Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:43

Zaaknummer

14-182

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft niet kunnen aantonen klaagster (afdoende) te hebben geïnformeerd over de te volgen strategie. 

Inhoudsindicatie

Evenmin is gebleken dat verweerster heeft vastgelegd dat klaagster instemde met voortzetting van de door verweerster gekozen strategie. Juist omdat klaagster hier vragen over bleef stellen en hierover duidelijk een verschil van inzicht bestond, had dit wel op haar weg gelegen. Klaagster had moeten worden duidelijk gemaakt wat zij van verweerster kon verwachten. Het wordt verweerster tuchtrechtelijk verweten dat zij hierover onduidelijkheid heeft laten bestaan. Klachten deels gegrond. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-182

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw [    ]

adres

klaagster

tegen:

mr. X

advocaat te H.

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 5 november 2014 met kenmerk RvT 14-0124/TRC/ml,  door de raad ontvangen op 6 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door de heer H. Koerts. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 5 november 2014 inclusief de op de inventarislijst genoemde stukken alsmede van de faxbrief van verweerster van 12 december 2014 en de nagekomen brief van klaagster van 17 december 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

Verweerster heeft klaagster bijgestaan in een conflict met haar ex-partner, met wie zij in Frankrijk diverse zakelijke activiteiten had ontplooid. Op een zogenaamde Carpa-rekening stond nog een bedrag in depot van ruim € 80.000,-. Klaagster schakelde verweerster in 2010 in om te bereiken dat het saldo van de rekening aan haar zou worden uitgekeerd. Hierover was al eerder een bodemprocedure gevoerd. Vast stond dat klaagster aanspraak kon maken op het saldo van de bankrekening, na aftrek van de op die rekening opgebouwde rente.

2.2    Verweerster heeft klaagster aanvankelijk geadviseerd om met haar ex-partner in overleg te treden over de Franse bankrekening. Verweerster was geen voorstander van beslaglegging. Er waren al enkele procedures over de bankrekening gevoerd en deze hadden er uiteindelijk toe geleid dat het klaagster – bij kort geding vonnis van 28 januari 2009- was verboden een bodemvonnis van 13 augustus 2003, te executeren.

2.3    Na aandringen van klaagster heeft verweerster er in mei 2013 toch voor gekozen (opnieuw) beslag te laten leggen op het pensioen van de ex-partner. Dit beslag is –tegen de zin van klaagster- in juli 2013 door de deurwaarder opgeheven nadat de wederpartij zich hiertegen verzette en verweerster niet reageerde op  de bezwaren van de wederpartij.

2.4    Klaagster heeft herhaalde malen aangedrongen op herleving van het beslag. Aan dit verzoek heeft verweerster geen gehoor gegeven. Zij adviseerde klaagster opnieuw een bodemprocedure te voeren.

2.5    Bij brief van 6 mei 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.6    Na de indiening van de klacht heeft klaagster zelf een deurwaarder ingeschakeld en hem opdracht gegeven over te gaan tot tenuitvoerlegging van het vonnis van 13 augustus 2003. Deze deurwaarder heeft een zgn. deurwaarders-kort geding aanhangig gemaakt en de voorzieningenrechter de vraag voorgelegd of het kort gedingvonnis van 29 januari 2009 in de weg stond aan de bevoegdheid van klaagster om het bodemvonnis van 13 augustus 2003 te executeren. In dit kort geding heeft de voorzieningenrechter bepaald dat het klaagster vrij stond om over te gaan tot de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 13 augustus 2003.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    Niet meer te reageren op de brieven van klaagster;

b)    Niet te reageren op de noodkreet van de deurwaarder;

c)    Het compleet af te laten weten;

d)    Totaal verkeerde voorstellen te doen waaruit bleek dat het dossier niet gelezen was.

4    VERWEER

4.1    Verweerster is van mening dat de klachten ongegrond zijn. Zij heeft getracht het jarenlange conflict tussen klaagster en haar ex-partner definitief te beslechten. In haar visie bood het leggen van beslag geen oplossing en zij heeft getracht klaagster hiervan te overtuigen, hetgeen haar niet is gelukt.

4.2    Verweerster stelt alle brieven van klaagster te hebben beantwoord, maar niet in herhaling te zijn gevallen. Zij betwist het dossier niet te kennen.

4.3    Van het geinde bedrag van € 1.500,- heeft zij de kosten van de deurwaarder betaald omdat klaagster deze niet wilde betalen. Er staat volgens verweerster nog een nota open.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3    De raad zal de klachten met inachtneming van het hiervoor overwogene beoordelen.

ad klachtonderdeel a)

5.4    Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij niet heeft gereageerd op haar brieven. In deze brieven werd gevraagd om een herleving van het beslag. Uit het verhandelde ter zitting is het de raad gebleken dat verweerster niet voelde voor een herleving van het beslag omdat de voorzieningenrechter in een eerder kort geding een verbod tot executie had opgelegd. Zij adviseerde om die reden om een nieuwe bodemprocedure aanhangig te maken. Verweerster heeft erkend dat klaagster hier niet voor voelde en bleef aandringen op executie van het bodemvonnis uit 2003.

5.5    Naar het oordeel van de raad moet een advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Als een verschil van mening tussen advocaat en cliënt over de aanpak van een zaak onoverbrugbaar blijkt, zal de advocaat de cliënt er op dienen te wijzen dat hij diens belangen niet langer kan behartigen. En in ieder geval, ook bij geringe verschillen van inzicht, zal de advocaat de cliënt moeten informeren over waarom hij de aanpak zal kiezen die hem zelf het beste voorkomt en moeten vastleggen dat de cliënt desondanks instemt met voortzetting van de belangenbehartiging door hem.

5.6    De raad constateert dat verweerster niet heeft kunnen aantonen klaagster (afdoende) te hebben geïnformeerd over de te volgen strategie.  Evenmin is gebleken dat verweerster heeft vastgelegd dat klaagster instemde met voortzetting van de door verweerster gekozen strategie. Dit had –juist omdat klaagster bleef vragen om herleving van het beslag en hierover duidelijk een verschil van inzicht bestond tussen klaagster en verweerster- wel op haar weg gelegen. Klaagster had moeten worden duidelijk gemaakt wat zij van verweerster kon verwachten. Een en ander klemt temeer nu dit alles een periode van drie en half jaar heeft beslagen. Het kan verweerster tuchtrechtelijk worden verweten dat zij hierover onduidelijkheid heeft laten bestaan.

Het eerste klachtonderdeel acht de raad dan ook gegrond.

    ad klachtonderdeel b)

5.7    In zijn brief van 22 juli 2012 schrijft de deurwaarder:

‘Wij hebben u reeds meerdere malen verzocht om nadere instructies, voor het eerst bijna twee maanden geleden. Tot op heden hebben wij, zover wij kunnen nagaan, geen enkele reactie van u ontvangen.

Zover wij de zaak kunnen beoordelen aan de hand van de door u en door de wederpartij overgelegde stukken executeren wij inderdaad onterecht het vonnis d.d. 13 augustus 2013. Wij zullen dan ook, behoudens uw tegenbericht voor 12.00 uur vanmiddag, het beslag opheffen.’

Door klaagster is aangevoerd dat de deurwaarder nadien eigener beweging het beslag heeft opgeheven, hetgeen verweerster niet heeft weersproken.

5.8    Van een advocaat mag worden verwacht dat hij de belangen van zijn cliënt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigd. Daaronder valt ook het tijdig verstrekken van instructies aan een deurwaarder die door de advocaat is ingeschakeld.

Uit hetgeen is overwogen onder 5.7 blijkt dat verweerster niet aan deze norm heeft voldaan. De klacht dat verweerster niet (voldoende) heeft gereageerd op de verzoeken van de deurwaarder om nadere instructies te geven, acht de raad dan ook gegrond.

ad klachtonderdeel c) en d)

5.9    Deze klachtonderdelen hangen samen en worden gezamenlijk beoordeeld. In deze klachtonderdelen verwijt klaagster verweerster dat zij het af zou hebben laten weten en dat zij totaal verkeerde voorstellen zou hebben gedaan waaruit bleek dat verweerster het dossier niet had gelezen.

5.10    Naar het oordeel van de raad heeft klaagster deze klachten onvoldoende onderbouwd. Op basis van het verhandelde ter zitting en de stukken die de raad ter beschikking staan, heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerster verkeerde voorstellen zou hebben gedaan. Ook is niet gebleken dat verweerster geen kennis had van het dossier. De klachtonderdelen worden als onvoldoende onderbouwd afgewezen.

6    MAATREGEL

6.1    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de hierna te nemen maatregel passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond, de klachtonderdelen c en d ongegrond en legt aan verweerster de maatregel op van een enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs  G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, K.F. Leenhout en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.