Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:111

Zaaknummer

15-064A + 15-065A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissingen: klachten grotendeels kennelijk niet-ontvankelijk vanwege overschrijding redelijke klachttermijn en voor het overige kennelijk ongegrond omdat ze zien op privé-gedragingen van verweerders

Uitspraak

Beslissing van 10 april

in de zaken 15-064A en 15-065A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

1. de heer mr.

2. de heer mr.

advocaten te Amsterdam

verweerders

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brieven van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 12 maart 2015 met kenmerken 4014-0964 en 4014-0965, door de raad ontvangen op 12 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijsten vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klachten wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster stelt dat zij in 2006/2007 een affectieve relatie heeft gehad met verweerder sub 1. Verweerder sub 2 is een vriend en voormalig kantoorgenoot van verweerder sub 1.

1.3 In augustus 2008 heeft verweerder sub 1 aangifte jegens klaagster gedaan wegens belaging.

1.4 Klaagster tast in het duister of verweerder sub 2 de belangen van verweerder sub 1 heeft behartigd in het kader van die aangifte.

1.5 Van een advocaat-cliënt relatie tussen klaagster en verweerders is geen sprake geweest.

1.6 Bij brieven van 17 december 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerders.

2 KLACHT

In zaaknummer 15-065A (tegen verweerder sub 1)

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder sub 1 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij: 

a) een valse aangifte jegens klaagster heeft gedaan;

b) misbruik lijkt te maken van zijn ambt;

c) een privékwestie op juridische wijze heeft opgelost;

d) verzoeken van klaagster om opheldering over bedoelde aangifte negeert;

e) gegevens over klaagster verspreidt met het oogmerk klaagster in een kwaad daglicht te stellen.

In zaaknummer 15-064A (tegen verweerder sub 2)

2.2 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder sub 2 tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) betrokken is bij een valse aangifte van verweerder sub 1 jegens klaagster;

b) misbruik lijkt te maken van zijn ambt;

c) verzoeken van klaagster om opheldering over bedoelde aangifte en/of rol die verweerder sub 2 daarbij heeft gespeeld negeert.

3 VERWEER

De klacht jegens verweerder sub 1 (15-065A)

3.1 Verweerder sub 1 heeft aangevoerd dat hij nimmer als advocaat diensten heeft verricht voor verweerster. Wat hem betreft ziet de klacht van klaagster op een privékwestie en staat dat los van zijn werkzaamheden als advocaat.

3.2 Het oogmerk van de aangifte door verweerder sub 1 was dat klaagster zou stoppen met het zoeken van contact met hem. Na het doen van aangifte heeft verweerder sub 1 niet meer van klaagster vernomen, totdat zij in 2014 opnieuw contact met hem zocht. Verweerder sub 1 kan niet worden gehouden om contact met klaagster op te nemen om de kennelijk door haar gewenste opheldering te geven.

De klacht jegens verweerder sub 2 (15-064A)

3.3 Verweerder sub 2 heeft aangevoerd dat hij zich nimmer als advocaat van verweerder sub 1 heeft voorgedaan, noch is hij betrokken geweest bij de aangifte die verweerder sub 1 jegens klaagster heeft gedaan. Sinds 2008 heeft verweerder sub 2 niets meer vernomen van klaagster, totdat zij hem vanaf 16 juni 2014 weer actief heeft benaderd over de kwestie.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

De klacht jegens verweerder sub 1 (15-065A)

4.2 Alle onderdelen van de klacht van klaagster tegen verweerder sub 1 zien op diens gedragingen in de periode 2008.  

4.3 Voor de beoordeling of een klacht na een lang tijdsverloop nog kan worden ontvangen, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Of het tijdsverloop onredelijk lang is, bepaalt de tuchtrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. In het algemeen wordt in jurisprudentie een termijn van drie jaar aangehouden. Onder de nieuwe Advocatenwet geldt eveneens een klachttermijn van drie jaar.

4.4 De klachtonderdelen zien op handelingen en nalatingen van verweerder sub 1 die dateren van meer dan zes jaar voor het indienen van de klacht. Klaagster heeft geen goede redenen aangevoerd waarom zij sinds medio 2008 tot eind 2014 heeft gewacht met het indienen van deze klacht. Zij was al die tijd met alle relevante feiten, op grond waarvan zij de bovengenoemde klachtonderdelen heeft geformuleerd, bekend. De voorzitter zijn geen bijzondere omstandigheden gebleken, die tot verlenging van de redelijke termijn kunnen leiden. De klacht is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de redelijke klaagtermijn.

4.5 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat de door verweerder sub 1 jegens klaagster gedane aangifte is verricht in de privésfeer. Privégedragingen van een advocaat worden alleen dan van tuchtrechtelijk belang geoordeeld, wanneer er voldoende aanknopingspunten zijn met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. De voorzitter is van oordeel dat daarvan geen sprake is.

4.6 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met zaaknummer 15-065A, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

De klacht jegens verweerder sub 2 (15-064A)

4.7 Klachtonderdelen a) en b) zien op handelingen en nalaten van verweerder sub 2 die zich zouden hebben voorgedaan in 2008. De voorzitter verwijst naar de hiervoor onder rechtsoverweging 4.3 weergegeven maatstaf en oordeelt dat klaagster ook ten aanzien van deze klachtonderdelen niet begrijpelijk gemaakt waarom zij zo lang heeft gewacht met het indienen van de klacht tegen verweerder sub 2, terwijl zij al die tijd bekend was met de voor deze klachtonderdelen relevante feiten. Klachtonderdelen a) en b) zijn daarom kennelijk niet-ontvankelijk vanwege overschrijding van de redelijke klaagtermijn.

4.8 In klachtonderdeel c) voert klaagster aan dat verweerder sub 2 haar verzoeken in 2014 om opheldering heeft genegeerd. Dit betreft het handelen van verweerder sub 2 als privépersoon. Dat klaagster verweerder sub 2 heeft aangeschreven op zijn kantooradres, maakt dat niet anders. Gelet op de hiervoor onder 4.5 weergegeven maatstaf is de voorzitter van oordeel dat geen sprake is van privégedragingen van verweerder sub 2 die tuchtrechtelijk van belang zijn.

4.9 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht met zaaknummer 15-064A, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels  kennelijk ongegrond  verklaren.

BESLISSING

De voorzitter:

- In zaaknummer 15-065A:

Verklaart de klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

- In zaaknummer 15-064A:

Verklaart de klachtonderdelen a) en b) kennelijk niet-ontvankelijk en verklaart klachtonderdeel c) kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 10 april 2015.

Griffier  Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.