Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:55

Zaaknummer

14-162

Inhoudsindicatie

Klacht over tekortschietende kwaliteit van dienstverlening en excessief declareren ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 5 januari 2015

in de zaak 14-162

naar aanleiding van de klacht van:

de heer O

klager

tegen:

mr. H

advocaat te G.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 2 oktober 2014 met kenmerk RvT 13- 184 , door de raad ontvangen op 3 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van

-    de brieven genummerd 1 tot en met 20 in de brief van de deken van 2 oktober 2014

-    de brief van de deken van 17 oktober 2014 met daarbij de begrotingsbeslissing van de orde van advocaten te Gelderland van 1 september 2014.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan vanaf juni 2012 tot en met augustus 2013 in verband met een echtscheiding in diverse procedures omtrent alimentatie, een omgangsregeling en een kortgeding in verband met een opgelegd huisverbod.

2.3    Op 16 juni 2012 stuurde verweerder een mail naar klager waarin hij stelde klager te zullen bijstaan in verband met een opgelegd huisverbod en voor die zaak een tarief van €160 ex BTW te zullen hanteren. Verweerder stuurde klager op 21 juni 2012 een brief waarin hij stelde dat voor zijn werkzaamheden een  tarief van € 190 ex BTW per uur in rekening zou worden gebracht en dit tarief in de eerder verzonden mail ten onrechte op €160 ex BTW was gesteld.

2.4    Op 22 juni 2012 stond verweerder klager bij tijdens een mondelinge behandeling in verband met een verzoek tot het opleggen van een huisverbod.

2.5    Op 10 en 16 juli 2012 stuurde klager een tweetal mailtjes naar verweerder met het verzoek met hem contact op te nemen. 

2.6    Vanaf augustus 2012 tot en met oktober 2012 stond verweerder klager bij in verband met een verzoek tot het treffen van een omgangsregeling.

2.7    Verweerder vroeg klager op 18 september 2012 per mail om informatie, zoals een huurovereenkomst en bankafschriften ten behoeve van het maken van een alimentatieberekening. 

2.8    Bij mailbericht van 19 september 2012 stelde klager dat door verweerder fouten werden gemaakt.

2.9    Op 26 oktober 2012 stuurde het kantoor van verweerder een overzicht van de nog openstaande bedragen op reeds verzonden declaraties. In totaal was een bedrag van € 5.883,04 in verband met verzonden facturen nog niet betaald.

2.10    Op 6 maart 2013 diende verweerder een verweerschrift in ter zake van een verzoek tot betaling van alimentatie.

2.11    Op 19 maart 2013 vroeg klager om de bijstand van verweerder vanwege één van zijn kinderen. Tevens stelde hij de door verweerder in rekening gebrachte facturen niet te kunnen betalen en hiervoor een oplossing te willen vinden.

2.12    Op 6 mei 2013 vroeg klager verweerder per mail een overzicht te verstrekken van de ondernomen acties.

2.13    Verweerder verzocht klager op 22 mei 2013 door hem ontvangen stukken door te nemen en tevens een openstaande factuur te betalen.

2.14    Nadat op 2 juli 2013 een beschikking in de alimentatiezaak was gewezen, vroeg verweerder op 31 juli 2013 om nadere informatie ten behoeve van het eventueel instellen van beroep.

2.15    Het kantoor van verweerder stuurde klager op 20 en 30 augustus 2013 een mail waarin werd verzocht een openstaand bedrag van €3.575,80 te voldoen. 

2.16    Op 3 september 2013 stuurde klager een email aan verweerder waarin hij zich beklaagde over de kwaliteit van dienstverlening van verweerder vanaf juni 2012.

2.17    Klager werd bij brief van 14 oktober 2013 gemaand een openstaand bedrag van € 8.156,90 te betalen.

2.18    Bij brief met bijlagen van 12 november 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.19    Nadien berichtte  klager dat de zaak zou worden overgenomen door een opvolgend advocaat en het dossier diende te worden overgedragen.

2.20    Op 1 september 2014 werd door de raad van toezicht in het arrondissement Gelderland een begrotingsbeslissing genomen. In deze beslissing werd op een  viertal facturen 120 minuten (factuur 11467) resp. 110 minuten (factuur 11580); 150 minuten (factuur 11760) en 54 minuten (factuur 11761) in mindering gebracht omdat voor die werkzaamheden geen onderbouwing kon worden gevonden in de vorm van telefoonnotities e.d. Dientengevolge werd een totaal bedrag aan openstaande declaraties van € 8.105,00 teruggebracht tot € 7.084,33.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a)    de zitting van 22 juni 2012 niet goed heeft voorbereid;

b)    excessief heeft gedeclareerd;

c)    heeft toegezegd dat alle procedures binnen vier maanden zouden zijn afgerond;

d)    onprofessioneel heeft gehandeld door feiten omtrent het ouderlijk gezag niet goed uit te zoeken;

e)    ter zake van de te verwachten alimentatie loze beloftes te doen;

f)    geen opdrachtbevestiging in verband met de voorliggende kwesties heeft verzonden;

g)    steeds trage en onduidelijke reacties op vragen van klager heeft gegeven;

h)    klager niet op de hoogte heeft gehouden van de voortgang in diverse procedures.

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft gesteld de zitting van 22 juni 2012 goed voor te hebben bereid en die zaak ook te hebben gewonnen. Verweerder stelt niet excessief te hebben gedeclareerd maar daadwerkelijk bestede tijd in rekening te hebben gebracht. Verweerder heeft niet aan klager toegezegd dat alle kwesties die hij voor klager deed binnen vier maanden zouden zijn afgerond. Hij bestrijdt onprofessioneel te hebben gehandeld en voor wat betreft het ouderlijk gezag te zijn uitgegaan van de informatie van klager. Hij heeft geen loze beloftes gedaan over de alimentatie maar stelt bij de berekening geen juiste informatie gekregen van klager. Een opdrachtbevestiging is wel degelijk door hem verzonden. Verweerder stelt klager op de hoogte te hebben gehouden van de voortgang in de diverse kwesties.

5    BEOORDELING

5.1.    De raad is van oordeel dat  klachtonderdelen (a), (c), (d), (e), (g) en (h) die allen zien op de kwaliteit van dienstverlening en de communicatie met klager, gezamenlijk kunnen worden behandeld.

5.2.    Uit hetgeen in de stukken en ter zitting naar voren is gekomen is niet komen vast te staan dat verweerder tekort zou zijn geschoten in zijn dienstverlening jegens klager. Verweerder heeft betwist dat van onvoldoende dienstverlening sprake is geweest en tegenover dit verweer heeft klager geen concrete feiten naar voren gebracht die zijn klacht nader onderbouwen. Tevens blijkt uit het proces verbaal van de zitting van 22 juni 2012 dat, anders dan klager stelt, verweerder wel inhoudelijk verweer heeft gevoerd en het nodige naar voren heeft gebracht. Het voorgaande leidt ertoe dat deze klachtonderdelen onvoldoende zijn komen vast te staan en dat de klachtonderdelen (a), (c), (d), (e), (g) en (h) ongegrond zijn.

5.3.    Klachtonderdeel (b), inhoudende dat verweerder excessief zou hebben gedeclareerd, is evenmin voldoende vast komen te staan. De raad heeft kennis genomen van de begroting van de raad van toezicht. Weliswaar heeft de raad van toezicht geoordeeld dat niet voor alle in rekening gebrachte minuten een concrete onderbouwing kon worden gevonden in het dossier in de vorm van telefoonnotities e.d., daarmee kan echter niet worden gezegd dat van excessief declareren sprake is geweest. Daarvan is sprake wanneer het aantal gedeclareerde uren in verhouding tot de blijkens het klachtdossier verrichte werkzaamheden kennelijk onredelijk is. Niet is gebleken dat in de zaken die verweerder voor klager heeft behandeld van een onredelijk aantal gedeclareerde uren sprake is geweest. Klachtonderdeel  (b) is daarom niet gegrond.

5.3.    Uit de stukken blijkt dat er wel degelijk een opdrachtbevestiging is verzonden door verweerder aan klager. Deze is op 18 juni 2012 gestuurd met betrekking tot de zaak betreffende het huisverbod. De raad  acht dit voldoende en acht het niet klachtwaardig dat voor iedere daaropvolgende kwestie die in het verlengde ligt van de eerste zaak -omdat deze ook betrekking had op het regelen van de gevolgen van een echtscheiding- geen aparte opdrachtbevestiging is gestuurd. Dit betekent dat klachtonderdeel (f) evenmin gegrond is. 

BESLISSING

De raad van discipline verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond

Aldus gewezen door mr. mr S.H. Bokx-Boom, voorzitter, mrs. A.T. Bolt, H. Dulack, E.A.T.M. Steverink en P.P. Verdoorn, leden, bijgestaan door mr. P.H. Burger als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.

griffier    voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

en per gewone post aan:

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Gelderland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.