Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:3

Zaaknummer

L 57 - 2014

Inhoudsindicatie

Het is niet de taak van de advocaat van de wederpartij om aan waarheidsvinding te doen, dan wel om in te gaan op het verweer van de wederpartij. Het oordeel over de door partijen ingebrachte stellingen en de juistheid daarvan is voorbehouden aan de rechter aan wie het geschil is voorgelegd.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 5 januari 2015

in de zaak L 57-2014

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

                        

     klager

 

 

                      tegen:

 

   

   

                                        

 

                      verweerster

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 25 februari 2014 met kenmerk DOK 360, door de raad ontvangen op 26 februari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken dd. 25 februari 2014, met bijlagen;

-     de brief van verweerster dd. 23 oktober 2014, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster trad op als advocaat van de wederpartij in een civiele kwestie. Klager en de cliënte van verweerster hebben van oktober 2004 tot mei 2010 een affectieve relatie gehad. Verweerster heeft klager namens haar cliënte bij brief dd. 5 september 2012 verzocht om zich te houden aan de tussen partijen gesloten overeenkomst, welke verweerder verplichtte tot betaling van een maandelijkse alimentatie ad € 1.000, - in de periode van 1 september 2010 - 1 september 2015.

2.2      Klager heeft bij brief dd. 10 september 2012 de vordering van de cliënte van verweerster betwist. Klager stelde reeds op andere wijze aan zijn alimentatieverplichting te hebben voldaan.

2.3      Verweerster heeft namens haar cliënte bij verzoekschrift d.d. 14 maart 2013 aan de rechtbank verzocht te bepalen dat klager verweerder met ingang van 1 september 2010 tot 1 september 2015 een bedrag ad € 1.000,- alimentatie per maand aan haar cliënte diende te voldoen als bijdrage in de kosten van levensonderhoud. Omdat partijen niet gehuwd zijn geweest, heeft de rechtbank het verzoekschrift doorverwezen naar de Handelskamer en bepaald dat de procedure werd voortgezet volgens de regels die gelden voor een dagvaardingsprocedure. De rechtbank heeft de proceskosten gelet op de relatie in het doorverwijzingsvonnis tussen partijen gecompenseerd. De rechtbank heeft bij vonnis dd. 20 november 2013 bevolen dat partijen in persoon dienden te verschijnen ter zitting van 4 december 2013.

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.    onrechtmatig en tegen beter weten in een rechtszaak tegen klager heeft aangespannen;

2.    klager de mogelijkheid heeft ontnomen om proceskosten vergoed te krijgen;

3.    niet aan waarheidsvinding heeft gedaan;

4.    het verweer van klager heeft genegeerd;

 

4          VERWEER

4.1      Het is verweerster vanaf het begin af aan duidelijk geweest dat klager niet wenste dat er een procedure zou worden opgestart. Gezien de afspraken tussen partijen en de weigering van klager die na te komen is en was een procedure onvermijdelijk.

4.2      Verweerster mocht afgaan op de informatie van haar cliënte en hoefde daarbij niet aan waarheidsvinding te doen.

4.3      Ten aanzien van de kosten staat voor klager de mogelijkheid open om bij de rechtbank dienaangaande een verzoek te doen.

 

5          BEOORDELING

5.1    De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij  de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

Voorts mag een advocaat in beginsel afgaan op de informatie die zijn cliënt hem verstrekt, met dien verstande dat hij bij het naar buiten brengen van die informatie zich moet onthouden van het verstrekken van feitelijke gegevens waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat deze niet juist zijn. De raad zal de klacht met inachtneming van deze uitgangspunten beoordelen.

 

5.2     Klager verwijt verweerster dat zij hem onrechtmatig en tegen beter weten in in rechte heeft betrokken. Klager en zijn ex-partner verschilden van mening omtrent de uitleg van een tussen partijen gesloten overeenkomst. Dit betreft een vraag van civielrechtelijke aard. Verweerster diende het belang van haar cliënte te behartigen. Klaarblijkelijk is het klager en de cliënte van verweerster niet gelukt om de zaak in onderling overleg te regelen. Het stond verweerster vrij om in overleg met haar cliënte een civielrechtelijke procedure aanhangig te maken. Het lag op de weg van klager om zich in rechte tegen de vordering van de cliënte van verweerster te verweren. Dat het klager niet welgevallig was dat tegen hem een procedure aanhangig werd gemaakt, betekent nog niet dat verweerster de vrijheid die haar als advocaat van de wederpartij toekwam heeft overschreden. Verweerster heeft de zaak weliswaar ten onrechte met een verzoekschrift aanhangig gemaakt, maar klager heeft hiervan geen enkel processueel nadeel ondervonden, nu de zaak door de rechtbank ambtshalve is doorverwezen naar de handelskamer. Dat de rechtbank bij de enkele doorverwijzing de proceskosten heeft gecompenseerd houdt verband met de aard van de zaak. Dit valt verweerster tuchtrechtelijk niet aan te rekenen.

 

5.4     Verweerster heeft de procedure tegen klager aanhangig gemaakt op grond van de door haar cliënte aan haar verstrekte informatie en de aan haar overgelegde stukken. Verweerster mocht afgaan op de juistheid van deze informatie. Uit de aan de raad overgelegde stukken en uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is niet gebleken dat verweerster in rechte gegevens heeft ingebracht waarvan zij wist of had moeten weten dat deze onjuist waren. Het is niet de taak van de advocaat van de wederpartij om aan waarheidsvinding te doen in die zin dat hij zich over het waarheidsgehalte van  het verweer van de wederpartij moet buigen. Het oordeel over de door partijen ingebrachte stellingen en de juistheid daarvan is voorbehouden aan de rechter aan wie het geschil is voorgelegd.

 

5.5     De raad komt op grond van al het bovenstaande tot het oordeel dat verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt en zal de klacht in alle onderdelen ongegrond verklaren.

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen , voorzitter, mrs. E.J.P.J.M. Kneepkens, J.C. van den Dries, L.J.G. de Haas en J.F.E. Kikken leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 6 januari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

 

 

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-      de deken van de orde van advocaten te Limburg   

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl