Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:93

Zaaknummer

86/14

Inhoudsindicatie

Terecht heeft de voozitter geoordeeld dat de beklaagde advocaat, als advocaat van de wederpartij van klager, niet de grenzen van de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Zo is de stelling van klager dat er sprake is van leugens en onjuiste informatie van de kant van de beklaagde advocaat ook in verzet niet nader onderbouwd. De advocaat heeft slechts de belangen van zijn cliënte behartigd, hetgeen zijn taak is. Verzet ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 29 mei 2015

in de zaak 86/14

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline van 3 december 2014 op de klacht van:

 

[     ] V.O.F.

vertegenwoordigd door  de heer [     ], in zijn hoedanigheid van vennoot van [     ] V.O.F.

klaagster

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

gemachtigde: mr. [     ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 7 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 3 november 2014 met kenmerk 2014 KNN001, door de raad ontvangen op 5 november 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    Bij beslissing van 3 december 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter") van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing 4 december 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4    Bij brief van 16 december 2014 door de raad per fax en per aangetekende brief ontvangen, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 27 maart 2015 in aanwezigheid van de heer N. die de vennootschap onder firma D. V.O.F. vertegenwoordigt en mede namens zijn mede-vennoot,  optreedt. Ook verweerder is verschenen vergezeld van zijn gemachtigde mr. K.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 16 december 2014.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder ondeskundig heeft gehandeld en gebrek aan integriteit en onethisch gedrag heeft vertoond hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat verweerder conservatoir beslag heeft gelegd onder klaagster en klaagster niet in de gelegenheid heeft gesteld een regeling te treffen ten einde de kosten te beperken. Bovendien heeft verweerder de voorzieningenrechter bewust op het verkeerde been heeft gezet door samen met zijn cliënt bewijs te creëren voor de beslaglegging ten laste van klaagster. Voorts heeft verweerder onjuiste en onrechtmatige informatie verstrekt en zich dreigend en intimiderend jegens klaagster gedragen.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter de ruime mate van vrijheid die een advocaat van de wederpartij heeft om de belangen van zijn cliënt te behartigen, te veel heeft opgerekt. Er is verweerder een veel te grote mate van vrijheid gegund, die buiten de werkelijkheid staat. Als de voorzitter de stukken goed had gelezen was hij tot de conclusie gekomen dat verweerder zijn boekje ver te buiten is gegaan. Verweerder heeft zijn stellingen niet bewezen. Bovendien heeft verweerder zwart op wit en willens en wetens keihard gelogen tegenover de voorzieningenrechter over het door hem gecreëerde, niet bestaande bewijs. Ten onrechte heeft de voorzitter van de raad van discipline verweerder de hand boven het hoofd gehouden waar hij verwijst naar het geldende criterium dat de advocaat van de wederpartij geen feiten mag poneren waarvan hij weet, of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, terwijl daarvan nu juist wel sprake was, omdat verweerder wist dat hij onwaarheid sprak.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft het door hem gevoerde verweer in de briefwisseling met de deken gehandhaafd en ter zitting aangevoerd dat beslag is gelegd omdat klaagster, gevraagd naar haar beroepsaansprakelijkheidsverzekering, geen antwoord heeft gegeven, waarna verweerder ervan is uitgegaan dat klaagster niet verzekerd was. Als klaagster de naam van haar verzekeringsmaatschappij had doorgegeven was er niet onmiddellijk beslag gelegd.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De raad stelt vast dat klaagster in feite herhaalt hetgeen reeds door de voorzitter in bovengenoemde beslissing in zijn oordeel is betrokken. Ook in verzet heeft klaagster verzuimd haar stelling dat er sprake is van leugens, onjuiste informatie en het creëren van niet bestaand bewijs,  nader te onderbouwen. Verweerder heeft, zoals de voorzitter terecht heeft geoordeeld, slechts het standpunt van zijn cliënt verwoord en diens belangen behartigd. Daartoe behoorde tevens de beslaglegging, als vorm van zekerheid,  omdat het vermoeden bestond dat dat klaagster niet verzekerd was waardoor de cliënt van verweerder wellicht zijn vordering niet betaald zou krijgen. Onder die omstandigheden kan het oordeel van de voorzitter in stand blijven. Het verzet is dan ook ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, A.H. Lanting, G.E.J. Kornet, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.