Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:146

Zaaknummer

L 278 - 2014

Inhoudsindicatie

Niet komen vast te staan dat verweerder van zijn cliënten belangrijke documenten heeft ingenomen en deze niet heeft teruggegeven, noch dat hij van zijn cliënten geldbedragen in ontvangst heeft genomen zonder hu n een bewijs van betaling te verstrekken, noch dat hij een valse aanbevelingsbrief van ALO heeft ontvangen en gebruikt bij de asielaanvraag.

Inhoudsindicatie

Klacht Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 15 juni 2015

in de zaak L278-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

 

 

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

 

    

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 23 oktober 2014 met kenmerk DOK14-018, door de raad ontvangen op 24 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 april 2015. Ter zitting zijn klaagster, vertegenwoordigd door de heer K., en verweerder verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 23 oktober  2014 met bijlagen.

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerder heeft de heren M. en S., beiden Iraniërs, bijgestaan in een asielprocedure.

2.2      Verweerder heeft de heren M. en S. bijgestaan op basis van een toevoeging.

2.3      Op enig moment heeft mr. E. de behandeling van de zaken van de heren M. en S. overgenomen van verweerder. In dat kader heeft verweerder de dossiers aan mr. E. overgedragen.

2.4      Bij brief d.d. 1 maart 2012 heeft ALO de samenwerking met verweerder beëindigd.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

1.    van zowel M. en S. belangrijke documenten, waaronder de Iraanse ID-kaart, heeft ingenomen en deze niet heeft gebruikt in de asielprocedure; verweerder heeft de documenten evenmin nadien teruggegeven;

2.    van M. en S. een bedrag van  € 1200,-- heeft ontvangen, terwijl M. en S. geen bewijs van betaling hebben ontvangen;

3.    ten behoeve van het indienen van de voorlopige voorziening van S.  een bedrag van € 170,-- heeft ontvangen zonder hem een reçu te verstrekken;

4.    een valse aanbevelingsbrief van ALO  heeft ontvangen en gebruikt bij de asielaanvraag.

 

4          VERWEER

4.1     Verweerder betwist de hem verweten gedragingen. Verweerder betwist dat hij belangrijke documenten in ontvangst heeft genomen en dat deze vervolgens op zijn kantoor zijn kwijtgeraakt. Verweerder heeft de dossiers overgedragen aan mr. E. Verweerder betwist voorts dat hij betalingen van de heren M. en S. heeft ontvangen. Verweerder heeft de heren M. en S. bijgestaan op basis van een toevoeging. Tot slot betwist verweerder dat hij een valse aanbevelingsbrief van ALO  heeft gebruikt bij de asielaanvraag.

 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     Verweerder heeft betwist dat hij belangrijke documenten in ontvangst heeft genomen en dat deze vervolgens op zijn kantoor zijn kwijtgeraakt. Verweerder heeft voorts betwist dat hij van M. en S. betalingen heeft ontvangen. Tot slot heeft verweerder betwist dat hij een valse aanbevelingsbrief van ALO heeft gebruikt bij de asielaanvraag.

5.3     In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klaagster minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden.

5.4     De raad is van oordeel dat klaagster tegenover de betwisting door verweerder onvoldoende concrete feiten en omstandigheden heeft aangevoerd en aannemelijk gemaakt die tot de gegrondverklaring van de klachtonderdelen zouden kunnen leiden.

5.5     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.  

             

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juni 2015 .

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 juni 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl