Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:184

Zaaknummer

OB 19 - 2015

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Nu het gelet op het late tijdstip van onttrekken niet mogelijk was op voorhand zekerheid te verkrijgen over het doorgaan van de comparitie, mocht van verweerder worden verwacht dat hij ter zitting zou verschijnen teneinde de belangen van klaagster te behartigen en was zijn onttrekking uit de zaak ontijdig en tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Berisping

Uitspraak

 

Beslissing van 31 augustus 2015

in de zaak OB19-2015

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

     klaagster

     

 

   

 

            

en

 

                     

                      

                      verweerder

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 6 februari 2015 met kenmerk 48\14\088K, door de raad ontvangen op 9 februari 2015, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     het klachtdossier;

-     een brief van verweerder d.d. 15 mei 2015, met 46 producties.

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerder heeft aan klaagster rechtsbijstand verleend in meerdere zaken waaronder een zaak tegen X. Tussen partijen is een verschil van mening ontstaan, onder andere omtrent de betaling van openstaande facturen in de door verweerder behandelde zaken. De werkzaamheden in de zaak tegen X worden door de rechtsbijstandsverzekering vergoed. Partijen spraken echter af dat klaagster in die betreffende zaak de btw over de notabedragen en de eigen bijdrage rechtstreeks aan verweerder zou betalen.

2.3      Op 12 februari 2014 heeft tussen klaagster en verweerder een uitvoerig gesprek plaatsgevonden ter voorbereiding van de comparitie in de zaak tegen X. Daarbij zijn ook de nog openstaande facturen van verweerder aan de orde gekomen. Bij e-mail d.d. 24 februari 2014 te 21.59 uur heeft verweerder aan klaagster laten weten dat in de zaak tegen X nog een klein bedrag aan btw open stond dat later kon worden betaald maar dat hij, bij gebreke van een tijdige ontvangst van de betaling in de zaak tegen Y, geen andere mogelijkheid zag dan zich terug te trekken als advocaat. Op 25 februari 2014 hebben klaagster en verweerder een gesprek gehad op het kantoor van klaagster. Bij e-mail d.d. 25 februari 2014 heeft verweerder aan klaagster het volgende medegedeeld:

“Het door u toegezegde bedrag hebben wij niet ontvangen. Het kost mij teveel moeite om achter mijn geld aan te lopen. Ik merk dat ik niet langer de motivatie kan opbrengen voor u te blijven optreden en het dus niet verstandig is dat ik uw zaken nog langer behartig (..) Ik zal de rechtbank en de wederpartij uiterlijk om 16.00 uur laten weten dat ik mij onttrek als uw advocaat. De comparitie zal dan geen doorgang vinden. U zult de komende 2 weken in de gelegenheid worden gesteld een andere advocaat te vinden. Dan zal een nieuwe datum en tijdstip voor de comparitie worden bepaald.”

2.4      Op 25 februari 2014 heeft verweerder, middels rolformulier B2, aan de rechtbank medegedeeld dat hij zich als advocaat heeft onttrokken aan de zaak en dat hij klaagster had gewezen op de gevolgen daarvan.

2.5      De comparitie in de zaak heeft op 26 februari 2014  doorgang gevonden. Klaagster en verweerder zijn niet ter comparitie verschenen. De zaak is vervolgens op de rol van 9 april 2014 geplaatst voor vonnis. Bij brief d.d. 27 februari 2014 heeft de griffier van de rechtbank verweerder laten weten dat de zaak conform artikel 7.2 van het landelijk rolreglement naar de rol was verwezen van 12 maart 2014 voor het stellen van een nieuwe advocaat. De stukken zijn door verweerder op 12 maart 2014 naar de opvolgend advocaat gestuurd. Bij vonnis van 14 mei 2014 heeft de rechtbank de vordering van klager in conventie en reconventie afgewezen.

 

 

3          klacht

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door zich daags voor de comparitie als behandelend advocaat aan de zaak te onttrekken en geen verweer in reconventie te voeren.

 

4          VERWEER

4.1      De onttrekking vond weliswaar op een erg laat tijdstip plaats, maar verweerder verkeerde in de veronderstelling dat het formulier B2 (onttrekking als advocaat) tijdig voor de comparitie bij de rechtbank was ingediend en dat op grond van het geldende procesreglement de comparitie geen doorgang zou vinden. Achteraf gezien had de onttrekking zorgvuldiger gekund. Client had hiervan niet de dupe mogen worden.

 

5          BEOORDELING

5.1     De raad stelt voorop dat de nieuwe Advocatenwet van toepassing is op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld. De raad overweegt hierna het volgende.

5.2     Wanneer de advocaat besluit een hem verstrekte opdracht neer te leggen, dient hij dat op zorgvuldige wijze te doen en dient hij ervoor te zorg te dragen dat zijn cliënt daarvan geen nadeel ondervindt. Het belang van de cliënt, niet het eigen belang, is bepalend voor de wijze waarop de advocaat zijn zaken dient te behandelen. De raad zal de klacht beoordelen met inachtneming van dit beoordelingskader.

5.3     Verweerder heeft op de dag voorafgaande aan de comparitie van antwoord, rond 16.00 uur, de zaak van klager neergelegd en zich op de rol als advocaat onttrokken aan de zaak. Daarbij heeft hij klager meegedeeld dat de zitting geen doorgang zou vinden. Weliswaar volgt uit het procesreglement dat in een dergelijke situatie in beginsel een verwijzing naar de rol plaats vindt voor het stellen van een nieuwe advocaat, echter het is uiteindelijk aan de zittingsrechter om te bepalen of de comparitie al dan niet doorgaat. Gelet daarop mocht van verweerder worden verwacht dat hij zich ervan zou verzekeren dat de comparitie niet doorging, alvorens zijn cliënt daarover te berichten. Dat verweerders veronderstelling dat de zitting niet door zou gaan, door de griffier van de rechtbank niet zou zijn weersproken, volstaat hiertoe niet. Als het gelet op het late tijdstip van onttrekken niet mogelijk was hieromtrent op voorhand zekerheid te verkrijgen, mocht van verweerder worden verwacht dat hij ter zitting zou zijn verschenen teneinde de belangen van klager te behartigen en om aanhouding van de zaak te vragen. Gelet hierop was de onttrekking naar het oordeel van de raad ontijdig.

5.4     Klager is door het handelen van verweerder in zijn belangen geschaad. Uit het dossier blijkt immers dat de  vordering in reconventie is toegewezen als gevolg van het feit dat klaagster en verweerder op 26 februari 2014 niet ter comparitie zijn verschenen en er derhalve geen verweer in reconventie is gevoerd. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat hij aanvankelijk voornemens was om ter zitting te reageren op het verweer in reconventie vanwege de nauwe samenhang tussen de vorderingen. Hiervan uitgaande had hij zich rekenschap dienen te geven van het feit dat in geval van het niet doorgaan van de comparitie, ook het verweer in reconventie niet kon worden gevoerd. Dat later niet om voortzetting van de comparitie is gevraagd doet hier niet aan af. Verweerder heeft bovendien nagelaten klaagster te informeren over het feit dat de rechtbank de zaak naar de rol van 12 maart 2014 had verwezen voor het stellen van een nieuwe advocaat.

5.5     Gelet op het bovenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de raad geenszins de zorgvuldigheid betracht die van hem werd vereist en zijn eigen belangen laten prevaleren boven die van klaagster. Dit valt hem tuchtrechtelijk te verwijten. De raad zal de klacht dan ook gegrond verklaren.

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad acht de maatregel van berisping passend en geboden.

 

7        BESLISSING

7.1     De raad van discipline verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van berisping.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2015.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2015

 

verzonden aan:

 

-        klaagster

-        verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl