Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:130

Zaaknummer

98/14

Inhoudsindicatie

Klacht betreft de kwaliteit van de dienstverlening. Een advocaat is verantwoordelijk voor een behoorlijke rechtsgang, in dien zin dat hij tijdig processtukken indient ,dan wel tijdig uitstel vraagt en verder ook tijdig de nodige rechtshandelingen verricht. Ook dient hij te zorgen voor correcte communicatie met zijn cliënt. In geval van aansprakelijkstelling dient hij zijn verzekeringsmaatschappij tijdig de benodigde stukken te sturen. Financiële afspraken moeten schriftelijk worden vastgelegd. Klacht gegrond. Maatregel: schrapping in samenhang met andere klachtzaken. Voorts spreekt de raad uit dat de advocaat niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Uitspraak

Beslissing van 17 april 2015

in de zaak 98/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

1.    de heer [     ]

2.    mevrouw [     ]

klagers

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 24 november 2014 met kenmerk 51/14/43, door de raad ontvangen op 25 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2015 in aanwezigheid van klagers. Verweerder heeft laten weten om gezondheidsredenen niet te zullen verschijnen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van verweerder van 22 februari 2015 aan de raad.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers zijn de ouders van B. ten behoeve van wie PGB is ontvangen. Klagers hebben zich bij verweerder gemeld in verband met een terugvorderingsbeschikking PGB  van het Zorgkantoor C. (hierna te noemen: C). Klagers hebben zich via een contactformulier bij verweerder gemeld, die vervolgens heeft geantwoord dat hij op 7 mei 2012 contact met hen zal opnemen. Vervolgens heeft verweerder geen contact opgenomen. Op 19 juli 2012 zijn klagers gedagvaard ter zitting van de kantonrechter te E. van 16 augustus 2012.

2.3    Verweerder zou zich stellen. Verweerder heeft echter geen conclusie van antwoord genomen. Omdat klagers niets meer van verweerder hoorden hebben zij op

16 augustus 2012 zelf mondeling verweer gevoerd in de procedure. Verweerder heeft klagers wel bijgestaan tijdens de comparitie van partijen op 11 oktober 2012 en vervolgens heeft verweerder een akte genomen ter zitting van 6 december 2012. In deze akte stelt verweerder zich op het standpunt dat C. een nieuw voor bezwaar vatbaar besluit had moeten nemen, maar dat niet heeft gedaan. Daardoor mist de terugvorderingsbeschikking rechtskracht en moeten de vorderingen van C. worden afgewezen. Verweerder heeft echter nimmer bezwaar gemaakt tegen het uitblijven van het voor bezwaar vatbare besluit, noch klagers op die mogelijkheid gewezen.

2.4    Op 23 februari 2013 heeft de kantonrechter vonnis gewezen, waarbij klagers zijn veroordeeld tot betaling van de hoofdsom van € 6.616,27, de wettelijke rente en de proceskosten ad € 1.284,64.

2.5    Verweerder heeft klagers geadviseerd in hoger beroep te gaan, omdat hij het met de uitspraak niet eens was en er ‘veel onwaarheden’ in stonden. Hij wilde beslist in hoger beroep gaan, op eigen kosten, zo liet hij klagers weten in een e-mailbericht van 26 februari 2013.

2.6    Verweerder heeft vervolgens een dagvaarding opgesteld, maar heeft verzuimd de dagvaarding bij het hof te introduceren. Hij heeft deze omissie hersteld, maar heeft het griffierecht te laat betaald waarop klagers bij arrest van 10 september 2013 niet ontvankelijk zijn verklaard en veroordeeld zijn in de proceskosten ad € 999,00. Vervolgens heeft C. executoriaal beslag gelegd. Klagers hebben verweerder gevraagd rechtsmaatregelen te nemen zodat de juiste beslagvrije voet wordt gehanteerd. Verweerder heeft toegezegd actie te zullen ondernemen maar heeft niets gedaan.

2.7    Bij brief van 4 juni 2014 met bijlagen heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerder heeft nagelaten de toegezegde rechtsbijstand te verlenen;

b)    verweerder heeft verzuimd te adviseren over de bestuursrechtelijke mogelijkheden, zoals de mogelijkheid bezwaar te maken tegen het uitblijven van een voor bezwaar vatbare beslissing, terwijl verweerder niet alleen heeft verzuimd te adviseren maar ook geen actie daarop heeft ondernomen;

c)    verweerder heeft verzuimd het griffierecht in hoger beroep tijdig te betalen, ten gevolge waarvan klagers niet-ontvankelijk zijn verklaard. Hij zou zelfs door het hof in de gelegenheid zijn gesteld om via een akte hierop te reageren, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt.

d)    verweerder klagers niet op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in de procedure.

e)    verweerder niet reageerde op verzoeken van klagers om contact met hen op te nemen;

f)    verweerder heeft verzuimd klagers te wijzen op zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekering en heeft verzuimd zijn verzekeraar in te schakelen,  terwijl hij evenmin de schade heeft vergoed. Bovendien had verweerder, toen duidelijk was dat hij tekort was geschoten in de dienstverlening aan klagers, dat aan zijn cliënten moeten melden en moeten adviseren onafhankelijk advies te vragen.

g)    verweerder heeft verzuimd de financiële afspraken met klagers nauwkeurig vast te leggen.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder betwist dat de toegezegde rechtsbijstand niet is verleend. Hij heeft klagers in de civiele zaak tegen C. bij de kantonrechter te E. bijgestaan en heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter. Verweerder heeft aangevoerd dat hij wel een stelbriefje heeft gestuurd naar de kantonrechter met het verzoek om de gebruikelijke aanhouding te verlenen voor de conclusie van antwoord.

Ad klachtonderdeel b)

4.2    Verweerder is niet betrokken geweest bij de bestuursrechtelijke procedure.

Ad klachtonderdeel c)

4.3    Verweerder heeft het griffierecht wel betaald, zij het op de laatst mogelijke dag. Dit was niet erg zorgvuldig, maar hij ging ervan uit dat het bedrag tijdig zou zijn bijgeschreven op de rekening van het gerechtshof. Het had geen zin om bij akte nog te reageren op de te late betaling omdat er geen dringende reden voor was geweest.

Ad klachtonderdeel d)

4.4    Verweerder betwist dat hij klagers niet op de hoogte heeft gehouden van de stand van zaken in de procedure.

Ad klachtonderdeel e)

4.5    Verweerder is niets bekend omtrent contactverzoeken. Klagers hebben inderdaad aangegeven dat de deurwaarder de beslagvrije voet onjuist had toegepast. Verweerder had echter onvoldoende informatie om te checken of de beslagvrije voet juist was toegepast.

Ad klachtonderdeel f)

4.6    Verweerder heeft klagers tijdens een gesprek in een gelegenheid te E. wel degelijk gewezen op de mogelijkheid van beroepsaansprakelijkheid en hij heeft de zaak ook gemeld bij de verzekeraar. De verzekeraar heeft aangegeven inhoudelijk te zullen reageren op de aansprakelijkstelling. De communicatie daaromtrent is niet soepel verlopen.

Ad klachtonderdeel g)

4.7    Verweerder heeft klagers niets in rekening gebracht; een toegestuurde factuur is gecrediteerd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Hoewel verweerder heeft aangevoerd dat hij zich heeft gesteld en uitstel heeft gevraagd voor een conclusie van antwoord is zulks niet komen vast te staan. Verweerder heeft geen conclusie van antwoord genomen, ondanks het feit dat hij had toegezegd klagers bij te staan in de procedure bij de kantonrechter te E. Wel heeft verweerder klagers bijgestaan op de comparitie van 11 oktober 2012 en een akte heeft genomen. Dit neemt echter niet weg dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door niet tijdig een conclusie van antwoord bij de kantonrechter in te dienen, dan wel tijdig uitstel te regelen. Dit hoort bij een behoorlijke procesgang waar de advocaat verantwoordelijkheid voor draagt.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Bovendien had verweerder, waar hij zelf stelt dat een nieuw voor bezwaar vatbaar besluit door C. had moeten worden genomen, actie moeten ondernemen. Verweerder heeft echter niets gedaan en het is nu juist aan een advocaat om er op toe te zien dat een dergelijk besluit wordt genomen dan wel dat bezwaar wordt gemaakt tegen het uitblijven van een dergelijk besluit. Ook dit is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel c)

Ook dit verwijt is terecht. Verweerder had moeten zorgen voor het tijdig betalen van het griffierecht. Ook dit is typisch de taak van de advocaat.

Ad klachtonderdeel d en e)

5.3    Deze beide klachtonderdelen betreffen de communicatie tussen klagers en verweerder en worden gezamenlijk behandeld. Verweerder heeft het in deze klachtonderdelen gestelde betwist, maar heeft zijn betwisting in het geheel niet onderbouwd. Hij heeft evenmin brieven of e-mailberichten overgelegd ter onderbouwing van zijn verweer. De raad houdt het er voor dat verweerder klagers, noch eigener beweging, noch op verzoek daartoe van de kant van klagers, op de hoogte heeft gehouden van de ontwikkelingen in de procedure. Het in deze klachtonderdelen gestelde is dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel f)

5.4    Verweerder heeft aangevoerd dat hij de verzekeringsmaatschappij op de hoogte heeft gesteld. Klagers geven echter in hun brief van 18 juli 2014 aan de deken aan dat de verzekeringsmaatschappij heeft laten weten dat deze nog niet kon reageren omdat zij nog stukken van verweerder diende te ontvangen en dat verweerder bovendien zijn premie niet had betaald. Dit is door verweerder niet weersproken en evenmin is gebleken dat verweerder de aansprakelijkstelling tijdig en op correcte wijze  heeft doorgeleid naar zijn verzekeringsmaatschappij.  Derhalve is verweerder ook op dit punt te kort geschoten in een behoorlijke rechtshulpverlening. Verweerder had klagers van het tekortschieten op de hoogte moeten stellen  en hun, zo nodig, moeten adviseren onafhankelijk advies te vragen.

Ad klachtonderdeel g)

5.5    Bij aanvang van de zaak dient een advocaat de financiële afspraken met de cliënt vast te leggen. Dat is in dit geval niet gebeurd. Ook dat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

5.6    Omdat verweerder ernstig tekort is geschoten in de rechtshulpverlening jegens zijn cliënten, spreekt de raad uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. Bovendien heeft verweerder geen rechtens relevante redenen aangevoerd voor zijn handelwijze.

 

6    MAATREGEL

6.1    Uit het voorgaande volgt dat de klacht geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder volstrekt onvoldoende de belangen heeft behartigd zijn cliënt en daarbij de cliënt niet op de hoogte heeft gehouden van de aanpak van de zaak en de voorgang van de werkzaamheden. Bovendien gaat het in het onderhavige geval om een kwetsbare cliënt. Dat gevoegd bij de ernst van het bezwaar rechtvaardigt op zich al een zware maatregel. Bovendien staat dit bezwaar niet alleen. Er zijn ook klachten van klagers in de zaken 26/14, 61/14 en 15/15.

6.2    Het beeld dat uit al deze klachten oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten zijn maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert niet of nauwelijks met zijn cliënten.

6.3    Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt, tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

6.4    De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de Gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van zijn cliënt bij hem in goede handen zijn en dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Dit alles raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

6.5    Verweerder heeft onvoldoende inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Hij heeft weliswaar erkend dat hij onjuist heeft gehandeld maar heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst en de schade die hij teweeg heeft gebracht en heeft evenmin getracht daar een oplossing voor te vinden. Bovendien was verweerder gewaarschuwd door de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling uit 2013 waarbij hem een berisping was opgelegd in een soortgelijk geval als het onderhavige. De raad komt dan ook tot de conclusie dat verweerder niet in de advocatuur thuis hoort.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau, ingaande onmiddellijk na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-    spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtsverlening betaamt.

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, M.L.C.M. van Kalmthout, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl