Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:79

Zaaknummer

ZWB 163 - 2014

Inhoudsindicatie

Kosten van een intakegesprek kunnen door advocaat in rekening worden gebracht, zeker als het tot overeenkomst van opdracht komt. Dit is slechts anders indien vooraf is afgesproken dat het intakegesprek kosteloos is

Inhoudsindicatie

Niet zonder meer onjuist dat, indien partijen bij een viergesprek afspreken dat de tijdens dat gesprek gemaakte afspraken door een van beide advocaten in een concept-convenant worden opgenomen, die advocaat zijn concept aan beide partijen tegelijk stuurt.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 30 maart 2015

in de zaak ZWB 163-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerder

 

 

 

1                 Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 juni 2014 met kenmerk K13-119, door de raad ontvangen op 12 juni 2014 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement [ Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 2 februari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 11 juni 2014, met bijlagen.

 

 

2                    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting  is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1      Verweerder heeft klager in de periode 1 februari - 10 augustus 2012 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerder heeft een concept-convenant opgesteld. Hij heeft dit per e-mail d.d. 23 mei 2012 aan klager en aan de advocaat van de wederpartij gestuurd. Klager heeft per e-mail d.d. 3 juni 2012 aan verweerder geschreven verbaasd te zijn dat het concept-convenant zonder vooroverleg met hem was gestuurd aan de advocaat van de wederpartij.

2.2      Verweerder heeft per e-mail d.d. 14 juni 2012 geantwoord dat het concept-convenant als voorzet bedoeld was, waarop door beide partijen nog gereageerd kon worden.

2.3      Klager heeft per e-mail d.d. 15 juli 2012 gereageerd op de reactie van de wederpartij. Verweerder heeft bij brief d.d. 10 augustus 2012 de reactie van de wederpartij, gelet op de reactie van klager d.d. 15 juli 2012, samengevat. Verweerder verzocht klager contact met hem op te nemen. Klager heeft verweerder per e-mail d.d. 12 augustus 2012 bericht vooralsnog te stoppen met het gebruik maken van zijn diensten. Verweerder heeft de advocaat van de wederpartij hiervan op de hoogte gesteld. Verweerder heeft de daarna van de advocaat van de wederpartij nog ontvangen correspondentie, voorzien van advies, aan klager doorgezonden.

2.4      Partijen hebben op 10 november 2012 een echtscheidingsconvenant ondertekend. Bij beschikking d.d. 14 mei 2013 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

2.5      Op 6 december 2012 heeft klager definitief te kennen geven geen gebruik meer te willen maken van de diensten van verweerder. Verweerder heeft zich op 10 december 2012 formeel onttrokken als advocaat van klager.

2.6      Klager heeft zich per e-mail d.d. 22 juli 2013 aan verweerder beklaagd over het optreden van verweerder. Verweerder heeft hierop bij brief d.d. 25 juli 2013 gereageerd. Bij brief van 7 augustus 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3                 KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder zonder klager daar vooraf op te wijzen het intakegesprek volledig in rekening heeft gebracht;

2.    verweerder de belangen van klager tijdens een viergesprek (met de vrouw en haar advocaat) niet voldoende heeft behartigd door niet in te grijpen toen klager door de advocaat van de vrouw sarcastisch werd bejegend,

3.    verweerder een concept echtscheidingsconvenant aan de advocaat van de vrouw heeft gezonden zonder daarop eerst de goedkeuring van klager te vragen;

4.    verweerder niet serieus heeft gereageerd toen klager verweerder meedeelde dat hij het met zijn handelwijze (zie 2.) niet eens was;

5.    verweerder na de beëindiging van de samenwerking brieven van de advocaat van de vrouw aan klager heeft doorgestuurd met de vermelding, voorzien van uitroeptekens, dat hij dit gratis deed

 

3.2       Verweerder heeft tijdens het gesprek op 10 april 2012 niet ingegrepen toen de advocaat van de wederpartij zich sarcastisch tegenover klager uitliet.

3.3       Verweerder heeft het concept-convenant voor verzending aan de wederpartij niet met klager besproken, waardoor het convenant zijn waarde heeft verloren.

3.4       Verweerder heeft in reactie op de e-mail van klager d.d. 3 juni 2012 slechts aangegeven dat klager ook nog wijzigingen aan kon brengen.

 

4                 VERWEER

4.1      Verweerder heeft de financiële afspraken met klager bevestigd in zijn brief d.d. 2 februari 2012. Klager was hiermee akkoord en heeft de eerste nota betaald. Het intakegesprek d.d. 1 februari 2012 stond vermeld op de urenspecificatie bij de eerste nota. Klager heeft hierover nooit geklaagd.

4.2      Het viergesprek op 10 april 2012 is goed verlopen. Klager heeft voor het eerst in zijn e-mail d.d. 22 juli 2013 geklaagd over sarcastische opmerkingen van de advocaat van de wederpartij.

4.3      Tijdens een gesprek op 10 april 2012 zijn partijen tot overeenstemming gekomen. Afgesproken werd dat verweerder een concept-convenant zou opstellen. Verweerder zou ter voorkoming van onnodige advocaatkosten het concept-convenant alsmede de reactie van de wederpartij in één keer bespreken. Verweerder heeft steeds uitleg gegeven over zijn handelwijze. Klager heeft na juli 2012 inhoudelijk niets meer over de kwestie aan verweerder laten horen.

4.4      Klager heeft in zijn e-mail d.d. 3 juni 2012 slechts opgemerkt dat hij verbaasd was over de gelijktijdige verzending van het concept-convenant aan de advocaat van de  wederpartij. Verweerder heeft hierop per e-mail d.d. 14 juni 2012 gereageerd en aangegeven dat het concept slechts als voorzet was bedoeld. Klager is hierop niet meer teruggekomen.

 

 

 

 

5                 BEOORDELING

5.1      Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel 1)

5.2      Verweerder heeft bij brief d.d. 2 februari 2012 de opdracht en de tussen partijen gemaakte financi ë le afspraken bevestigd. Verweerder heeft op 22 maart 2012 een factuur aan klager verstuurd. Het intakegesprek d.d. 1 februari 2012 stond op de aan klager toegezonden urenspecificatie vermeld. Klager heeft deze factuur zonder protest voldaan. Klager beklaagt zich er te laat over dat verweerder het intakegesprek in rekening heeft gebracht.

5.3      Het is gebruikelijk dat de kosten van een intakegesprek door een advocaat bij de cli ë nt in rekening worden gebracht, zeker wanneer beiden daarna een overeenkomst van opdracht aangaan. Dit is slechts anders indien vooraf is afgesproken dat het intakegesprek kosteloos is. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is hiervan niet gebleken. Het stond verweerder dan ook vrij het intakegesprek bij klager in rekening te brengen. Het eerste onderdeel van de klacht is ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2)

5.4      De lezingen van klager en verweerder over het verloop van het viergesprek lopen uiteen. Indien de lezingen van partijen uiteenlopen zonder dat kan worden vastgesteld welke van beide lezingen juist is, kan niet worden vastgesteld dat het verweten handelen heeft plaatsgevonden. De raad zal klachtonderdeel 2 daarom ongegrond verklaren.

         Ad klachtonderdeel 3)

5.5      Het is niet per definitie onjuist dat, indien een viergesprek heeft plaatsgevonden en partijen afspreken dat de tijdens dat gesprek tussen partijen gemaakte afspraken door een van beide advocaten in een concept-convenant worden opgenomen, de betreffende advocaat het opgestelde concept aan beide partijen tegelijk toestuurt. Verweerder heeft bovendien in zijn begeleidende e-mail d.d. 23 mei 2012 aan de advocaat van de wederpartij van klager benadrukt dat het een concept betrof, wat hij per gelijke post aan klager had doen toekomen voor zijn reactie. Verweerder heeft aldus een slag om de arm gehouden en de wederpartij duidelijk gemaakt dat ook klager nog op het concept diende te reageren, wat tot een wijziging zou kunnen leiden.

5.6      De raad is van oordeel dat - hoewel achteraf bezien wenselijk was geweest dat verweerder het concept eerst aan klager had voorgelegd - gelet op de stand waarin de procedure zich bevond en gelet op de omstandigheid dat het concept een weergave van de tussen partijen tijdens het viergesprek reeds gemaakte afspraken betrof waarop beide partijen nog konden reageren, verweerder niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door het concept voor een reactie aan beide partijen tegelijk toe te sturen. De raad zal klachtonderdeel 3 ongegrond verklaren.

         Ad klachtonderdeel 4 en 5)

5.7      Verweerder heeft gereageerd toen klager zijn verbazing erover uitsprak dat verweerder het concept-convenant gelijktijdig aan de advocaat van de wederpartij had gezonden. Klager heeft hierop niet meer gereageerd. Klager heeft vervolgens in augustus 2012 aangegeven vooralsnog geen gebruik meer te willen maken van de diensten. Waar klager de opdracht niet definitief had neergelegd is het begrijpelijk dat verweerder zich niet direct formeel als advocaat van klager heeft onttrokken. Toen klager de opdracht in december 2012 introk is verweerder hiertoe wel overgegaan. Verweerder heeft juist gehandeld door de in de tussenliggende periode de van de advocaat van de wederpartij ontvangen correspondentie aan klager door te zenden. De mededeling dat hij dit gratis de is weliswaar niet relevant, maar evenmin tuchtrechtelijk verwijtbaar. Niet valt in te zien dat klager hierdoor in strijd met enige op hem rustende (zorgvuldigheids)verplichting jegens klager zou hebben gehandeld. De raad zal klachtonderdelen 4 en 5 zijn daarom eveneens ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, S.A.R. Lely, A.J.F. van Dok en A.L.W.G. Houtakkers, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 maart 2015

 

Griffier                                                                   Voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 30  maart 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-      klager

-      verweerder

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-     Brabant

-      de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kanhoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klager

-      verweerder

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-       Brabant

-      de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

     a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801LTBreda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

     c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl