar, ingaande op de dag dat deze  beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. N.H.M. Poort, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl