Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:67

Zaaknummer

L 119 - 2014

Inhoudsindicatie

Een advocaat dient ook indien zijn kosten door de assuradeur van de wederpartij worden betaald, met de cliënt de financiële gevolgen, waaronder de mogelijkheden van een toevoeging, van zijn werkzaamheden te bespreken, voor het geval die assuradeur die kosten niet (meer ) voor zijn rekening neemt.

Inhoudsindicatie

Het betaamt een behoorlijk advocaat niet om te dreigen met een aansprakelijkstelling indien tegen hem een klacht wordt ingediend.

Inhoudsindicatie

Het betaamt een behoorlijk handelend advocaat evenmin zich tot de Raad voor Rechtsbijstand te wenden met vragen over een door die Raad aan een andere advocaat afgegeven toevoeging. Dit geldt temeer wanneer die toevoeging is afgegeven in een (klacht)zaak tegen de betreffende advocaat.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; berisping

Uitspraak

Beslissing van  9 maart 2015

in de zaak L 119-2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

     

     klagers

 

 

                      

                      tegen:

 

 

                     

 

                    

                       

 

                      verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 30 april 2014 met kenmerk DOK 386, door de raad ontvangen op 1 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 januari 2015 in aanwezigheid van klager sub 2 en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 30 april 2015, met bijlagen

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klager sub 2 is op 22 maart 2007 een verkeersongeval overkomen. De assuradeur van de wederpartij van klager sub 2, verder te noemen X, heeft bij  brieven dd. 28 en 31 maart en 5 april 2007 aan klager sub 2 bericht de autoschade te zullen vergoeden. Op 24 april 2007 heeft klager sub 2 zich tot verweerder gewend. Verweerder schreef bij brief dd. 27 april 2007 aan X onder meer het volgende:

“Ik heb met client afgesproken dat ik voor hem werkzaam zal zijn op basis van € 225,- per uur, exclusief 19% BTW en 5% dossier- en administratiekosten.”  

Verweerder heeft bij brief dd. 27 april 2007 aan klager de opdracht bevestigd met gelijktijdige toezending van een kopie van de brief aan X .

X heeft bij brief dd. 14 mei 2007 de erkenning van de aansprakelijkheid bevestigd.

 

2.2      X heeft in oktober 2011 per e-mail aan verweerder voorgesteld een regelingsvoorstel aan X te doen, waarover overleg kon plaatsvinden. Verweerder heeft op 26 februari 2012 per e-mail een schadestaat ter goedkeuring aan klager sub 2 toegezonden.  Verweerder heeft hierover overleg met (de echtgenote van) klager sub 2 gevoerd. Afgesproken werd dat verweerder nader bericht van (de echtgenote van) klager sub 2 zou afwachten.

2.3      Verweerder heeft, zonder nader bericht van (de echtgenote van) klager te hebben ontvangen, op 15 maart 2012, onder verzending van een schadestaat, een voorstel aan X toegezonden. Klager sub 2 kon zich hiermee niet verenigen. Klager sub 2 heeft per e-mail dd. 18 maart 2012 aan verweerder zijn onvrede geuit en aan X bericht dat het voorstel voor hem niet acceptabel was, met de mededeling dat hij een second opinion zou vragen. Verweerder heeft bij brief dd. 20 maart 2012 aan klager sub 2 bericht dat het hem ontschoten was, dat hij eerst toestemming zou afwachten en heeft zijn excuses aangeboden.

2.4      De werkzaamheden van verweerder tot en met juni 2011 zijn door verweerder bij X in rekening gebracht en door X voldaan Op 3 mei 2012 heeft verweerder zijn nota over de periode 2011 t/m maart 2012 aan X toegezonden. Bij brief dd. 17 mei 2012 heeft X aan verweerder bericht niet meer tot betaling van zijn nota’s over te gaan. X verwees verweerder voor betaling van zijn verdere nota’s naar klager sub 2.

2.5      Klager heeft zich in mei 2012 tot een andere advocaat gewend. Verweerder heeft klager sub 2 bij brief dd. 29 mei 2012 bericht de behandeling van de zaak neer te leggen. Hij berichtte voorts dat er nog een bedrag ad € 6.600,- aan kosten openstond. De opvolgend advocaat van klager sub 2 heeft verweerder bij brief dd. 1 juni 2012 bericht ervan uit te gaan dat hij zijn redelijke kosten van bijstand bij X zou indienen. Verweerder heeft hem bij brief dd. 29 juni 2012 bericht dat X hem had bericht dat hij zich voor de kosten tot klager sub 2 diende te wenden. Hij stelde het dossier pas te zullen overhandigen zodra klager sub 2 een verklaring had ondertekend waarin hij X toestemming verleende om de laatste rekening van verweerder van de slotbetaling af te trekken.

2.6      In december 2012 heeft klager sub 2 ter beëindiging van de zaak een vaststellingsovereenkomst met X gesloten. Verweerder heeft bij brief dd. 20 december 2012 aan klager sub 2 bericht begrepen te hebben dat de zaak met X was afgerond middels een slotuitkering, waarin ook de buitengerechtelijke kosten waren verdisconteerd. Verweerder vorderde betaling van het bij hem nog openstaande bedrag van € 6.600,-.

2.7      Op 8 januari 2013 heeft X een bedrag van  € 3.500,- aan verweerder betaald.

2.8      Op 21 februari 2013 heeft verweerder klager sub 2 gedagvaard en betaling van de bedragen ad € 2.169,69 , € 569,71 en € 658,48, vermeerderd met de wettelijke rente, gevorderd. Klager sub 1 heeft in deze procedure namens klager sub 2 verweer gevoerd. De kantonrechter heeft zich bij tussenvonnis dd. 9 oktober 2013 onbevoegd verklaard en de zaak ter begroting verwezen naar de Raad van Toezicht. Verweerder heeft op 8 januari 2014 hoger beroep ingesteld tegen het tussenvonnis van de kantonrechter.

2.9      Verweerder heeft bij brief dd. 11 oktober 2013 het volgende aan klager sub 1 geschreven:

“Als u om volstrekt zinledige redenen, een klacht tegen mij indient bij de Raad van Toezicht dan houd ik u dan wel uw client persoonlijk aansprakelijk voor alle schade die door het indienen van die klacht daaruit voor mij voortvloeit. De schade zal voornamelijk bestaan uit omzetderving a raison van € 240,00 per uur. “

 

  2.10   Verweerder heeft zich bij brieven dd. 10 oktober en 8 november 2013 tot de Raad voor Rechtsbijstand gewend met het verzoek hem te informeren op welke gronden klager sub 1 de door de Raad aan hem verleende toevoeging, betreffende een tuchtrechtzaak van klager sub 2 tegen verweerder, had aangevraagd.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder klager sub 2 niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp;

2.    verweerder geen betalingsafspraken met klager sub 2 heeft gemaakt;

3.    verweerder voor klager sub 2 geen resultaat geboekt heeft; hij heeft de schade van klager sub 2 niet in kaart gebracht en onderbouwd

4.    verweerder klager sub 2 rauwelijks heeft gedagvaard voor de kantonrechter;

5.    verweerder, als reactie op de onderhavige tuchtklacht, klagers heeft gedreigd met een schadeclaim;

6.    verweerder de Raad voor Rechtsbijstand in zijn brieven van 10 oktober en 8 november 2013 aan de Raad voor Rechtsbijstand onjuist heeft geinformeerd en zijn geheimhoudingsplicht heeft geschonden. Verweerder heeft immers op 8 november 2013, onder verwijzing naar het vonnis van de kantonrechter dd. 9 oktober 2013, aan de Raad geschreven dat er geen tuchtrechtzaak tegen hem bestond. Hij heeft bovendien informatie uit zijn client/advocaat relatie prijsgegeven aan de Raad.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft de met klager gemaakte betalingsafspraken vastgelegd in zijn  brief dd. 27 april 2007 aan X. Verweerder heeft klager sub 2 hiervan bij brief dd. 27 april 2007 een afschrift toegezonden.

4.2      Verweerder heeft onderhandeld met I. en een schadestaat opgemaakt. Verweerder betwist hierbij onzorgvuldig te hebben gehandeld. Het is gebruikelijk dat het in een letselschadezaak lang duurt voordat de verzekeraar bereid is tot betaling over te gaan. Hij heeft het eindvoorstel abusievelijk naar I. gestuurd zonder het definitieve concept tevoren met klager sub 2 te hebben besproken. Verweerder heeft hiervoor zijn excuses aangeboden aan klager sub 2.

4.3      Verweerder heeft klager sub 2 niet rauwelijks gedagvaard. Hij heeft op 20 december 2012 aan klager sub 2 geschreven betaling te verlangen, mèt specificatie. Hij heeft hierop geen reactie van klager sub 2 ontvangen. Daarna heeft verweerder een dagvaarding doen uitgaan.

4.4      Verweerder heeft in zijn brieven aan de Raad voor Rechtsbijstand enkel gevraagd op welke gronden klager sub 2 een toevoeging voor het verkrijgen van een toevoeging in een tuchtrechtprocedure had aangevraagd. Verweerder heeft géén geheime informatie aan de Raad verstrekt.

4.5      De klacht van klagers dd. 25 oktober 2013 tegen verweerder is door de deken pas op 12 november 2013 aan verweerder doorgestuurd, zodat hij de Raad niet onjuist heeft voorgelicht door op 8 november 2013 te schrijven dat er nog niets met de toevoeging was gebeurd.

 

5          BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2      Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is gebleken dat verweerder tijdens het intakegesprek met klager sub 1 over de kosten heeft gesproken in die zin dat deze door de assuradeur zouden worden betaald. Verweerder heeft klager een kopie gestuurd van zijn brief aan de assuradeur,waaruit blijkt dat hij een uurtarief ad € 225, in rekening zou brengen. Dit betekent niet dat verweerder, zoals hij ten onrechte stelt, met klager heeft afgesproken dat hij hem een uurtarief ad €225,- in rekening zou brengen indien de assuradeur niet (meer) zou betalen. Indien en voor zover verweerder van mening was dat klager hem kosten verschuldigd zou worden indien de verzekeraar niet (meer) zou betalen, had van hem verwacht mogen worden dat hij dit aan klager had medegedeeld en schriftelijk bevestigd. Eveneens had van verweerder verwacht mogen worden dat hij, voor het geval deze situatie zich zou voordoen, de mogelijkheden van een toevoeging zou hebben besproken. Voor zover verweerder niet bereid was op basis van een toevoeging werkzaamheden te verrichten, had hij dit vooraf aan klager sub 2 kenbaar behoren te maken. Een advocaat mag alleen dan op betalende basis werkzaamheden voor een cliënt, die in aanmerking komt voor een toevoeging, verrichten, indien deze daarvan uitdrukkelijk afziet. Om misverstanden te voorkomen dient de advocaat dit schriftelijk vast te leggen. Nu verweerder geen betalingsafspraken heeft gemaakt en evenmin de mogelijkheden van een toevoeging heeft besproken zal de raad de eerste twee onderdelen van de klacht gegrond verklaren.

5.3      Het derde klachtonderdeel heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. Het is niet ongebruikelijk dat de afwikkeling van een letselschadezaak geruime tijd in beslag neemt. Op grond van de aan de raad overgelegde stukken is niet komen vast te staan dat verweerder zich onvoldoende zou hebben ingespannen om een voor klager sub 2 zo gunstig mogelijk resultaat te bereiken. Verweerder heeft een schadestaat opgemaakt Klager sub 2 heeft zich voordat de zaak is afgerond tot een andere advocaat gewend. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder zich onvoldoende voor klager sub 2 heeft ingespannen en dat hij geen resultaat heeft geboekt zal de raad het derde onderdeel van de klacht als ongegrond afwijzen.

5.4      Het verwijt dat verweerder klager sub 2 rauwelijks heeft gedagvaard treft geen doel. Verweerder heeft klager sub 2 immers bij brief dd. 20 december 2012 gesommeerd tot betaling over te gaan en bij gebreke daarvan rechtsmaatregelen aangekondigd. Het vierde klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

5.5      Vast staat dat verweerder klagers heeft gedreigd met een aansprakelijkstelling voor de door hem door het indienen van een klacht te lijden schade. Het betaamt een behoorlijk advocaat niet om te dreigen met een aansprakelijkstelling indien tegen hem een klacht wordt ingediend. Verweerder heeft weliswaar nadien aan klager sub 2 excuses aangeboden, maar dit doet niets af aan het onbetamelijke van zijn handelen. Het vijfde onderdeel van de klacht is gegrond

5.6      Vast staat dat verweerder zich tot de Raad voor Rechtsbijstand heeft gewend in verband met de door de Raad voor Rechtsbijstand aan klager sub 2 afgegeven toevoeging. Een advocaat mag ervan uitgaan dat de Raad voor Rechtsbijstand op juiste gronden op een toevoegingsaanvraag beslist. Het betaamt een behoorlijk handelend advocaat niet zich tot de Raad voor Rechtsbijstand te wenden met vragen over een door die Raad aan een andere advocaat afgegeven toevoeging. Dit geldt temeer wanneer die toevoeging is afgegeven in een (klacht)zaak tegen de betreffende advocaat. Het zesde klachtonderdeel is eveneens gegrond.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad is van oordeel dat het niet vastleggen van financiele afspraken een advocaat ernstig valt aan te rekenen. De raad overweegt dat aan verweerder eerder tuchtrechtelijke maatregelen zijn opgelegd. Enkel omdat deze maatregelen zijn opgelegd nádat het aan verweerder verweten handelen heeft plaatsgevonden, zal de raad volstaan met het opleggen van een berisping.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de onderdelen 1, 2, 5 en 6 gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van berisping op;

verklaart de klachtonderdelen 3 en 4 ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M. Schaeken en N.M Lindhout-Schot, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 maart 2015 .

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 maart 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klagers

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klagers

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl