Rechtspraak
Uitspraakdatum
28-06-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:159
Zaaknummer
ZWB 292 - 2014
Inhoudsindicatie
Het stond de advocaat niet vrij om ongevraagd rechtstreeks aan een door de rechtbank benoemde deskundige inhoudelijke informatie te verstrekken en het standpunt van haar cliënte te benadrukken, terwijl door het deskundigenbureau van de rechtbank enkel was gevraagd om te reageren op de hoogte van het voorschot van de deskundige. Klacht gegrond; enkele waarschuwing
Uitspraak
Beslissing van 29 juni 2015
in de zaak ZWB 292-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klaagster
gemachtigde :
tegen:
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 3 november 2014 met kenmerk K14-065, door de raad ontvangen op 4 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 mei 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster, bijgestaan door de heer A. en verweerster, bijgestaan door mr. B., kantoorgenoot van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de brief van de deken dd. 3 november 2014, met bijlagen;
- de brief van verweerster dd. 24 november 2014, met bijlage;
- de brief van klaagster dd. 28 november 2014, met bijlage.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klaagster was verwikkeld in een erfpachtgeschil met de gemeente X. Verweerster trad op als advocaat van de gemeente X. Het geschil betrof een door klaagster vanaf 1994 gepacht perceel industrieterrein, waarvan klaagster vanaf 1997 de erfpachtcanon (€ 29.344,51 per jaar) niet had voldaan. De gemeente X heeft de erfpachtverhouding op grond van artikel 5:87 lid 1 BW opgezegd en ontruiming tegen 1 augustus 2011 aangezegd. Bij uitblijven van voldoening van de schuld en ontruiming heeft de gemeente X in rechte betaling van de achterstallige canon en ontruiming gevorderd. Klaagster heeft vervolgens in reconventie betaling van schadevergoeding en vergoeding van de waarde van de erfpacht ten tijde van de opzegging gevorderd.
2.2 De rechtbank heeft bij vonnis dd. 27 november 2013 klaagster in conventie veroordeeld het industrieterrein te verlaten en te ontruimen en tot betaling van een bedrag van in totaal € 362.599,55. In reconventie heeft de rechtbank de zaak aangehouden en naar de rol van 8 januari 2014 verwezen opdat partijen zich bij akte konden uitlaten over de persoon van de te benoemen deskundige en over de aan de deskundige te stellen vraag betreffende de waarde van de erfpacht als bedoeld in artikel 5:87 lid 2 BW. Voormeld vonnis is op 29 november 2013 aan klaagster betekend.
2.3 Klaagster heeft bij dagvaarding dd. 14 februari 2014 in kort geding schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis dd. 27 november 2013 gevorderd. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis dd. 17 februari 2014 de vordering van klaagster afgewezen. Op 18 februari 2014 is de ontruiming middels executie tot stand gebracht.
2.4 De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 30 april 2014 de heer Y tot deskundige benoemd en bepaald dat het voorschot voor de deskundige door klaagster diende te worden voldaan. Het deskundigenbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft bij brief van 30 april 2014 aan partijen onder meer het volgende geschreven : “Ik verzoek u vriendelijk binnen 14 dagen na heden schriftelijk aan het deskundigenbureau aan te geven of u akkoord gaat met het gevraagde voorschot van de deskundige.”
2.5 Klaagster heeft bezwaar gemaakt tegen de persoon van de deskundige en tegen het voorschot. In reactie hierop heeft verweerster bij brief van 14 mei 2014 aan de deskundige, de heer Y, onder meer het volgende geschreven:
“Ik merk nog op het al jarenlang bankroet zijn van D.. en het ontbreken van vertrouwen in kennis en kunde van personen en instanties een rode draad in het langlopende dossier is en dat de gemeente Tilburg ten spoedigste tot afwikkeling wil geraken.
Ik zend een kopie van dit schrijven toe aan de rechtbank een aan de advocaat van (….).”
2.6 Bij tussenvonnis van 11 juli 2014 is het door klaagster te betalen voorschot vastgesteld op € 5.015,45. De rechtbank heeft bepaald dat de aangestelde deskundige deskundig en onpartijdig was en de bezwaren van klaagster tegen de aanstelling van de deskundige en de hoogte van het voorschot verworpen.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. verweerster de deskundige feitelijke en onjuiste informatie heeft verschaft en daarmee de deskundige heeft beïnvloed;
2. verweerster klager procesrechtelijk heeft benadeeld;
3. verweerster zich jegens klager onnodig grievend heeft uitgelaten;
4. verweerster het vertrouwensbeginsel in de advocatuur heeft geschonden.
4 VERWEER
4.1 Voorop staat dat klaagster de wederpartij is van de cliënte van verweerster en dat zij wordt bijgestaan door een bedrijfsadviseur en een eigen advocaat.
4.2 De jarenlange wanbetaling van de canon en de zwaar verlieslatende exploitatie van klaagster volgt uit de processtukken en vonnissen. Verweerster heeft in haar brief dd. 14 mei 2014 derhalve enkel feiten verwoord, waarvan de juistheid blijkt uit die processtukken en vonnissen. Het doel daarvan was om ook bij de deskundige (die het procesdossier nog niet kende) het materiële belang van X als betalingsplichtige partij in de voorgestane snelle afwikkeling onder de aandacht te brengen. Het is niet gebruikelijk dat een partij die in een procedure veroordeeld gaat worden tot betaling van een vergoeding aan de andere partij om voortgang verzoekt.
4.3 Verweerster heeft woorden gebruikt die in het verlengde lagen van onderbouwde stellingen in de rechtbankprocedure. Zij heeft zich aldus niet grievend jegens klaagster uitgelaten en is binnen de grenzen gebleven van de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij bij de presentatie van argumenten toekwam.
4.4 Het vertrouwelijkheidsbeginsel speelt geen rol, aangezien klaagster niet door verweerster is of wordt bijgestaan.
4.5 Niet valt in te zien dat de processuele positie van klaagster door de woorden van klaagster is benadeeld. Het oordeel van de deskundige is niet op voorhand ingekleurd. De deskundige neemt immers kennis van het procesdossier. De advocaat van klaagster had bovendien kunnen reageren op de uitlatingen van verweerster.
5 BEOORDELING
5.1 Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
5.2 Verweerster heeft aangevoerd dat zij de brief dd. 30 april 2014 niet goed heeft gelezen en daarom haar brief heeft geadresseerd aan de deskundige de heer Y, in plaats van aan het deskundigenbureau van de rechtbank. Aldus staat vast dat verweerster zich ervan bewust was dat haar brief dd. 14 mei 2014 was geadresseerd aan de heer Y. Voorts staat vast dat bij brief dd. 30 april 2014 door het deskundigenbureau van de rechtbank aan verweerster enkel is verzocht om aan te geven of zij akkoord ging met het gevraagde voorschot van de deskundige. Verweerster heeft evenwel middels de gewraakte passage in haar brief dd. 30 april 2014 aan de heer Y verdergaande inhoudelijke en voor de beantwoording van de aan haar gestelde vraag niet relevante informatie verstrekt. Het stond verweerster evenwel niet vrij om ongevraagd aan de heer Y inhoudelijke informatie te verstrekken en het standpunt van haar cliënte te benadrukken. Dat, zoals verweerster stelt, de heer Y ook na bestudering van het dossier op de hoogte zou zijn geraakt van de door haar verstrekte informatie maakt dit niet anders. De raad zal het eerste onderdeel van de klacht gegrond verklaren.
5.3 Aangezien voor klaagster op dat moment geen mogelijkheid bestond om daarop te reageren, terwijl verweerster welbewust het risico heeft genomen dat de mening van de deskundige wordt gekleurd door de opmerkingen van verweerster, is klaagster hierdoor eveneens in haar procesbelang geschaad, alleen al omdat partijen in een procedure zich dienen te onthouden van mogelijke, eenzijdige beïnvloeding van een deskundige. De klacht op het tweede onderdeel is derhalve eveneens gegrond.
5.4 Daar komt bij dat de door verweerster in haar brief aan de deskundige gekozen bewoordingen (“het al jarenlang bankroet zijn van D.. …” alsmede “het ontbreken van vertrouwen in kennis en kunde van personen en instanties”) negatieve kwalificaties bevatten ten aanzien van (de handelwijze van) de heer D.. dan wel klaagster, zodanig dat, daargelaten het feit dat deze opmerkingen onnodig waren, deze een grievend karakter dragen. Daarmee is ook het derde onderdeel van de klacht gegrond.
5.5 Ook het vierde klachtonderdeel zal gegrond worden verklaard. Immers, verweerster had zich dienen te bewegen binnen de kaders van het procesrecht. Nu zij dit door haar handelen heeft nagelaten, wordt er op terechte gronden over geklaagd dat zij het vertrouwen in de advocatuur heeft geschaad.
5.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de raad de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de onderdelen 1, 2, 3 en 4 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerster de maatregel van enkele waarschuwing op.
Aldus gegeven door mr. P.H. Brandts, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers , A.J.F. van Dok en L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 juni 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 29 juni 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-
Brabant
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze ongegrond is verklaard tevens door
- klaagster
- de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 85452, 2508 CD Den Haag
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het
Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701
Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl