Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:137

Zaaknummer

14-190

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Klager, een ondernemer, had een geschil met een leverancier uit Turkije en een afnemer uit Duitsland. Klager werd aanvankelijk in dit geschil bijgestaan door een goede bekende van hem, mr. X., die ook advocaat was en een kantoorgenoot was van verweerster. Mr. X heeft zich in 2011 van het tableau laten schrappen maar bleef klager bijstaan vanuit zijn juridisch adviesbureau dat gevestigd was in hetzelfde pand als waar verweerster kantoor houdt.  Omdat er een procedure bij de rechtbank gevoerd moest worden heeft mr. X verweerster gevraagd om de procedure op haar naam te mogen voeren. Verweerster heeft twee toevoegingen voor klager aangevraagd en heeft samen met mr. X. zorg gedragen voor het concipiëren van de dagvaarding. Er is een procedure gevoerd bij de rechtbank. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen waarbij klager werd veroordeeld in de kosten van het geding. Klager heeft verweerster advies gevraagd over de kans van slagen in hoger beroep. De klachten hebben alle betrekking op de kwaliteit van dienstverlening. De raad stelt vast dat verweerster klager heeft bijgestaan zonder over de daarvoor vereiste kennis en kunde te beschikken. Zij heeft de vragen van klager niet naar behoren beantwoord. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster klager adequaat heeft geïnformeerd over de slagingskans van de procedure en dat zij hem gewezen heeft op de risico’s die het voeren van een gerechtelijke procedure met zich meebrengt. Voorts heeft verweerster verzuimd om verweer te voeren tegen de incidentele conclusie van onbevoegdheid. De klachten van klager worden voor een groot deel gegrond verklaard en aan verweerster wordt een berisping opgelegd. De raad spreekt tevens uit dat verweerster jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 11 mei 2015

in de zaak 14-190

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [naam]

klager

gemachtigde: mr. H. Killi

advocaat te Arnhem

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerster

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 november 2014 met kenmerk K 14/84, door de raad ontvangen op 25 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van klager vergezeld door zijn gemachtigde, mr. H. Killi, en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    de onder 1.1 genoemde brief van de deken en van de stukken die zijn vermeld op de in die brief beschreven inventarislijst en die zijn genummerd van 1 tot en met 14;

-    de brief met bijlage d.d. 9 januari 2015 van verweerster.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager drijft een eigen onderneming die alcoholvrije wijn produceert en exporteert. Op 18 maart 2010 heeft klager een distributie-overeenkomst gesloten met een Turks bedrijf, [naam Turkse wederpartij], (hierna: “[naam Turkse wederpartij]”) voor een periode van 3 jaar, inhoudende dat “[naam Turkse wederpartij]” alcoholvrije wijn van klager zou afnemen tegen een bepaalde prijs.

2.3    Op 1 maart 2011 heeft klager een distributieovereenkomst gesloten met een Duits bedrijf, [naam Duitse wederpartij], (hierna: “[naam Duitse wederpartij]”). Overeengekomen werd dat [naam Duitse wederpartij] alcoholvrije wijn aan klager zou verkopen en leveren en dat klager het exclusieve recht heeft om de producten van [naam Duitse wederpartij] onder de naam “[naam Duitse wederpartij]” in de Republiek Iran af te zetten.

2.4    In augustus 2011 is een geschil ontstaan tussen klager, [naam Duitse wederpartij] en “[naam Turkse wederpartij]” doordat “[naam Turkse wederpartij]” rechtstreeks wijn ging kopen bij [naam Duitse wederpartij].

2.5    Klager heeft zich vervolgens gewend tot mr. D., met het verzoek hem rechtsbijstand te verlenen. Mr. D. is een vriend van klager. Mr. D. was tot 1 december 2011 advocaat en is een voormalig kantoorgenoot van verweerster. Vanaf 1 december 2011 werkte mr. D. niet meer als advocaat maar vanuit zijn eigen juridisch adviesbureau. Dit was gevestigd in hetzelfde pand waar het kantoor van verweerster is gevestigd.

2.6    Mr. D. heeft voor klager een dagvaarding opgesteld tegen zowel  [naam Duitse wederpartij] als tegen “[naam Turkse wederpartij]”. Toen bleek dat de vordering van klager de competentiegrens voor procedures bij de kantonrechter overschreed heeft mr. D. namens klager verweerster gevraagd om zijn belangen te behartigen in de procedure(s) die aanhangig zou(den) worden gemaakt.

2.7    Bij de stukken bevindt zich een e-mail d.d. 7 september 2012 van mr. D. aan klager in het Turks waarvan de vertaling als volgt luidt: “Hoi [voornaam klager], Dagvaarding is gereed maar zoals ik al aangaf omdat deze procedure € 25.000,-- overtreft moeten we het op naam van [voornaam verweerster] doen (…..). Ik heb met [voornaam verweerster] gesproken en de zaak zal officieel op naam van [voornaam verweerster] gezet worden, maar zij wil eerst de zaak bestuderen. Door drukte heeft zij er nog niet naar kunnen kijken maar dat zal ze zo spoedig mogelijk doen. Als je wil, kan je haar een e-mail zenden en vragen wanneer zij tijd heeft en vragen om de stukken te bekijken. Als er nieuwe ontwikkelingen zijn zal ik je berichten.”

2.8    Op 29 november 2012 heeft verweerster een toevoeging voor klager aangevraagd in de procedure tegen [naam Duitse wederpartij] en op 29 juli 2013 voor de procedure tegen “[naam Turkse wederpartij]”. Op beide aanvragen is door de Raad voor Rechtsbijstand positief beslist.

2.9    In eerste instantie is een dagvaarding opgesteld tegen zowel [naam Duitse wederpartij] als “[naam Turkse wederpartij]”. Deze dagvaarding is vertaald in het Turks en in het Duits. Klager stelt de kosten hiervan zelf voldaan te hebben.

2.10    Bij de stukken bevindt zich een e-mail van 10 oktober 2012 van mr. D. aan klager en verweerster die als volgt luidt: “[Voornaam klager, voornaam verweerster], hierbij als bijlage de aangepaste conceptdagvaarding. Het is toch lastiger dan ik had verwacht omdat wij hier te maken hebben met een dagvaarding waarin twee gedaagden gedagvaard worden en dan nog eens gedaagden waarvan er een in een EU land en de andere buiten een EU land is gevestigd met daarbij geldende verschillende regels etc.

Nu moeten we alleen nog berekenen hoe groot de schade is en onder het kopje “bevoegde rechter en het toepasselijk recht” moet nog een tekst komen. Dan is de dagvaarding wat mij betreft klaar.

[Voornaam verweerster]: Wil jij alvast naar de dagvaarding kijken en waar nodig corrigeren? en

[Voornaam klager]: Blijf morgen telefonisch bereikbaar i.v.m. eventuele vragen bij het berekenen van de schade. ….”

2.11    Op 5 februari 2013 ontving klager een e-mail in het Turks van mr. D. welke door klager als volgt is vertaald: “Hoi [voornaam klager], Als bijlage treft je een herstelexploit wat ik van de deurwaarder heb ontvangen aan. Deze naar Turks en Duits vertalen en kom dan naar mij om de originele dagvaarding op te halen en breng alles naar de deurwaarder. Dan is het werk klaar. Groet, [voornaam mr. D]”

2.12    De dagvaarding is in februari 2013 door de deurwaarder betekend.

2.13    In mei 2013 ontving klager bericht van verweerster dat er bij de rechtbank stukken kwijt zouden zijn. Later bleek dat de stukken bij het Openbaar Ministerie in het ongerede waren geraakt.

2.14    Bij e-mail van 8 juli 2013 heeft verweerster klager laten weten dat er een geheel nieuwe dagvaarding moest worden uitgebracht waarbij de twee wederpartijen separaat gedagvaard moesten worden. Dit betekende dat de dagvaardingen ook opnieuw vertaald moesten worden.

2.15    Bij e-mail van 30 juli 2013 heeft klager verweerster onder meer het volgende geschreven: “Hoi [voornaam verweerster], (…..) Bedankt voor het recente nieuws over de stand van zaken die je hebt doorgegeven in je laatste e-mail. Tijdens mijn laatste gesprek met [voornaam mr. D.] begin van deze maand, zei hij dat er een paar verandering zouden komen op de eerste twee pagina’s van de dagvaarding en zou het heel snel afgeleverd worden bij OM om op tijd een antwoord te kunnen krijgen van de Turkse kant zodat jullie dit antwoord kunnen gebruiken/combineren bij de verdediging van de Duitse kant in september (of begin oktober). Is er iets veranderd bij dit plan? Als [voornaam mr. D.] nu bezig is met het vertalen van de herschreven dagvaarding, is het dan echt haalbaar iets te kunnen ontvangen van Turkije en dit gebruiken in september? Of; zoals weer [voornaam mr. D.] heeft doorgegeven tijdens ons telefoongesprek (5 juli), kan de rechtszaak gesplitst worden in twee rechtszaken: Een tegen de Turkse partij en een tegen de Duitse partij. Is dat het geval dan nu? Is het eigenlijk de reden dat de dagvaarding wordt herschreven? Hebben wij weer tijdsverlies? Welke pad zullen wij volgen?

[Voornaam mr. D.] zei ook dat jullie een schriftelijk antwoord zouden/moeten krijgen van OM omdat zij mijn dossier/dagvaarding hebben kwijtgeraakt. Dit zou gebruikt worden in mijn rechtszaak; hebben jullie toevallig die ook ontvangen van hun? …..”

2.16    Bij e-mail van 20 augustus 2013 aan verweerster en aan mr. D. stelt klager opnieuw diverse vragen en geeft hij aan dat een aantal punten (nog steeds) niet duidelijk is voor hem.

2.17    Bij e-mail d.d. 23 augustus 2013 schrijft verweerster onder meer het volgende aan klager: “Hallo [voornaam klager], Het OM vergoed sowieso nooit schade tenzij zij daartoe gedwongen worden via een civiele procedure. Dat dit extra kosten meebrengt voor jou is vervelend maar daar kan ik niets aandoen. De regels zijn nu eenmaal zo. Ik heb niet gezegd dat er een excuusbrief zou komen. Het is dat ik meer dan 3 uur lang telefonisch heb aangedrongen om iemand te spreken te krijgen bij het OM want anders hadden we nu nog niets geweten. Binnen het OM wisten zij zelf niet bij welke afdeling dit soort zaken lopen omdat dit weinig gebeurd. Dit jaar zijn er pas 3 dagvaardingen naar Turkije gegaan en helaas niet die van jou. Afgelopen weekend heb ik de Nederlandse versie weer gecorrigeerd en we denken nu dat hij correct is. Als er maar een woordje verkeerd in staat hebben we al een probleem. De eerste dagvaarding was makkelijker omdat we toen twee gedaagden hadden nu hebben we er maar een en als je dan een keer gedaagde [naam Duitse wederpartij] schrijft kun je het vergeten. Dus dit is een zeer tijdrovende zaak. Dus het vertalen kan pas als we zeker weten dat er geen enkele fout (verschrijvings fout) in zit.

En [voornaam klager] het moet mij van het hart, ik heb hier al zoveel onbetaalde uren inzitten dat ik wel een beetje geïrriteerd raak van dit e-mailtje. Deze uren zullen ook niet vergoed gaan worden. De Duitse kant van de zaak begint in september maar ik kan je al wel zeggen dat dit een lang lopende zaak gaat worden. Ik heb de advocaat gesproken en deze gaat in eerste instantie aanvoeren dat het Nederlandse recht niet van toepassing verklaart had mogen worden. Dus de tegenpartij gaat van deze zaak twee zaken maken. Eerst of je zo dat contract had mogen opstellen en vervolgens als zij geen gelijk krijgen dan pas inhoudelijk de procedure zoals wij hem gesteld hebben. Met een beetje geluk heb je EIND volgend jaar dan een uitspraak.

[Voornaam verweerster]”

2.18    Klager heeft hierop, per e-mail van 26 augustus 2013, als volgt geantwoord: “Beste [Voornaam verweerster], Ik begrijp uit je mail dat je veel tijd en energie in de zaak hebt gestoken, en dat deze zaak voor jullie ook lastig is. Maar ik hoop dat je ook begrip hebt voor mijn situatie. Ik heb hier echt veel slapeloze nachten van en voel me inmiddels heel wanhopig. Mijn bedrijf en mijn toekomst staan op het spel! Ik heb geen kennis van of ervaring met dit soort rechtszaken.

Toen ik [voornaam mr. D.] anderhalf jaar geleden benaderde met mijn probleem, wekte hij de indruk dat ik een heel sterke zaak had, en dat het binnen hooguit twee jaar afgerond zou zijn. Nu blijkt dat dat de situatie kennelijk anders ligt. Dat kan, maar ik wil daar graag goed en bijtijds over geïnformeerd worden door jullie. Ik heb echter het gevoel dat er een communicatieprobleem is. Ondanks veelvuldig bellen, mailen en smsen reageert [voornaam mr. D] niet of heel laat (anderhalve maand). Ook is er vaak een verschil in dat wat [voornaam mr. D.] mij vertelt en wat ik van jou hoor. Juist in dit soort ingewikkelde zaken lijkt het me goed om dat helder te houden. Het lijkt me daarom beter om daar goede afspraken over te maken. Ik heb al een paar keer aangeboden om een keer bij jullie langs te komen om een en ander door te spreken. Ik denk dat de mails misschien de misverstanden alleen maar vergroten.  Graag kom ik volgende week een keer langs wanneer het jou uitkomt.”

2.19    Bij e-mail van 30 september 2013 heeft verweerster klager de conclusie van antwoord van partij [naam Duitse wederpartij] toegestuurd. Dit betrof een incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring van de rechtbank, die op de roldatum van 16 oktober 2013 genomen zou worden.

2.20    Bij e-mail van 1 oktober 2013 heeft klager verweerster meegedeeld dat hij de inhoud van de conclusie niet goed begreep en heeft hij verweerster gevraagd wat nu de verdere stappen zijn en of hij daarin iets zou kunnen betekenen.

2.21    Verweerster heeft hierop geantwoord, eveneens bij e-mail van 1 oktober 2013: “Nee niet specifiek eigenlijk is het een hoop geouwehoer. Kijken wat de rechter ermee gaat doen.”

2.22    Bij vonnis in incident van 27 november 2013 heeft de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaard om van de vordering van klager op [naam Duitse wederpartij] in de hoofdzaak kennis te nemen. Klager is veroordeeld in de proceskosten in het incident, door de rechtbank begroot op een bedrag van € 452,00 te vermeerderen met de nakosten en tevens in de proceskosten in de hoofdzaak, door de rechtbank begroot op € 3.175,00.

2.23    Verweerster heeft klager het vonnis van de rechtbank d.d. 27 november 2013 bij e-mail van 29 november 2013 toegestuurd. In haar begeleidende e-mail heeft verweerster het volgende geschreven: “Goedemorgen [voornaam klager],

De uitspraak is binnen en deze is helaas niet gunstig voor jou. Zoals het er nu naar uitziet hebben jullie gebruik gemaakt van een contract dat in strijd is met de regelgeving. Ik zal proberen met [voornaam mr. D.] in contact te komen hierover en bespreken hoe nu verder te gaan en of dit uberhaupt wel verstandig is. Als inderdaad blijkt dat dit contract in strijd is met de wet heeft verder procederen geen enkele zin. Je hebt 3 maanden de tijd om in hoger beroep te gaan, dus tijd genoeg maar eerst uitzoeken of het zin heeft.”

2.24    Op 12 december 2013 heeft klager een e-mail aan verweerster gestuurd waarin onder meer het volgende staat: “Beste [voornaam verweerster], Op 27 november j.l. heb ik een e-mail van je ontvangen, waarin je aangeeft dat de uitspraak met betrekking tot mijn rechtszaak binnen is, en dat je gaat overleggen met [naam mr. D.] of het zinvol is tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Sindsdien heb ik niets meer van jou of [voornaam mr. D] gehoord. Je zult begrijpen dat ik behoorlijk geschrokken ben van het bericht en me zorgen maak over hoe het nu verder moet. Ik zou graag van jou horen waarom en hoe het mis heeft kunnen lopen, en wat mijn kansen zijn om er mee verder te gaan. Ik heb een aantal concrete vragen, die zet ik even voor je op en rijtje:

….   …..    …..

Tenslotte wil ik graag een afspraak met jou, en de huidige situatie en de mogelijke consequenties bespreken. Wil je me een datum doorgeven waarop we elkaar op korte termijn kunnen ontmoeten?”

2.25    Bij e-mail d.d. 13 december 2013 heeft verweerster als volgt gereageerd: “Hoi [voornaam klager] natuurlijk kunnen we een afspraak maken alleen ben ik vandaag pas teruggekomen van cursus en nog niet op kantoor geweest. ….  ….. ….. Het probleem in jouw zaak is het Europese hof. Wat vandaag goed is kan morgen fout zijn. Ik heb onvoldoende kennis om hier uitspraken over te doen omdat ik de regelgeving op dit gebied niet bij houdt. Ik heb de zaak op mijn naam laten doen door jullie om jullie te helpen maar het is niet mijn rechtsgebied. Ook ik was verbaasd vd uitspraak want nu lijkt het alsof je helemaal geen rechtskeuze meer hebt. Maar goed als het zo zou zijn dan moet dat vastgelegd zijn. Dit moeten we uitzoeken en bespreken. Ik wist trouwens niet dat [voornaam mr. D.] en [naam] dat contract hadden nagekeken. Ik laat je morgen weten wanneer we kunnen afspreken.”

2.26    In december 2013 heeft klager verweerster verzocht een exemplaar van de dagvaarding tegen de Turkse wederpartij te mogen ontvangen. 

2.27    Bij e-mail van 26 december 2013 heeft verweerster klager een exemplaar van de dagvaarding gestuurd. Op 27 december 2013 heeft klager verweerster laten weten dat hij ‘een soort concept dagvaarding met heel veel correcties’ had ontvangen en dat de twee teksten niet kloppen met elkaar. Hij verzocht nogmaals om de goede versie te mogen ontvangen.

2.28    Bij e-mail van 7 januari 2013 heeft klager verweerster laten weten dat hij nog steeds niet de goede dagvaarding had ontvangen. Bij e-mail van 15 februari 2013 heeft klager verweerster verzocht hem het hele dossier per post toe te sturen en heeft hij verweerster opnieuw geattendeerd op het feit dat hij de (juiste) dagvaarding tegen de Turkse wederpartij nog niet ontvangen had.

2.29    Bij e-mail van 16 februari 2013 heeft verweerster klager het volgende bericht: “Hallo [voornaam klager],

Alles wat jij hebt heb ik ook. Meer heb ik niet. Ik heb [voornaam mr. D.] diverse malen gevraagd jou dagvaarding te sturen maar niets ontvangen. Ik adviseer je om zelf met hem contact op te nemen. Verder ben ik om gezondheidsredenen nagenoeg niet meer werkzaam, ook heb ik geen contact meer met [voornaam mr. D.] om dezelfde reden.

Ik heb van jou begrepen dat jij met [voornaam mr. D.] een bedrag hebt afgesproken voor de vertaling en dat je dat betaald hebt dus het is niet meer dan je recht dat je de dagvaarding van [voornaam mr. D.] krijgt. …..”

2.30    Bij e-mail van 19 februari 2013 heeft klager verweerster nogmaals laten weten dat hij de laatste versies van de dagvaardingen niet heeft ontvangen en heeft hij daarbij aangegeven dat hij voor 24 februari moet beslissen of hij hoger beroep instelt.

2.31    Bij brief met bijlagen van 26 juni 2014 heeft de gemachtigde van klager zich namens klager bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    niet beschikbaar te zijn voor overleg nadat klager haar had geïnformeerd over zijn bezwaren tegen haar optreden;

b)    de kosten voor het vertalen van de inleidende dagvaarding niet in rekening te brengen bij de Raad voor Rechtsbijstand maar bij klager en klager niet te informeren over de mogelijkheid om de kosten van de vertaling via de Raad voor Rechtsbijstand vergoed te krijgen;

c)    niet duidelijk te maken wie de kosten dient te dragen voor de twee herstelexploiten;

d)    na te laten de procedure aanhangig te maken tegen de Turkse wederpartij terwijl verweerster wel een toevoeging voor deze procedure had aangevraagd en gekregen, terwijl klager € 200,00 had betaald voor de (nieuwe) vertaling van de dagvaarding tegen de Turkse wederpartij, door na te laten klager een exemplaar van de dagvaarding te doen toekomen en door klager niet te informeren over de stand van zaken;

e)    geen passende antwoorden te geven op vragen van klager over de juridische aspecten van de zaak;

f)    als reactie op de e-mail van klager aan verweerster d.d. 1 oktober 2013, waarin klager reageert op de door de Duitse wederpartij genomen conclusie waarin de wederpartij de exceptie van onbevoegdheid heeft opgeworpen, waarin klager verweerster vroeg of er nog iets was wat hij kon doen, te reageren met de mededeling: “Nee, niet specifiek eigenlijk is het een hoop geouwehoer. Kijken wat de rechter ermee gaat doen.”

g)    geen verweer te voeren tegen de exceptie van onbevoegdheid in de procedure tegen de Duitse wederpartij;

h)    klager onjuist voor te lichten over zijn juridische positie en mogelijkheden nadat de rechtbank op 27 november 2013 vonnis wees en zich niet bevoegd verklaarde om van de vordering kennis te nemen en door na te laten klager de relevante stukken te zenden hoewel klager hier herhaaldelijk om had verzocht;

i)    klager te verwijzen naar haar voormalig kantoorgenoot mr. D. in plaats van hem zelf passend te informeren en adviseren; hierdoor  was klager onvoldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen, kon klager geen second opinion vragen en is de termijn om hoger beroep in te stellen ongebruikt verstreken;

j)    twee toevoegingen aan te vragen en vervolgens de belangen van klager (grotendeels) in handen te leggen van mr. D. die geen advocaat is;

k)    op 20 februari 2014 alle verantwoordelijkheid van zich af te schuiven;

l)    klager kosten te laten maken ter verkrijging van bewijs tegen de Turkse wederpartij met de toezegging dat die kosten bij de Turkse wederpartij in rekening zouden worden gebracht en dit laatste niet te doen;

m)    klager in de procedure tegen de Duitse wederpartij niet te informeren over het procesrisico;

n)    een opdracht te aanvaarden terwijl zij niet beschikte over de vereiste vakbekwaamheid, kennis en kunde;

o)    klager ernstig financieel nadeel te berokkenen.

3.2    Ter toelichting op klachtonderdeel b) stelt klager dat verweerster hem € 2.120,97 in rekening heeft gebracht voor vertaling van dagvaardingen.

4    VERWEER

4.1    Verweerster betwist dat zij klager niet geïnformeerd heeft over de mogelijkheden om de vertalingen (gedeeltelijk) kosteloos te laten maken. Zij heeft met klager besproken dat op basis van een toevoeging 2500 woorden kosteloos vertaald kunnen worden en dat voor het meerdere de kosten van een vertaalbureau worden berekend. Aangezien de partner van klager connecties had met vertalers zou hij dit zelf regelen.

4.2    Verweerster stelt dat klager veelvuldig in het buitenland verbleef. Als gevolg hiervan was zij niet in staat om overleg met klager te voeren over een reactie op de door de wederpartij opgeworpen exceptie van onbevoegdheid.

4.3    Verweerster betwist dat zij klager niet goed geïnformeerd heeft nadat, op 27 november 2013, het vonnis was gewezen. Zij heeft hem geattendeerd op de beroepstermijn en hem geadviseerd zich te wenden tot een specialist in het internationaal recht.

4.4    Verweerster stelt dat klager zelf ook beschikte over het dossier. Op klagers verzoek heeft verweerster hem de dagvaarding tegen de Turkse partij toegezonden.

4.5    Verweerster betwist de stelling van klager dat hij op haar verzoek naar Turkije is afgereisd om bewijs te verzamelen. Dit is gebeurd in onderling overleg en bovendien heeft klager de reis naar Turkije gecombineerd met een familiebezoek/vakantie.

4.6    Verweerster betwist dat zij klager ernstig financieel nadeel heeft berokkend. Klager heeft nimmer een eigen bijdrage en griffiegeld betaald. De vertaalkosten heeft klager zelf geregeld. De kosten voor het vergaren van bewijsmiddelen komen uiteraard voor rekening van klager en ter bestrijding van de proceskosten veroordeling en de deurwaarderskosten had klager hoger beroep kunnen instellen.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

ad klachtonderdeel e), f), g), h), i),  j,) m) en n)

5.2    Deze klachtonderdelen, die de kern van de klacht bevatten, komen voor gezamenlijke behandeling in aanmerking. De klachten hebben betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening.

5.3    De raad stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat erop gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daaraan te stellen eisen.

5.4    Uit de stukken blijkt dat klager verweerster meerdere malen gevraagd heeft hem uitleg te geven over de gang van zaken. In zijn e-mail van 20 augustus 2013 geeft hij aan dat hij ondanks diverse telefoongesprekken nog met vragen zit over de procedurele gang van zaken. In zijn e-mail van 26 augustus 2013 heeft klager aangegeven dat bij hem verwarring bestaat over de kans van slagen van de procedure en bij e-mail van 1 oktober 2013 heeft klager om uitleg over de incidentele conclusie tot onbevoegdheid gevraagd.

5.5    De raad stelt vast dat verweerster de vragen van klager niet naar behoren heeft beantwoord. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster klager adequaat heeft geïnformeerd over de slagingskans van de procedure en dat zij hem gewezen heeft op de risico’s die het voeren van een gerechtelijke procedure met zich meebrengt. De reactie van verweerster in haar e-mail van 1 oktober 2013 op de e-mail van klager van 1 oktober 2013: “Nee niet specifiek eigenlijk is het een hoop geouwehoer. Kijken wat de rechter ermee gaat doen.” is typerend voor de wijze waarop verweerster met klager communiceerde. De raad is van oordeel dat deze wijze van communicatie ver beneden de professionele standaard ligt. Dat geldt niet alleen voor wat betreft de manier van communiceren maar ook en vooral voor wat betreft de inhoud van de communicatie. Deze voldoet niet aan wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Verweerster geeft geen enkele uitleg terwijl klager duidelijk had laten weten dat hem de inhoud en de strekking van de incidentele conclusie tot onbevoegdheid niet duidelijk was. De klachtonderdelen e), f) en m) zijn derhalve gegrond.

5.6    Vast staat dat verweerster in het geheel geen verweer heeft gevoerd tegen de incidentele conclusie tot onbevoegdheid die door partij [naam Duitse wederpartij] in het geding is gebracht. Weliswaar rustte op de rechtbank ambtshalve de verplichting om haar bevoegdheid te toetsen echter gelet op de verstrekkende gevolgen van het toewijzen van de vordering tot onbevoegdverklaring en gezien het feit dat verweerster de procedure voor de Nederlandse rechter aanhangig had gemaakt en zich daarmee op het standpunt gesteld had dat de Nederlandse rechter wel degelijk bevoegd was lag het op haar weg om de stellingen van [naam Duitse wederpartij] in de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring te bestrijden.

5.7    Het verweer van verweerster dat zij niet in staat was om met klager overleg te voeren hierover nu hij op dat moment in Turkije verbleef gaat niet op.  Klager heeft verweerster in zijn e-mail van 1 oktober 2013 duidelijk gevraagd of er iets was wat hij kon doen. Verweerster heeft daarop geantwoord: ‘nee, niet specifiek…’. Evenmin heeft verweerster aangegeven welke informatie zij van klager nodig had voor het verweer. Gelet op het voorgaande is ook klachtonderdeel g) gegrond.

5.8    De raad is van oordeel dat verweerster eveneens tekort geschoten is in haar verplichting om klager te informeren over de reikwijdte en betekenis van het vonnis van 27 november 2013. Uit de e-mail van klager d.d. 12 december 2013 blijkt dat de informatie die verweerster aan klager heeft verstrekt niet meer is dan de inhoud van de e-mail van verweerster aan klager d.d. 29 november 2013, die is weergegeven in r.o. 2.23. In die e-mail deelt verweerster klager plompverloren mee dat hij kennelijk gebruik heeft gemaakt van een contract dat in strijd is met de wet en dat dat de reden is dat de Nederlandse rechter zich onbevoegd heeft verklaard. Deze uitleg is niet alleen juridisch onjuist maar ook onbegrijpelijk. De rechtbank heeft overwogen dat, op grond van de hoofdregel van artikel 2 lid 1 EEX-Vo de Duitse wederpartij van klager voor de Duitse rechter opgeroepen had moeten worden en dat dit anders is indien partijen een formumkeuze zijn overeengekomen dan wel indien de Nederlandse rechter bevoegd zou zijn op grond van art. 5 EEX-Vo. Gesteld noch gebleken is dat de rechtbank bevoegdheid kan ontlenen aan laatstgenoemde bepaling, zodat de vraag resteert of sprake is van een forumkeuze. Uit het contract dat klager met zijn Duitse wederpartij gesloten heeft is echter niet gebleken dat partijen zijn overeengekomen dat geschillen aan de Nederlandse rechter zouden worden voorgelegd. Om die reden heeft de rechtbank Gelderland zich onbevoegd verklaard. De wijze waarop verweerster de inhoud van het vonnis aan klager heeft uitgelegd acht de raad ver beneden de professionele standaard die geldt binnen de beroepsgroep. Klachtonderdeel h) is dan ook gegrond.

5.9    Dat geldt ook voor klachtonderdeel n). Uit het voorgaande alsmede uit de inhoud van haar e-mail d.d. 13 december 2013 aan klager blijkt dat verweerster ook zelf aangeeft dat zij niet beschikte over de vereiste vakbekwaamheid, kennis en kunde.

5.10    Ook de klachtonderdelen i) en j) zijn gegrond. Uit de e-mailberichten die zijn weergegeven onder r.o. 2.23 tot en met 2.25 blijkt dat verweerster klager inderdaad naar mr. D. heeft doorverwezen in plaats van zelf passend antwoord te geven en klager adequaat te informeren. Gebleken is dat mr. D. klager evenmin passende antwoorden heeft gegeven. Nu verweerster verantwoordelijk is voor de belangenbehartiging van klager kan verweerster hiervan een tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt.

    ad klachtonderdeel a)

5.11    Dat verweerster niet beschikbaar was voor overleg nadat klager haar had geïnformeerd over bezwaren tegen haar optreden is feitelijk niet komen vast te staan. Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.

    ad klachtonderdeel b)

5.12    Uit de stukken blijkt dat verweerster klager pas nadat het overgrote deel van de kosten voor de vertalingen reeds was gemaakt en nadat klager deze kosten zelf had voldaan, in haar e-mail van 8 juli 2013, heeft gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van de voorziening door de Raad voor Rechtsbijstand. Klachtonderdeel b) is derhalve gegrond.

    ad klachtonderdeel c)

5.13    Dit verwijt is feitelijk niet komen vast te staan. Zelfs al zou het vast komen te staan dan is het de vraag of het tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.

    ad klachtonderdeel d) en l)

5.14    Verweerster heeft zich op het standpunt gesteld dat, nadat gebleken was dat de Duitse en de Turkse wederpartij afzonderlijk gedagvaard moesten worden, zij met klager heeft afgesproken dat eerst de procedure tegen de Duitse wederpartij gevoerd zou worden alvorens de Turkse wederpartij te dagvaarden. Deze stelling is door klager niet betwist.

5.15    Verweerster heeft klager bij e-mail van 26 december 2013 de dagvaarding tegen de Turkse wederpartij toegestuurd. Gelet op de stelling van verweerster dat partijen hadden afgesproken dat de procedure tegen de Turkse wederpartij zou worden uitgesteld kan verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat dit een concept dagvaarding was die nog moest worden aangepast. Ook klachtonderdeel d) is derhalve ongegrond.

5.16    Dat verweerster klager kosten heeft laten maken ter verkrijging van bewijs tegen de Turkse wederpartij is feitelijk niet komen vast te staan. Evenmin is vast komen te staan dat verweerster klager heeft toegezegd dat zij die kosten bij de Turkse wederpartij in rekening zou brengen. Klachtonderdeel l) is derhalve eveneens ongegrond.

    ad klachtonderdeel k)

5.17    Voor zover dit klachtonderdeel zelfstandige betekenis heeft is het feitelijk niet komen vast te staan en derhalve ongegrond.

    ad klachtonderdeel o)

5.18    Dit klachtonderdeel is niet ontvankelijk. Het behoort niet tot de taak van de tuchtrechter om vast te stellen of klager schade heeft geleden.

verklaring ex artikel 48 lid 7 Advocatenwet

5.19    Klager heeft de raad verzocht om uit te spreken dat verweerster jegens hem niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Nu uit de gegrondverklaring van de klachten blijkt dat verweerster inderdaad niet de vereiste zorgvuldigheid jegens klager in acht heeft genomen, zal de raad het verzoek van klager op grond van artikel 48 lid 7 van de Advocatenwet toewijzen.

6    MAATREGEL

6.1    Bij het bepalen van de zwaarte van de maatregel stelt de raad voorop dat het hebben van voldoende deskundigheid één van de kernwaarden is van de advocatuur. Een rechtzoekende heeft vaak onvoldoende inzicht in de vraag of een advocaat de voor zijn of haar zaak benodigde deskundigheid bezit. De advocaat zelf draagt op dit punt daarvoor een bijzondere verantwoordelijkheid. De raad rekent het verweerster aan dat zij heeft erkend dat zij geen kennis en ervaring had met internationaal privaatrecht en desondanks de opdracht heeft aanvaard. Gelet op deze omstandigheden acht de raad de oplegging van een berisping passend en geboden.

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klachtonderdelen  a), c), d), k) en l)  ongegrond;

-    verklaart klachtonderdeel o) niet ontvankelijk;

-    verklaart de klachtonderdelen b), e) tot en met j), m) en n) gegrond en legt aan verweerster de maatregel van berisping op;

-    spreekt uit dat verweerster jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

Aldus gewezen door: mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. J.H. Brouwer, R.J.A. Dil, H. Dulack en J.R.O. Dantuma, leden, bijgestaan door mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 11 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    de gemachtigde van klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.