Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:143

Zaaknummer

15-70

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht over advocaat in hoedanigheid van faillissementscurator.

Inhoudsindicatie

Het meest verstrekkende verweer van verweerster houdt in dat de tuchtrechter niet de aangewezen rechter is om klachten te beoordelen, omdat de klachten ook al zijn ingediend bij de rechter-commissaris. De voorzitter volgt verweerster niet in dit verweer. Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor haar het advocatentuchtrecht gelden. Door klager zijn evenwel onvoldoende feiten en gronden gesteld en aannemelijk gemaakt om tot de conclusie te komen dat verweerster zich bij de vervulling van haar taak als curator zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur. De klachten zijn kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 18 mei 2015

in de zaak 15-70

naar aanleiding van de klacht van:

de heer         [    ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te L.

verweerder

De [ plaatsvervangend ] voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 23 april 2015 met kenmerk 14-0342, door de raad ontvangen op 24 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Op 11 februari 2014 is door de rechtbank Lelystad het faillissement uitgesproken van het hoveniers- en klussenbedrijf van klager. Verweerster is als curator benoemd.

1.3    Klager is tegen het faillissement in verzet gegaan. Het verzet is niet ontvankelijk verklaard. Klager is in hoger beroep gegaan. Het hof heeft in hoger beroep het verzet ontvankelijk, maar ongegrond geoordeeld.

1.4    Bij brief van 19 november 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.5    Nadat verweerster heeft gereageerd en beide partijen hun standpunten hebben aangevuld, heeft op 18 maart 29015 een bespreking plaatsgevonden, die niet heeft geleid tot een oplossing.

2    KLACHT

2.1    De brief waarin de klachten over verweerster zijn verwoord, houdt ook klachten in over de oproepingen, behandeling en beoordeling door gerechtelijke instanties.

2.2    De klacht over verweerster houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

Klager is van mening dat verweerster fouten heeft gemaakt en niet voor de belangen van de schuldeisers is opgekomen. Ook was zij niet goed bereikbaar. Klager specificeert dit als volgt.

2.3    Verweerster gaf geen antwoord op vragen van klager.

Verweerster heeft ten onrechte post onder zich gehouden en pas laat naar klager gestuurd, zodat hij amper nog op tijd kon reageren.

Verweerster zou niet zorgvuldig met vorderingen van derden zijn omgegaan. Informatie werd door verweerster niet goed aan klager verschaft, waardoor hij onder meer niet in staat was nog een regeling te treffen met een schuldeiser.

Ten onrechte stonden er vorderingen vermeld op de schuldenlijst die er niet bij hoorden.(in eerste aanleg een vordering van ruim € 20.000,-- van ZLF(zelfstandigenloket Flevoland) , in hoger beroep een vordering uit hypothecaire lening van de Rabobank van ruim €138.000,--) .

Ten onrechte zou verweerster de bankrekening van klager hebben opgezegd, zodat een extra schuld resteerde en hij geen bankafschriften kon overleggen.

Verweerster heeft ook klagers email en domeinnaam opgezegd, zodat hij niet meer per mail met haar kon communiceren.

Verweerster was niet duidelijk naar de rechter en bracht klachten en standpunten van klager niet naar voren.

Klager heeft een urenspecificatie gevraagd, maar deze specificatie niet ontvangen. Klager diende zekerheid te stellen, maar het bedrag was naar de mening van klager veel te hoog, gebaseerd op ten onrechte opgevoerde uren.

Verweerster was niet goed op de hoogte van de situatie van klager. Zo zou klager een auto hebben gehad volgens verweerster en wist verweerster het bedrijf van klager niet te vinden.

Klager mocht plotseling niet meer werken, zonder officiële berichtgeving.

Verweerster kwam niet opdagen bij een afspraak tussen verweerster en klager.

Het huurcontract van klager werd ten onrechte opgezegd, sloten werden zonder overleg vervangen. Klager is van mening dat verweerster onduidelijk was in haar handelingen.

Verweerster is niet bereid een grote vordering van klager op ZLF te incasseren, terwijl daarmee in een klap alle schuldeisers kunnen worden voldaan én het salaris van verweerster als curator, met nog een restant voor klager.

3    VERWEER

3.1    Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.2    De klachten die betrekking hebben op de oproep voor de faillissementszitting, hebben volgens verweerster niets met haar te maken omdat zij in die fase nog niet bij de zaak betrokken was.

3.3    Verweerster stelt zich primair op het standpunt dat de rechter commissaris de aangewezen persoon is om klachten van klager te beoordelen.

3.4    Verweerster is van mening dat zij niet tekort is geschoten in haar dienstverlening aan klager. Er is uitvoerig en zorgvuldig contact geweest met klager. Verweerster wijt de moeizame communicatie voornamelijk aan de grote mate van achterdocht van klager.

De post is, omdat klager die niet kwam ophalen, doorgezonden conform de standaardprocedure in geval van faillissement. Verweerster is zorgvuldig omgegaan met vorderingen. Deze zijn zo spoedig mogelijk doorgezonden naar klager, zodat hij in de gelegenheid was een betalingsregeling te treffen.

Verweerster heeft geen bankrekening bij de ABN AMRO opgezegd, alleen de bank op de hoogte gesteld van het faillissement, waarna de bank een vordering heeft ingediend (en mogelijk de rekening opgezegd of geblokkeerd). Hetzelfde geldt ten aanzien van de domeinnaam: deze is niet door verweerster opgezegd, maar door de beheerder toen die kennis kreeg van het faillissement.

Verweerster heeft de rechtbank tijdens de behandeling van het verzetschrift mondeling medegedeeld dat een vordering van het ZLF, die nog op de lijst stond, was komen te vervallen. Zijzelf had dat slechts kort tevoren vernomen.

Abusievelijk stond een vordering van de Rabobank vermeld op de schuldenlijst die centraal stond bij de behandeling van de zaak in hoger beroep, maar daar is meegedeeld dat de vordering niet op de lijst hoorde te staan.

3.5    Verweerster geeft aan tijdig een concept van de eindsalarisbeschikking naar klager te hebben toegestuurd. Een urenspecificatie vond verweerster niet in het belang van de zaak. Verweerster stelt dat het faillissement in stand is gebleven omdat er geen zekerheid is geboden voor de kosten van het faillissement en er niet aantoonbaar een regeling was getroffen voor alle schuldeisers.

3.6    Het misverstand over de auto en over de afspraak op het bedrijf van klager werden veroorzaakt door het feit dat klager niet reageerde.

3.7    Verweerster is vanaf het uitspreken van het faillissement onvolledig geïnformeerd door klager. Gevraagde stukken werden niet aangeleverd. Omdat de stukken niet werden aangeleverd en klager geen medewerking verleende aan de verplichtingen die horen bij het faillissement, heeft verweerster de huurovereenkomst opgezegd.

3.8    Verweerster heeft meermalen aan klager gevraagd om onderbouwing en bewijs wat betreft de vordering die hij stelt te hebben op ZLF. Die heeft zij niet gekregen. Verweerster heeft ook ZLF verzocht om een standpunt, maar dat heeft geantwoord dat door klager gevraagd krediet is afgewezen.

4    BEOORDELING

4.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2    De voorzitter beschouwt de opmerkingen over rechterlijke instanties als inleiding tot de klachten over verweerster en zal zich uitsluitend over die klachten uitspreken.

4.3    Het meest verstrekkende verweer van verweerster houdt in dat de tuchtrechter niet de aangewezen rechter is om klachten te beoordelen, omdat de klachten ook al zijn ingediend bij de rechter-commissaris. De voorzitter volgt verweerster niet in dit verweer.

Ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft voor haar het advocatentuchtrecht gelden. Indien zij zich bij de vervulling van die andere functie zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.4    De voorzitter zal het handelen van verweerster aan de hand van deze maatstaf toetsen. Daarbij merkt de voorzitter nog het volgende op: Voor een advocaat die optreedt als curator geldt dat de rechter-commissaris toezicht houdt op het beheer en de vereffening van de failliete boedel door de curator en dat de curator aan deze rechter-commissaris verantwoording verschuldigd is. Het is dan ook niet de taak van de tuchtrechter om de bezwaren te beoordelen die een failliet of een bij het faillissement betrokkene heeft wat betreft het beleid van de curator, tenzij, zoals hiervoor aangegeven, de curator zich in diens hoedanigheid van curator heeft misdragen.

4.5    Klager heeft zijn klacht uitgebreid uiteengezet in zijn brief d.d. 19 november 2014 aan de deken, welke brief klager eveneens als klacht bij de rechter-commissaris in zijn faillissement heeft ingediend. Verweerster heeft daarop gereageerd in haar brief d.d. 31 december 2014.

4.6    Klager heeft naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende feiten en gronden gesteld en aannemelijk gemaakt om tot de conclusie te komen dat verweerster zich bij de vervulling van haar taak als curator zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

Als voorbeelden noemt de voorzitter

*dat van de beweerde vordering van klager op ZLF, die alles zou “oplossen”, geen enkel bewijsstuk is overgelegd, en dat er zelfs geen feitelijke onderbouwing is van het bestaan van die vordering;

*dat er geen enkele documentatie is wat betreft de stellingen dat verweerster de bankrekening of de domeinnaam heeft opgezegd en

*dat (ook) uit de eigen stellingen van klager blijkt dat de vermelding van vorderingen van ZLF op klager respectievelijk de Rabobank op klager tijdig zijn ingetrokken.

4.7    De stellingen van verweerster zijn daarentegen in belangrijke mate onderbouwd met stukken waaruit de juistheid van die stellingen kan blijken.

4.8    De voorzitter betrekt bij haar oordeel dat door klager zijn klachtbrief kennelijk ook naar de rechter-commissaris heeft gestuurd, terwijl nergens uit blijkt dat de rechter-commissaris aanleiding heeft gezien klager tegemoet te komen in zijn klachten of verweerster als curator ter verantwoording te roepen.

4.9    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Grapperhaus, voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 18 mei 2015.

Griffier     Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 18 mei 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager   

en per gewone post aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland.