Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:178

Zaaknummer

15-265/DB/LI

Inhoudsindicatie

Advocaat mag afgaan op informatie van zijn cliënt omtrent diens verblijfplaats en de daaraan ten grondslag gelegde huurovereenkomst. Het staat een advocaat vrij met zijn cliënt te bepalen op welke wijze een concept convenant en ouderschapsplan wordt opgesteld. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 augustus 2015

in de zaak 15-265/DB/LI

naar aanleiding van de klacht van:

 

                  

klaagster

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 5 augustus 2015 met kenmerk K 15-039, door de raad ontvangen op 12 augustus 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1             FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1       Klaagster was in de periode augustus 2014 – juni 2015 met de heer X verwikkeld in een echtscheidingsprocedure.  Aanvankelijk hadden partijen zich tot een gezamenlijk advocaat gewend. Begin november 2014 heeft de heer X zich tot verweerder gewend met het verzoek hem verder als zijn advocaat in de echtscheidingsprocedure bij te staan. Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 4 november 2014 bericht dat hij optrad namens de heer X en dat de opdracht aan de gezamenlijk advocaat inmiddels was opgezegd. Verweerder heeft klaagster geadviseerd een eigen advocaat in te schakelen. Klaagster heeft zich vervolgens tot mr. Y gewend.

1.2       Klaagster heeft op 26 januari 2015 een verzoekschrift strekkende tot voorlopige voorzieningen bij de rechtbank ingediend. Verweerder heeft namens de heer X op 5 maart 2015 een verweerschrift ingediend, met als bijlage een afschrift van de op 1 februari 2015 tussen de heer X en mevrouw Z gesloten huurovereenkomst. De rechtbank heeft bij beschikking dd. 20 maart 2015 bepaald dat aan klaagster het gebruik van de echtelijke woning toekwam en dat de heer X als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding per maand per kind een bedrag ad € 250,- aan klaagster diende te voldoen. De rechtbank overwoog dat klaagster het verzoek tot vaststelling partnerbijdrage had ingetrokken, zodat daarop niet meer behoefde te worden beslist.

1.3       Klaagster heeft bij verzoekschrift dd. 16 april 2015 de rechtbank verzocht de echtscheiding tussen klaagster en de heer X uit te spreken. Bij het verzoekschrift was een door partijen ondertekend convenant en ouderschapsplan gevoegd.

1.4       Klaagster heeft zich bij brief dd. 3 mei 2015 beklaagd over het optreden van verweerder.

1.5       De rechtbank heeft bij beschikking dd. 10 juni 2015 de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat het bij het verzoekschrift aangehechte convenant en ouderschapsplan deel uitmaakten van de beschikking. Op 16 juni 2015 is de echtscheiding van partijen ingeschreven in de registers van Burgerlijke tand.

 

2             KLACHT

2.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

1.            verweerder een huurovereenkomst in het geding heeft gebracht, terwijl hij wist dat deze valselijk was opgemaakt.

 

2.            verweerder het echtscheidingsconvenant niet zelf heeft opgesteld, noch de alimentatieberekeningen zelf heeft gemaakt.

 

 

3             VERWEER

 

3.1       Verweerder betwist willens en wetens een valselijk opgemaakte huurovereenkomst in het geding te hebben gebracht. Het was verweerder uit eigen wetenschap bekend dat de heer X voor 1 februari 2015 al enige tijd woonachtig was in het appartement van mevrouw Z. Verweerder heeft de heer X daar enkele malen zelf bezocht. De heer X heeft verweerder te kennen gegeven dat hij zich per 1 februari 2015 bij de gemeente M op het adres van mevrouw Z heeft laten inschrijven. De huurovereenkomst dd. 1 februari 2015 is niet door verweerder maar door mevrouw Z opgesteld.

 

3.2       Het is verweerder niet bekend per wanneer de affectieve relatie tussen de heer X en mevrouw Z is beëindigd. Dit was hem ten tijde van de mondelinge behandeling van het verzoekschrift voorlopige voorzieningen dd. 9 maart 2015 in ieder geval nog niet bekend.

 

3.3       Het staat verweerder vrij om de aanpak van een zaak in overleg met zijn cliënt te bepalen. De cliënt van verweerder heeft uit oogpunt van kostenbesparing zelf een concept convenant en ouderschapsplan opgesteld. Verweerder heeft deze uiteraard met zijn cliënt besproken en in overleg met zijn cliënt aangepast.

 

 

4             BEOORDELING

 

4.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is na 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals deze vanaf 1 januari 2015 geldt.

 

4.2      Vast staat dat verweerder in een echtscheidingsprocedure de wederpartij van klaagster heeft bijgestaan. De klacht betreft derhalve het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat mag voorts afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verschaft, tenzij hij wist of behoorde te weten dat deze informatie niet juist was. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

 

4.3      Verweerder had als advocaat van de heer X tot taak de belangen van de heer X te behartigen. Hij hoefde daarbij in beginsel geen rekening te houden met de belangen van klaagster. Dit is slechts anders indien hij door zijn optreden de belangen van klaagster nodeloos zou schaden. Hiervan is de voorzitter niet gebleken.

4.4      Verweerder mocht afgaan op de informatie van zijn cliënt dat hij woonachtig was op het adres van mevrouw Z en dat per 1 februari 2015 aan die situatie een huurovereenkomst ten grondslag was gelegd. Verweerder had bovendien uit eigen waarneming vastgesteld dat zijn cliënt op dat adres woonachtig was, zodat hij geen aanleiding had om aan de aan hem verstrekte informatie te twijfelen. Klaagster heeft geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waaruit blijkt dat verweerder wist althans behoorde te weten dat de tussen zijn cliënt en mevrouw Z opgestelde huurovereenkomst valselijk zou zijn opgemaakt.  

4.5      Vast staat dat de cliënt van verweerder een echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan heeft opgesteld dan wel doen opstellen en ter bespreking aan verweerder heeft aangereikt. Verweerder heeft dit vervolgens met zijn cliënt besproken en vervolgens aan de advocaat van klaagster toegezonden. Niet valt in te zien, welk verwijt verweerder hiervan valt te maken. Het staat een advocaat vrij met zijn cliënt uit oogpunt van kostenbesparing vrij te bepalen op welke wijze een concept convenant en ouderschapsplan tot stand komt. De wederpartij komt ter zake geen klachtrecht toe.

4.6      De voorzitter zal op grond van het bovenstaande met toepassing van artikel 46j lid 1 Advocatenwet beslissen dat onderdeel 1 van de klacht kennelijk ongegrond is en onderdeel 2 kennelijk niet-ontvankelijk.

 

 

 

BESLISSING

 

 

De voorzitter:

 

beslist met toepassing van artikel 46j lid 1 Advocatenwet dat onderdeel 1 van de klacht kennelijk ongegrond en onderdeel 2 van de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is.

 

 

Aldus gegeven door mr. W.E.A. Gimbrere-Straetmans, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 26 augustus 2015

 

 

Griffier                                                                        Voorzitter

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 31 augusus 2015

 

verzonden aan:

- klaagster     

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager, verweerder en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen dertig dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch.

Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift ( in tweevoud ), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van dertig dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van dertig dagen is niet mogelijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 1190, 4801 BD Breda

 

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd in het gerechtsgebouw, Sluissingel 20, Breda

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad.

Het telefoonnummer van de raad van discipline is:

088-2053773

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is:

088-2053737

 

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.