Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:130

Zaaknummer

15-001A

Inhoudsindicatie

Advocaat klaagt over de advocaat van de wederpartij. Verweerster zou zich onnodig grievend hebben uitgelaten over de capaciteiten van klager. Verweerder heeft klager te snel verhinderdata voor een kort geding opgevraagd. Klacht in alle onderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 mei 2015

in de zaak 15-001A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr. drs.

advocaat te

klager

tegen:

mr.

advocaat te

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 januari 2015, met kenmerk 4014-0459, door de raad ontvangen op 9 januari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2015 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de hiervoor onder 1.1 genoemde brief van de deken, alsmede van de bij die brief gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 In een echtscheidingsprocedure heeft klager opgetreden voor de man en heeft verweerster opgetreden voor de vrouw. Verweerster was sinds april 2014 advocaat van de vrouw, daarvoor had de vrouw zich door een andere advocaat laten bijstaan. De echtscheidingsprocedure tussen de man en de vrouw verliep moeizaam.

2.3 Bij een van de eerste telefonische contacten tussen klager en verweerster heeft verweerster tegen klager gezegd: ‘u loopt zeker  nog niet zo lang mee in het familierecht”.

2.4 Bij e-mailbericht van 20 juni 2014, 11:17 uur, heeft verweerster klager onder meer het volgende geschreven:

“Van cliënte begreep ik inmiddels dat partijen nadere overeenstemming hebben gehad en dat zij in overleg met Bureau Jeugdzorg hebben besloten om toch te gaan mediaten. Dat zou dan kunnen gaan over onder meer de boedelverdeling, de omgang met [dochter] en de vakantieregeling. Mocht dat juist zijn, dan is het misschien een idee om een aanhouding te vragen aan de rechtbank voor het werkformulier Verdelen & Verrekenen. Bent u het daar mee eens? (…) Voor het overige verneem ik ook graag op zo kort mogelijke termijn uw reactie, zulks gelet op de aan ons gegeven termijn voor het indienen van het werkformulier. Tot slot verzoekt cliënte uw cliënt nogmaals in te stemmen met het inschakelen van een kinderpsychiater, opdat [dochter] de nodige individuele hulpverlening kan krijgen.”

2.5 Bij e-mailbericht van 20 juni 2014, 11:30 uur, heeft klager in reactie op het hiervoor geciteerde e-mailbericht het volgende aan verweerster geschreven:

“Ik overleg met cliënt en bericht u nader. Dergelijke berichten zijn mij niet bekend. (…)

Kinderpsychiater lijkt mij helemaal niet nodig. Kinderen moeten niet onnodig belast worden met onnodige onderzoeken.”

2.6 Verweerster heeft bij e-mailbericht van 20 juni 2014, 11:57 uur, het volgende aan klager geschreven:

“Hierbij verzoek ik u vriendelijk mij omgaand uw verhinderdata te geven voor de komende drie weken. Daarnaast verzoek ik u mij omgaand te laten weten dat uw cliënt instemt met de afgifte van een Duits paspoort voor [dochter]. Mocht u deze toestemming van uw cliënt niet verkrijgen dan neem ik deze kwestie mee in het kort geding, wat ik zal entameren. Dit kort geding zal gaan over medewerking inschakeling kinderpsycholoog (ten onrechte had ik het volstrekt onjuiste woord kinderpsychiater in gedicteerd) en wijziging aankomende zomervakantieregeling conform het zojuist aan u doorgemailde voorstel van cliënte.”

2.7 Bij brief van 23 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster. Bij brief van 31 juli 2014 heeft verweerster gereageerd op de klacht. Zij besloot deze brief met de volgende alinea:

“Tot slot nog even een algemene opmerking. Ik procedeer voor cliënte op basis van een toevoeging. Deze uiterst onverkwikkelijke vechtscheiding heeft mij al vele tientallen uren gekost. Mijn praktijk is derhalve in het geheel niet gebaat bij langdurig procederen doch bij het vinden van snelle oplossingen. Voor [klager] geldt het tegendeel omdat hij op betalende basis werkzaam is.”

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerster telefonisch tegen klager heeft gezegd ‘U loopt zeker nog niet zo lang mee in het familierecht’;

b) verweerster met haar proceshouding, te weten door na overname van de zaak van een andere advocaat ogenblikkelijk een procedure voorlopige voorzieningen aan te vangen en voorts zonder de uitkomst van overleg tussen klager en zijn cliënte af te wachten terstond verhinderdata voor een kort geding te vragen, het nastreven van een minnelijke regeling frustreert en de cliënt van klager onnodig op kosten jaagt;

c) verweerster in haar reactie bij brief van 31 juli 2014 de stelling dat klager gebaat zou zijn bij langdurig procederen in plaats van het vinden van een snelle oplossing, omdat klagers cliënte betalend zou zijn, heeft opgenomen.

4 VERWEER

4.1 Over de opmerking dat klager nog niet zo lang meeloopt in het familierecht heeft verweerster het volgende geschreven in haar brief aan de deken van 31 juli 2014:

“Als ik de opmerking heb gemaakt “u loopt zeker nog niet zo lang mee in het familierecht” dan zal deze opmerking een reactie geweest zijn op een opmerking van [klager], die mij noopte tot een dergelijke woordkeuze. Als [klager] zich hierdoor kennelijk geraakt voelde op zijn edele delen dan spijt mij dat bijzonder en bied ik hem mijn excuses aan voor deze opmerking. Of dit nou allemaal zo verschrikkelijk ernstig, onprofessioneel, onnodig grievend etc. is valt nog te bezien. Een mens kan ook op iedere slak zout leggen en dan roepen dat zulks een redelijk handelend en redelijk bekwaam advocaat niet betaamt.”

4.2 Met betrekking tot het starten van een procedure voorlopige voorzieningen stelt verweerster dat dit in het belang van haar cliënte was aangezien de man en klager zich weinig coöperatief opstelden. Ondanks maandenlange onderhandelingen was de man tot geen enkele concessie bereid. Het opvragen van verhinderdata deed verweerster voor het geval geen oplossing gevonden kon worden.

4.3 Met betrekking tot de opmerking over de financiële baten heeft verweerster naar voren gebracht dat dit een feitelijke constatering is die volgt uit de omstandigheid dat de man tot geen enkele concessie bereid is. Bovendien is dit een feit van algemene bekendheid omdat, wie niet tot concessie bereid is, langer zal moeten procederen, hetgeen geld kost.

5 BEOORDELING

De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend voor 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragraven 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidde tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend voor 2015 en wordt daarom door de Raad van Discipline behandeld en beoordeeld onder het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a en c

5.1 Klachtonderdelen a en c lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 De raad stelt voorop dat een goede beroepsuitoefening binnen de advocatuur gediend is met een onderlinge verhouding tussen advocaten die berust op vertrouwen en welwillendheid. Daarom worden advocaten geacht zich te onthouden van al wat hun onderlinge verhouding kan verstoren. Uitlatingen die naar algemeen spraakgebruik als grievend of kwetsend moeten worden aangemerkt behoren advocaten in hun zakelijk verkeer achterwege te laten. Als de verhouding toch verstoord geraakt is, getuigt het van professionaliteit als de advocaten zich inspannen om in het belang van hun cliënten, zo nodig met behulp van bijvoorbeeld de deken, weer een werkbare relatie te bereiken.

5.3 De raad is van oordeel dat van klager enig incasserings- en relativeringsvermogen mag worden verwacht. De uitingen van verweerster (dat klager nog niet zo lang mee loopt in het familierecht en dat klager gebaat zou zijn bij langdurig procederen) zijn gedaan in de context van het debat tussen de advocaten en dienen dan ook niet geïsoleerd van die context beoordeeld te worden zoals klager lijkt voor te staan. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat zij haar opmerking heeft gemaakt naar aanleiding van een opmerking van klager. Ofschoon de raad de precieze context van de uitlating van verweerster niet kent is hij van oordeel dat niet kan worden gezegd dat verweerster  de grens van het toelaatbare heeft overschreden, zodat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld.

5.4 Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klachtonderdeel b heeft betrekking op het starten van een procedure tot wijziging van de voorlopige voorzieningen. De raad stelt voorop dat klager en verweerster weinig feitelijke informatie hebben verschaft over deze procedure; dit brengt mee dat niet kan worden vastgesteld dat het verweerster niet vrij stond namens haar cliënte een dergelijke procedure te starten. Hierbij heeft de raad meegewogen dat partijen al lange tijd in een echtscheidingsprocedure waren verwikkeld en dat de cliënte van verweerster van mening was dat overleg niet tot enig resultaat leidde.

5.6 Daarnaast heeft klachtonderdeel b betrekking op het vragen van verhinderdata voor een kort geding, hetgeen het overleg niet ten goede zou zijn gekomen volgens klager. Verweerster heeft klager op 20 juni 2014 om 11:17 uur in een e-mailbericht onder andere om toestemming gevraagd voor het inschakelen van een kinderpsycholoog; in zijn reactie op dat e-mailbericht heeft klager dat verzoek onmiddellijk afgewezen. Over dat onderwerp was overleg derhalve niet mogelijk, zodat het verweerster derhalve vrijstond om diezelfde ochtend verhinderdata te vragen.

5.7 In algemene zin voegt de raad aan het vorenstaande toe dat het een advocaat, in het kader van de behartiging van de belangen van haar cliënt, vrij staat druk uit te oefenen op de wederpartij; dit kan immers een zeker doel dienen. Nu het toch tot een kort geding kwam op een voor de cliënte van verweerster belangrijk punt over de inschakeling van een kinderpsycholoog stond het verweerster vrij om dan ook andere onderwerpen mee te nemen waar partijen van mening over verschilden. Van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.

5.8 Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. B. Roodveldt, mr. N.M.N. Klazinga, mr. P. van Lingen, mr. R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  19 mei 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl