Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:70
Zaaknummer
15-006A
Inhoudsindicatie
60b-verzoek. Er bestonden zorgen over de financiële positie van verweerders kantoor. Na onderzoek door de unit FTA zijn deze toegenomen. Er was sprake van een oplopend negatief eigen vermogen en een negatieve liquiditeitspositie. Verweerder had onvoldoende inzicht in de financiële positie van zijn kantoor. Ook kleefden gebreken aan de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder en kon niet worden vastgesteld of het contante geldverkeer volledig en juist was verantwoord. De unit FTA heeft aanbevelingen gedaan die niet zijn opgevolgd. 60b-verzoek toegewezen.
Uitspraak
Beslissing van 16 maart 2015
in de zaak 15-006A
naar aanleiding van het verzoek in de zin
van art. 60b lid 1 van de Advocatenwet van:
de deken van de Orde van Advocaten
in het arrondissement
deken
met betrekking tot:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 15 januari 2015 met kenmerk 40-13-0732, door de raad ontvangen op 16 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam een verzoek als bedoeld in artikel 60b lid 1 Advocatenwet ten aanzien van verweerder bij de raad ingediend.
1.2 Het verzoek is behandeld ter zitting met gesloten deuren van de raad van
9 februari 2015. De deken, vergezeld door de plaatsvervangend deken mr. E.J. Henrichs en mevrouw mr. B.Th.L.M. Roest Crollius-Wijte, werkzaam op het bureau van de orde, is verschenen. Verweerder is tevens verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 t/m 27, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het verzoek ex artikel 60b Advocatenwet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij brief van 17 april 2013 heeft de deken aan verweerder bericht dat hij zich zorgen maakte over diens financiële situatie. Dat gebeurde naar aanleiding van een in februari 2013 door een advocaat tegen verweerder ingediende klacht met betrekking tot het niet betalen van griffierecht. Verweerder wordt in deze brief verzocht om de jaarrekening over 2012 met spoed aan de deken te zenden.
2.3 Verweerder verzocht hierop om uitstel, hetgeen hem bij brief van 29 april 2013 van de voormalig deken is verleend en wel tot 1 juli 2013, met als voorwaarde dat verweerder de jaarrekening over 2011 binnen twee weken na dagtekening van de betreffende brief zou toezenden. De deken kondigde aan dat hij, indien verweerder daaraan niet zou voldoen, de raad van discipline zou verzoeken om een rapporteur aan te stellen om een onderzoek naar verweerders praktijk in te stellen.
2.4 Daarop heeft verweerder kenbaar gemaakt deze termijnen niet te kunnen halen en opnieuw om uitstel gevraagd. Zulks is voor de deken aanleiding geweest om verweerder uit te nodigen voor een gesprek, dat op 11 juni 2013 heeft plaatsgevonden. Het gespreksverslag (p. 13 van het dossier) wordt op 10 juli 2013 aan verweerder toegezonden. In de begeleidende brief wordt ook aan verweerder gemeld dat hij de hoofdelijke omslag al geruime tijd niet heeft voldaan en dat een bedrag van € 1.059,60 openstaat. Voor het aanleveren van de jaarstukken over 2011 en 2012 krijgt verweerder uitstel tot 31 juli 2013.
2.5 Op 19 juli 2013 zendt verweerder de jaarrekening over 2010 toe.
2.6 Op 24 juli 2013 wordt verweerder nogmaals verzocht om de hoofdelijke omslag te voldoen.
2.7 Op 29 juli 2013 verzoekt verweerder opnieuw om uitstel voor het toezenden van de jaarstukken over 2011 en stelt hij een betalingsregeling voor ten aanzien van de hoofdelijke omslag. Bij brief van 31 juli 2013 wordt aan verweerder opnieuw uitstel verleend voor wat betreft de jaarstukken 2011, namelijk tot 15 augustus 2013, en wordt het betalingsvoorstel geaccepteerd.
2.8 Op 20 augustus 2013 bericht verweerder aan de deken dat het zijn adviseur mr. X niet is gelukt om de jaarrekening over 2011 tijdig af te hebben. De deken heeft verweerder vervolgens op 22 augustus 2013 bericht dat hij de raad van discipline zal verzoeken om een rapporteur te benoemen die onderzoek doet naar de financiële huishouding van het kantoor van verweerder.
2.9 Bij fax van 26 augustus 2013 (gedateerd 20 augustus 2013) heeft verweerder de jaarrekening over 2011 toegezonden. De deken heeft de ontvangst daarvan op 29 augustus 2013 bevestigd en aan verweerder opnieuw zijn zorgen kenbaar gemaakt over de precaire financiële situatie van het kantoor van verweerder die uit de betreffende jaarstukken blijkt. Aan verweerder wordt verzocht om binnen twee weken opgave te doen van de direct opeisbare schulden en vorderingen in zijn praktijk; van het inschakelen van de raad van discipline zal dan voorlopig worden afgezien.
2.10 Verweerder verzoekt op 12 september 2013 – en verkrijgt vervolgens op 18 september 2013 – uitstel tot 20 september 2013 voor de beant¬woor¬ding van de brief van 29 augustus 2013. Zijn antwoordt zendt verweerder op 23 september 2013.
2.11 Op 7 oktober 2013 verzoekt de deken verweerder om nog ontbrekende informatie toe te zenden en verzoekt hij verweerder tevens om de jaarrekening over 2012 vóór 11 oktober 2013 toe te zenden, omdat hij verweerders positie op die datum in de vergadering van de raad van toezicht wil bespreken.
2.12 Bij brief van 10 oktober 2013 levert verweerder aanvullende informatie aan over de openstaande leningen. De jaarrekening 2012 voegt hij niet bij, maar hij meldt dat zijn adviseur mr. X deze de daaropvolgende week zal hebben opgesteld.
2.13 Bij brief van 25 oktober 2013 informeert de deken verweerder dat de raad van toezicht zich op de ontwikkelingen binnen verweerders kantoor en in het bijzonder de financiële aspecten daarvan heeft beraden. De raad van toezicht acht het zinvol dat een plan van aanpak wordt opgesteld met betrekking tot de financiën en dat er tweewekelijks overleg plaatsvindt met mr. E.J. Henrichs, lid van de raad van toezicht.
2.14 Op 14 januari 2014 vindt een bespreking plaats ten kantore van mr. Henrichs. De inhoud van het gesprek wordt bij brief van 15 januari 2014 aan verweerder bevestigd en verweerder wordt erop gewezen dat actie van zijn kant noodzakelijk is.
2.15 Bij e-mail van 29 januari 2014 zendt verweerder de balans en de winst- en verliesrekening over 2012 van zijn praktijk. Hij zegt toe uiterlijk 31 januari 2014 een overzicht van de zakelijke en privéschulden per 31 december 2012 of 2013 toe te zenden. Verweerder laat na om het overzicht toe te zenden.
2.16 Omdat verweerder in gebreke blijft met de nakoming van de gemaakte afspraken bericht mr. Henrichs verweerder bij e-mail van 15 mei 2014 dat zijn geduld is opgeraakt. Mr. Henrichs schrijft dat hij geen andere mogelijkheid ziet dan de Unit Financieel Toezicht Advocatuur (de “unit FTA”) te vragen onderzoek te doen naar de financiële situatie van het kantoor van verweerder. Mr. Henrichs verzoekt verweerder tevens om bij hem langs te komen.
2.17 Mr. Henrichs heeft de unit FTA op 23 mei 2014 gevraagd om een onderzoek uit te voeren naar het kantoor van verweerder. Verweerder heeft met het onderzoek ingestemd. De uitkomsten daarvan zijn op 14 juli 2014 door de heer A.E.R. Blok RA van de unit FTA toegezonden. Uit het onderzoek blijkt onder meer dat de financiële positie van het kantoor reden geeft tot zorg. Tevens blijkt daaruit dat verweerder in voorkomend geval bedragen op de derdenrekening verrekent met openstaande declaraties zonder dat hij daarvoor vooraf verzoekt om de ondubbelzinnige instemming van de cliënt.
2.18 Naar aanleiding van het onderzoek worden de volgende aanbevelingen gedaan:
“1. Het is noodzakelijk dat de liquiditeit en de solvabiliteit van het kantoor op korte termijn worden verbeterd.
2. Het is noodzakelijk dat op korte termijn een nieuwe bestuurder van de stichting Beheer Derdengelden wordt benaderd.
3. Pas procedures en documenten derdengelden aan, in ieder geval voor de fiattering medebestuurder en voor de ondubbelzinnige instemming van cliënten.
4. Draag zorg voor een juiste en volledige verslaglegging van het contante geldverkeer via een kasboek.
Het monitoren van deze aanbevelingen is van groot belang. Om die reden acht de unit FTA het van belang dat binnen 1 maand na afloop van elk kwartaal met ingang van het derde kwartaal 2014 aan de unit FTA de volgende gegevens worden gezonden:
- de balans van ieder kwartaal plus cumulatief met toelichting;
- de resultatenrekening van ieder kwartaal plus cumulatief;
- de jaarrekening van het kantoor 2014 binnen 3 maanden na afloop van het boekjaar;
Bovendien acht de unit FTA gelet op vorenstaande bevindingen een vervolgonderzoek in het eerste kwartaal van 2015 noodzakelijk. Dit onderzoek zal zich dan richten op de implementatie van de verbeteringsmaatregelen.”
2.19 Naar aanleiding van rapport van de unit FTA van 14 juli 2014 heeft een gesprek tussen verweerder en mr. Henrichs plaatsgevonden, waarvan mr. Henrichs de inhoud op 11 september 2014 aan verweerder heeft bevestigd. Verweerder heeft in het gesprek gemeld te kunnen instemmen met de aanbevelingen.
2.20 In zijn e-mail van 22 september 2014 heeft mr. Henrichs gewezen op het belang van de tijdige ontvangst van de kwartaalrapportages. Ondanks rappel heeft verweerder deze niet uiterlijk 1 november 2014 aan de deken verzonden. Bij e-mail van 4 november 2014 laat verweerder weten dat hij voorrang geeft aan zijn praktijk.
2.21 Bij brief van 19 november 2014 heeft mr. Henrichs verweerder bericht dat zijn e-mail van 4 november 2014 is besproken in de raad van toezicht en dat deze heeft geoordeeld dat er geen rechtvaardiging is voor het niet-naleven van de afspraken. Mr. Henrichs bericht verweerder dat er niet zal worden overgegaan tot het nemen van tuchtrechtelijke stappen alvorens de unit FTA de benodigde kwartaalrapportage heeft opgesteld en de heer Blok daarover contact heeft opgenomen met verweerder. Dat is op 20 november 2014 gebeurd en verweerder is verzocht om een overzicht te verstrekken van de benodigde documenten. Hierop heeft verweerder op 24 november 2014 gereageerd door te stellen dat hij niet over alle documenten beschikt. De benodigde stukken heeft hij vervolgens niet verstrekt. Op 2 december 2014 heeft mr. Henrichs verweerder dringend opgeroepen om volledige mede-werking te verlenen. Daaraan heeft verweerder niet voldaan.
2.22 Mr. Henrichs heeft verweerder op 3 december 2014 bericht dat tuchtrechtelijke stappen zullen volgen indien hij geen tijdige en volledige medewerking aan het vervolgonderzoek zal verlenen. Verweerder heeft vervolgens gesteld aan dat verzoek niet te kunnen voldoen. De unit FTA heeft zijn bemoeienissen vervolgens gestaakt.
2.23 Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij niet beschikt over een waarnemer voor zijn praktijk in geval van zijn afwezigheid.
3 VERZOEK
3.1 De deken verzoekt de raad om verweerder met toepassing van artikel 60b lid 1 van de Advocatenwet met onmiddellijke ingang voor onbepaal¬de tijd te schorsen in de uitoefening van zijn praktijk.
4 BEOORDELING
4.1 Uit het rapport van de unit FTA van 14 juli 2014 (hierna: het rapport) blijkt dat de financiële positie van het kantoor van verweerder zorgwekkend is doordat er sprake is van een oplopend negatief eigen vermogen en een negatieve liquiditeitspositie. Verweerder heeft onvoldoende inzicht in de financiële positie van zijn kantoor. De mondelinge huurovereenkomst van het kantoor van verweerder vormt een risico, omdat de onderhuurders elk moment kunnen vertrekken met alle gevolgen voor de cashflow van dien. Ook kleven er gebreken aan de Stichting Derdengelden van het kantoor van verweerder en kan niet worden vastgesteld of het contante geldverkeer volledig en juist is verantwoord.
4.2 Hoewel verweerder naar aanleiding van het rapport van de unit FTA heeft aangegeven dat hij met de daarin opgenomen aanbevelingen (zie hiervoor onder 2.18) kan instemmen, heeft hij ondanks vele verzoeken en herhaalde aanmaningen niet aan die aanbevelingen voldaan. Verweerder heeft ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om nog (financiële) gegevens te sturen voor de mondelinge behandeling van 9 februari 2015. Daarnaar gevraagd tijdens de zitting heeft verweerder aangegeven dat hij geen tijd had om aan de aanbevelingen van het rapport te voldoen. Door dit nalaten van verweerder is de raad van oordeel dat verweerder de ernst van de situatie onvoldoende inziet. De zorgen over de financiële positie van het kantoor van verweerder zijn sinds het onderzoek door de unit FTA alleen maar verder toegenomen. De raad rekent verweerder aan dat hij stelselmatig te laat en onvoldoende tot geen inzicht heeft verschaft in de financiële positie van zijn kantoor. Verweerder heeft ook tijdens de zitting niet duidelijk kunnen maken hoe hij op (korte) termijn in staat zou zijn om zijn praktijk behoorlijk uit te oefenen.
4.3 Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt de raad dat verweerder blijvend of tijdelijk niet in staat is zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen. De raad is van oordeel dat dit moet leiden tot het treffen van de maatregel zoals door de deken is verzocht.
4.4 De raad wijst het verzoek van de deken om verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd te schorsen toe. Op grond van artikel 60b lid 7 Advocatenwet kan verweerder de raad in de toekomst verzoeken de schorsing op te heffen indien en wanneer verweerder zijn praktijk weer behoorlijk kan uitoefenen.
BESLISSING
De raad van discipline:
- schorst verweerder met onmiddellijke ingang voor onbepaalde tijd in de uitoefening van de praktijk.
Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp, G.J.W. Pulles, H.B. de Regt, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 16 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
- de rechtbank te Amsterdam
- het college van toezicht
- het bestuur van de raad voor rechtsbijstand
- de secretaris van de algemene raad
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Hoger beroep schorst niet de werking van deze beslissing.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl