Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:118

Zaaknummer

R. 4689/14.273

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Advocaat wederpartij heeft niet gehandeld binnen de vrijheid die hem in dat kader toekomt. Verweerder heeft de rechter onjuist geinformeerd. Maatregel berisping.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 11 december 2014 aan de raad met kenmerk R  2014/105, door de raad ontvangen op 12 december 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 februari 2015 van de raad in aanwezigheid van klagers en de gemachtigde van verweerder, mr. E. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Deze klacht is een vervolg op de door klager sub 1 respectievelijk klagers op 20 december 2013 en 25 maart 2014 ingediende klachten tegen verweerder.

2.3 Verweerder heeft op 17 april 2014 namens zijn cliënte een verzoek ingediend tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van klaagster sub 2.  In dit verzoekschrift heeft verweerder gesteld dat zijn cliënte gegronde vrees heeft dat klaagster sub 2 vermogensbestanddelen aan het verhaal zal onttrekken en dat deze vrees wordt ingegeven door het feit dat onlangs het faillissement van klaagster sub 2 zou zijn aangevraagd door derden.

2.4 In oktober 2013 hebben twee voormalige werknemers van klaagster sub 2 het faillissement aangevraagd. Dit verzoek is voor de inhoudelijke behandeling  ingetrokken.

2.5 Bij brief van 28 november 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij de rechter onjuist heeft geïnformeerd, dan wel de rechter essentiële informatie heeft onthouden.  Meer specifiek verwijten klagers verweerder dat hij in het door hem ingediende verzoekschrift heeft aangegeven dat onlangs het faillissement is aangevraagd van klaagster sub 2 terwijl verweerder ervan op de hoogte was dat dit faillissementsverzoek op dat moment al was ingetrokken en niet is behandeld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat hij met de mededeling dat ‘onlangs’ het faillissement van klaagster sub 2 is aangevraagd de rechter heeft willen informeren over de penibele financiële situatie van klaagster sub 2. Dit nu zij maandenlang het door haar ingehouden werknemersgedeelte van onder meer de pensioenpremies niet had afgedragen. Verweerder heeft gesteld dat het betreffende beslagrekest van 17 april 2014 dateert, terwijl de faillissementsaanvraag in december 2013 was ingediend. Verweerder meent daarom dat hij in het belang van zijn cliënte het woordje ‘onlangs’ heeft mogen gebruiken. Verweerder ziet niet in waarom hij de rechter had moeten melden dat de  faillissementsaanvraag nadien was ingetrokken. Hij merkt ten slotte op dat de financiële situatie van klaagster sub 2 nog steeds zeer slecht is. Voor wat betreft de stelling van klagers dat verweerder informatie uit een ander dossier heeft overgelegd en in de procedures voor verschillende cliënten tegenstrijdige standpunten inneemt, heeft verweerder gesteld dat hij op basis van zijn beroepsgeheim dit niet kan bevestigen noch kan ontkennen.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

 5.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.3 De raad is van oordeel dat verweerder, mede gelet op de eerdere klachten die door klagers tegen verweerder zijn ingediend en ook heden door de raad zijn beoordeeld, niet binnen de vrijheid heeft gehandeld die hem als advocaat van de wederpartij toekomt. De gedane mededeling van verweerder in het betreffende verzoekschrift is in het licht van alle omstandigheden suggestief. Verweerder heeft willens en weten de indruk bij de voorzieningenrechter willen wekken dat de faillissementsaanvraag van klaagster sub 2 nog in behandeling was. De raad is dan ook van oordeel dat verweerder de rechter bewust onvolledig heeft geïnformeerd. De klacht is gegrond.

 

6 MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rottterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl