Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRARL:2015:30
Zaaknummer
14-129
Inhoudsindicatie
Echtscheidingszaak waarin verweerder optrad voor zowel de belangen van klager als zijn ex-echtgenote. Vraag of klager tegenstrijdige belangen heeft gediend en klager onvoldoende op risico’s heeft gewezen, wordt bevestigend beantwoord. Verweerder had moeten voorzien dat ondertekening van een verklaring door klager dat tijdens het huwelijk sprake is geweest van huiselijk geweld, problemen had kunnen opleveren. Geen oplegging van een maatregel vanwege de eigen verantwoordelijkheid van partijen en het feit dat het verwezenlijkte risico (strafrechtelijke vervolging) een extreem gevolg was.
Uitspraak
Beslissing van 2 februari 2015
in de zaak 14-129
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 4 augustus 2014, door de raad ontvangen op 5 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 december 2014 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn raadsman, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de in 1.1 genoemde brief met de daarop genoemde bijlagen 1 tot en met 15;
- de fax aan de raad met drie bijlagen van 1 december 2014.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klager en zijn toenmalige echtgenote mevrouw X in 2010 op gemeenschappelijk verzoek bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Partijen waren destijds lid van een orthodox evangelische gemeenschap en mede vanwege de echtscheiding werd klager geëxcommuniceerd door deze gemeenschap. In november 2010 kreeg klager eigen woonruimte.
2.3 Op 15 november 2010 heeft tussen partijen een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder. Mevrouw X wilde meewerken aan de echtscheiding als klager een brief zou ondertekenen, waarin hij onder meer zou bevestigen dat er tijdens het huwelijk sprake is geweest van huiselijk geweld en dat hij zich in verband hiermee voor behandeling zou aanmelden. Klager heeft de betreffende brief, opgesteld door en op briefpapier van verweerder, ondertekend.
2.4 De door klager ondertekende brief van 15 november 2010 is door mevrouw X gebruikt in het kader van een strafrechtelijke procedure tegen klager en toegevoegd aan het strafdossier. Klager is enkele dagen in hechtenis genomen en in eerste aanleg vrijgesproken. Het Openbaar Ministerie is in hoger beroep gegaan en dat loopt nog ten tijde van de behandeling van de klachtzaak.
2.5 Klager heeft in de periode na 2010 ernstige psychische klachten ontwikkeld en hij is zijn baan als medisch ethicus verloren. Klager heeft geen contact meer met zijn drie kinderen.
2.6 Bij brief met bijlagen van 14 november 2013 heeft de gemachtigde van klager zich namens klager bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) op 15 november 2010 een brief op te stellen, waarin werd vastgelegd dat klager zich schuldig had gemaakt aan huiselijk geweld waarmee ten onrechte vertrouwelijke gegevens in de zin van art. 218 Wetboek van Strafvordering naar buiten konden komen en ook zijn gekomen; bij gelegenheid van de mondelinge behandeling is aangevuld dat verweerder deze brief ten onrechte niet, zoals beloofd, in zijn kluis heeft bewaard.
b) klager onvoldoende te informeren over de mogelijke nadelige gevolgen van het opstellen van die brief en er onvoldoende rekening mee te houden dat het op 15 november 2010 duidelijk was dat de bedoeling was dat de brief geen onderdeel uit zou gaan maken van een strafdossier;
c) gehoor te geven aan de wens van de ex-echtgenote van klager om vast te leggen dat klager erkende dat hij zich schuldig had gemaakt aan huiselijk geweld. In die situatie was sprake van tegenstrijdige belangen tussen cliënten van verweerder en op die grond had hij de zaak neer moeten leggen;
d) klager als gevolg van zijn optreden te benadelen in dier voege dat zijn optreden ertoe heeft geleid dat klager strafrechtelijk gezien in een lastige positie kwam te verkeren en dat hij zijn kinderen niet meer mag zien, nadat het AMK werd geïnformeerd.
4 VERWEER
Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Hem past geen (tuchtrechtelijk) verwijt, omdat:
4.1 door hem geen tegenstrijdige belangen zijn behartigd. De brief van 15 november 2010 werd in goed overleg met beide cliënten opgesteld, conform hun wens om de echtscheiding op die manier af te wikkelen. De intenties van partijen waren duidelijk en in de brief zijn de redenen om deze op te stellen ook vermeld;
4.2 klager door hem passend is geïnformeerd over de inhoud van de brief d.d. 15 november 2010 alvorens klager werd gevraagd die te ondertekenen. De bedoeling van de brief was aan beide partijen duidelijk, ook aan de ex-echtgenoot van klager. Zij heeft de brief niet gevoegd bij de aangifte, maar heeft hem pas aan de politie overhandigd, nadat klager al in vrijheid was gesteld en nadat haar werd gevraagd bewijs te leveren;
4.3 het niet aan hem is te wijten dat de brief naar buiten is gekomen, maar aan het optreden van de ex-echtgenoot van klager; er was geen sprake van een toezegging de brief in verweerders kluis te bewaren;
4.4 het onjuist is dat hij klager nadeel heeft berokkend. In het bijzonder (a) is er geen verband tussen het feit dat klager zijn kinderen niet meer mag zien en de brief van 15 november 2010 en (b) is er geen verband tussen de aanhouding en de inhoud van de brief van 15 november 2010 die pas geruime tijd na de aanhouding aan het dossier werd toegevoegd;
4.5 klager te lang en onnodig heeft gewacht met het indienen van de klacht.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline (of de voorzitter indien het gaat om een voorzittersbeslissing) derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 Het verweer dat de klacht te laat is ingediend, wordt verworpen. Weliswaar dateert de brief waar het om gaat van 15 november 2010, maar deze is kennelijk pas na het verhoor van klager in november 2012 en na diens vrijlating overgelegd aan de politie, zodat zich toen pas het effect heeft gerealiseerd op grond waarvan klager klaagt.
5.3 Bij de beoordeling van klachten gaat de raad van discipline ervan uit dat, zoals beide partijen stellen, de brief van 15 november 2010 is opgesteld op verzoek van mevrouw X opdat zij "dat schrijven aan derden zou kunnen afgeven", voor het geval van haar eventueel vroegtijdig overlijden. Dat was voor haar voorwaarde voor instemming met gedeelde ouderlijke macht.
5.4 De raad overweegt met betrekking tot de eerste klacht dat de enkele vastlegging van gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden aangemerkt niet klachtwaardig is. Dit geldt temeer als het gaat om vastlegging van gegevens, waarover tussen de betrokken partijen overeenstemming is bereikt. Wat het bereiken van die overeenstemming betreft, overweegt de raad dat niet aannemelijk is dat klager, zoals hij aanvoert, is overvallen door die te tekenen brief. Immers,
• de tekst van die - aan de vrouw gerichte - brief is eerder ook aan klager toegezonden;
• een aanvulling op die brief (te weten dat klager die voor akkoord zou tekenen) is op 5 november 2014 door mevrouw X ook aan klager gemaild, en
• verweerder heeft klager de ochtend van 15 november 2010 onder meer die brief toegezonden, terwijl klager de goede ontvangst daarvan direct daarna heeft bevestigd.
5.5 De raad overweegt met betrekking tot de aanvulling van de klacht bij gelegenheid van de behandeling nog het volgende: namens klager wordt gesteld dat door verweerder is toegezegd dat hij de verklaring tot na het overlijden van de ex-echtgenoot van klager in zijn kluis zou bewaren. Klager stelt dat dit niet gebeurd is; mevrouw X heeft de brief immers aan de politie overhandigd. Verweerder heeft onder meer naar voren gebracht dat hij geen kluis heeft en dat hij beide partijen dit stuk met overige stukken waarin hun overeenstemming was vastgelegd heeft meegegeven. Omdat klager tegenover de gemotiveerde betwisting van verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat verweerder heeft toegezegd dat hij de verklaring in zijn kluis zou bewaren, acht de raad deze klacht ongegrond.
5.6 Verweerder had het gebruik van de brief niet kunnen voorkomen met enig voorbehoud in die brief. Voor zover aanvankelijk over het ontbreken van zo’n voorbehoud werd geklaagd, is klachtonderdeel a) ongegrond.
5.7 De klachten b) en c) lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De raad gaat ervan uit dat op het moment dat de verklaring werd opgesteld en ondertekend noch partijen, noch verweerder voorzag(en) dat deze in een strafrechtelijke procedure zou worden ingebracht. Dat dat aanvankelijk niet de bedoeling was van mevrouw X blijkt uit het gegeven dat zij de brief niet aanstonds bij de aangifte heeft overgelegd, maar pas toen de politie vroeg om meer bewijs.
5.8 Gelet op het belang van klager bij een spoedige regeling in der minne en – bij een eerdere dreigende terugtrekking van verweerder – het aandringen van beide partijen op een gezamenlijke afwikkeling was er op dat moment geen sprake van een belangenconflict. De vraag is echter of verweerder als juridisch expert had moeten voorzien dat ondertekening van de verklaring door klager problemen zou kunnen opleveren en hem daarvoor had moeten waarschuwen. De raad beantwoordt die vraag bevestigend: het komt geregeld voor dat na een echtscheiding, ook die op gemeenschappelijk verzoek en met een convenant, er conflicten ontstaan tussen de ex-echtelieden en daardoor bestond het risico dat de verklaring gebruikt zou worden voor een ander doel dan waarvoor hij bedoeld was. De klachten b) en c) zijn in zoverre dus gegrond. De raad meent dat de strafrechtelijke vervolging van klager echter een extreem gevolg is. Dit en de eigen verantwoordelijkheid die partijen dragen draagt er in belangrijke mate aan bij om geen maatregel op te leggen.
5.9 Wat klacht d) betreft geldt dat schade in de strafrechtelijke procedure niet is komen vast te staan. Klager is in eerste aanleg vrijgesproken en al heeft het Openbaar Ministerie appèl ingesteld, onzeker is of de brief alsnog schade tot gevolg zal hebben. Wat betreft de omgang met de kinderen geldt dat verweerder meermalen in deze procedure heeft gevraagd een beslissing over te leggen waaruit blijkt dat de brief van 15 november 2010 (mede) aanleiding was klager de omgang met de kinderen te ontzeggen, maar die is niet overgelegd, zodat de raad ervan uitgaat dat de meergenoemde brief dat gevolg niet heeft gehad.
5 MAATREGEL
De raad heeft in 5.3 reeds overwogen dat wordt afgezien van het opleggen van een maatregel.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a) en d) ongegrond;
- verklaart de klachtonderdelen b) en c) gegrond;
- ziet af van het opleggen van een maatregel.
Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, mrs R.J.A. Dil, R.P.F. van der Mark, C.W.J. Okkerse, A.M.T. Weersink, leden, bijgestaan door mr. S. Le Noble als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.