Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:175

Zaaknummer

R. 4754/15.64

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft gesteld dat de termijn zou zijn gaan lopen op de datum van de uitspraak van het Hof van Discipline in de ambtshalve klacht. De voorzitter is van oordeel dat deze uitspraak niet van belang is voor de ingangsdatum van de verjaring. De betreffende beslissing geeft slechts een oordeel over de door verweerder tegen klaagster ingediende klacht, maar heeft geen invloed op de datum waarop het handelen of nalaten van verweerder, waar de klacht betrekking op heeft, zich heeft voorgedaan. Het dekenaat van verweerder is in oktober 2009 geëindigd en klaagster heeft de klacht bijna vijf jaar later ingediend.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 26 maart 2015 met kenmerk K115 2015 bm/sl, door de raad ontvangen op 26 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is als vereffenaar opgetreden in de nalatenschap van de heer V. in de periode 2007 tot oktober 2008. Daarna is klaagster nog enige tijd als vereffenaar opgetreden van twee besloten vennootschappen uit diezelfde nalatenschap .

1.3 Met betrekking tot en/of naar aanleiding van klaagsters handelwijze inzake die vereffening is een dekenklacht tegen klaagster is ingediend, waarvan de behandeling is aangehouden tot in 2010.

1.4 Verweerder is in de jaren 2008 en 2009 deken geweest in het arrondissement Rotterdam. 

1.5 Bij faxbrief van 26 april 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

 

a. in strijd met de met klaagster gemaakte afspraken een dekenklacht tegen klaagster heeft ingediend, terwijl klaagster de gemaakte afspraken volledig is nagekomen;

b. in maart 2008 doelbewust met klaagster gemaakte afspraken heeft willen frustreren door oude, in het verleden niet in behandeling genomen klachten, te (re)activeren;

c. op onjuiste gronden mr. B heeft aangezet tot het schrijven van een brief en vervolgens die brief als klacht tegen klaagster heeft behandeld, terwijl mr. B duidelijk had laten weten dat het geen klacht betrof. Klaagster verwijt verweerder tevens dat hij niet op de hoogte was van klachtwaardig handelen van mr. K in zijn hoedanigheid van deken en dat zijn handelwijze uitsluitend tot doel had de met klaagster gemaakte afspraken te frustreren;

d. in weerwil van een door klaagster met cliënten getroffen betalingsregeling betreffende openstaande nota’s van klaagster en de afspraak met die cliënten dat er geen klacht tegen klaagster zou worden ingediend, een klacht van die cliënten heeft onderzocht, waardoor er in strijd met de door klaagster gestelde afspraken een tuchtzaak kwam en de betaling van klaagsters declaraties gefrustreerd is;

e. verzuimd heeft om naar aanleiding van een klacht van een cliënt een bemiddelingsgesprek aan te bieden en niet te voldoen aan klaagsters verzoek tot het houden van een bemiddelingsgesprek in de desbetreffende zaak, waardoor klaagster ten onrechte de mond is gesnoerd;

f. in 2008 zonder deugdelijk voorafgaand onderzoek en zonder wederhoor een ambtshalve klacht tegen klaagster heeft ingediend;

g. tegen klaagster een dekenklacht heeft ingediend, die door het  Hof van Discipline bij beslissing van 6 februari 2012 ongegrond is verklaard;

h. beschikt over onvoldoende kennis van het tuchtrecht, hetgeen is gebleken uit het feit dat door verweerder tegen een tussenbeslissing van de Raad van Discipline hoger beroep is ingesteld, hetgeen volgens klaagster, met verwijzing naar het boek van prof.mr. W.A.F. Bannier, “Zoals een behoorlijk advocaat betaamt”, niet mogelijk is;

i. geen bemiddelingsgesprek heeft gevoerd naar aanleiding van de klacht van mevrouw A en haar desgevraagd uitstel heeft verleend voor het geven van een reactie, waardoor verweerder de regie over de klachtprocedure uit handen heeft gegeven;

j. in een brief van 1 augustus 2008 aan klaagster heeft gesteld dat er weer een klacht van mevrouw A tegen klaagster was ontvangen, die haar echter niet bekend was, waaruit blijkt dat verweerder informatie voor klaagster heeft achtergehouden;

k. zich onnodig grievend heeft uitgelaten door klaagsters praktijk tijdens een mondelinge behandeling een ‘total loss’ te noemen;

l. mevrouw L, een klagende partij, telefonisch heeft laten weten dat deze klagende partij niet met klaagster moest spreken over het intrekken van de klacht;

m. geen bemiddelingsgesprek gehouden heeft naar aanleiding van de klachten van L, H, V en A.

 

3 VERWEER

3.1 Een overzicht van de door klaagster tegen verweerder gevoerde procedures is overgelegd. Verweerder heeft aangevoerd dat klaagster de klachten niet heeft gemotiveerd en gesubstantieerd. De klachten hebben betrekking op de periode 2008/2009 en worden door verweerder wegens overschrijding van de redelijke termijn voor het indienen van een klacht niet-ontvankelijk geacht.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdelen a tot en met m

Verweerder heeft voorts per klachtonderdeel verweer gevoerd. Gelet op hetgeen hieronder sub 4 wordt overwogen behoeft daar thans niet verder op ingegaan te worden.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds.

4.3 In het algemeen geldt – volgens de jurisprudentie van het Hof van Discipline – dat als een klacht bij de deken is binnengekomen binnen een termijn van drie jaren nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan en de klager kennis heeft gekregen van de door hem als klachtwaardig geachte handelwijze dan wel met de consequenties daarvan bekend is geworden, de redelijke termijn niet geschonden wordt geacht. Na drie jaren gaat het belang van de advocaat bij toepassing van het beginsel van de rechtszekerheid zwaarder wegen. Dat past ook in de lijn van de nieuwe Advocatenwet. In het huidige artikel 46g Advocatenwet is bepaald dat een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien deze wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager heeft kennisgenomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Indien de gevolgen van het handelen of nalaten redelijkerwijs pas nadien bekend zijn geworden, verloopt de termijn voor het indienen van het klaagschrift een jaar na de datum waarop de gevolgen redelijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken.

4.4 Verweerster heeft gesteld dat de termijn zou zijn gaan lopen op 6 februari 2012, de datum van de uitspraak van het Hof van Discipline in de ambtshalve klacht (zie hierboven sub 2.1.g). De voorzitter is van oordeel dat deze uitspraak niet van belang is voor de ingangsdatum van de verjaring. De betreffende beslissing geeft slechts een oordeel over de door verweerder tegen klaagster ingediende klacht, maar heeft geen invloed op de datum waarop het handelen of nalaten van verweerder, waar de klacht betrekking op heeft, zich heeft voorgedaan. Het dekenaat van verweerder is in oktober 2009 geëindigd en klaagster heeft de klacht bijna vijf jaar later ingediend. De klacht is om vorenstaande reden in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk niet-ontvankelijk.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 24 april 2015.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 28 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.