Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

15-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:12

Zaaknummer

14-347A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft, nadat klager opmerkingen over de zaak van hemzelf en die van een medeverdachte op zijn website had geplaatst, redelijkerwijs kunnen concluderen dat sprake was van tegenstrijdige belangen en dat hij dus gehouden om de rechtsbijstand aan (ook) klager te beëindigen. Ook heeft verweerder klager voldoende geadviseerd met betrekking tot de DNA-afname en het verzoek tot teruggave van de camera van klager. Geen sprake van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen door verweerder.

Uitspraak

Beslissing van 15 januari 2015

in de zaak 14-347A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam      

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 15 december 2014 met kenmerk 4014-0448, door de raad ontvangen op 16 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager bijgestaan als raadsman in een strafzaak, waarin verweerder tevens een andere verdachte, [M], bijstond.

1.3 Bij e-mail van 16 juni 2014 heeft verweerder aan klager geschreven, voor zover relevant:

“We hebben de kwestie vanaf gisteravond tot nu reeds uitvoerig telefonisch besproken. Ik blijf bij mijn standpunt dat inmiddels sprake is van conflicterende belangen. Deze conclusie trek ik uit o.a. jullie beide publicaties over o.a. de zaak van morgen. Jouw publicaties (…) en M’s publicaties (…) als reactie hierop en jullie tegengestelde opvattingen over mijn rechtsbijstand, maken het voor mij in elk geval onmogelijk jullie beide belangen morgen adequaat te behartigen. (…)”

1.4 Een e-mail van verweerder aan klager van 23 juni 2014 luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Op zondagavond 15 juni nam jij telefonisch contact met mij op om mij de publicatie van [M] (…) onder de aandacht de brengen. Ik heb vervolgens contact opgenomen met [M]. De volgende ochtend heb ik een aantal keren telefonisch contact met jou gehad en met [M] teneinde vast te stellen of ik in beide zaken genoodzaakt was de verdediging neer te leggen. (…)

Ik sta jou en [M] als advocaat in jullie strafzaak inmiddels 5 jaar bij. Bij aanvang hebben we besproken dat ik jullie samen bij kan staan omdat er geen tegenstrijdige belangen in de strafzaak zijn. Tot recent hebben jullie bij mijn weten nooit onderling conflicten gehad. Jullie hebben ook niet eerder contact met mij gezocht i.v.m. eventuele conflicten. (…)

Ik constateer dat jullie publicaties leiden tot tegenstrijdige belangen in de strafzaak. (…)

Ik ben gedwongen de verdediging in jullie beide zaken neer te leggen. Dit is mijn beslissing en niet de beslissing van [M] of jouw beslissing. Mijn beslissing voorkomt dat de indruk zou kunnen ontstaan dat ik partij kies voor de ene ten koste van de ander. (…)

Wat betreft de teruggave van de camera heb ik je al eerder uitgelegd dat in eerste aanleg de officier van justitie heeft geweigerd de camera/beelden terug te geven en dat vanwege de verbeurdverklaring door de politierechter het hof tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak zal worden verzocht tot teruggave. Ook kan dan het standpunt worden ingenomen dat je een mogelijkheid is onthouden aannemelijk te maken wat jouw aandeel was en dat de weigering tot teruggave/verbeurdverklaring het recht op een eerlijke verdediging is geschaad.”

1.5 Bij brief aan de deken van 24 juni 2014 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

1.6 Bij e-mail van 1 juli 2014 heeft verweerder aan klager geschreven:

“Dit is voor het eerst dat jij mij gegevens i.v.m. DNA-afname vraagt. (…) In maart 2013 heb jij een brief ontvangen waarin uitgelegd staat dat je de opname van DNA-gegevens in de databank binnen 2 weken na afname een met redenen omkleed bezwaarschrift bij de rechtbank Den Haag kunt indienen. Je kunt dit bij de balie van de rechtbank doen. Ik raad je nog meteen vandaag naar de rechtbank te gaan. (…)”

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder zich ontijdig heeft teruggetrokken van de behandeling ter zitting van de strafzaak van klager wegens (de schijn van) een tegenstrijdig belang tussen klager en een andere verdachte;

b) verweerder geen handelingen heeft ondernomen tegen de gedwongen afname van DNA-materiaal van klager door of namens het Openbaar Ministerie;

c) verweerder niet het nodige heeft gedaan om de inbeslagname van beeldmateriaal en camera’s van klager op te laten heffen door de rechtbank.

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gedurende meerdere jaren klager en een medeverdachte  bijgestaan in een strafzaak. Op enig moment hebben klager en de medeverdachte een conflict gekregen over auteursrechten. Beiden hebben over dat conflict gepubliceerd, waarbij tevens de tegen hen aanhangige strafzaak werd betrokken. Klager heeft zich in zijn publicaties expliciet uitgesproken tegen de medeverdachte, diens proceshouding en de ten laste gelegde feiten. Klager was op dat moment bekend met de gevolgen als tegenstrijdige belangen bij verweerder zouden ontstaan, te weten dat verweerder dan de verdediging zou neerleggen. Naar aanleiding van de publicaties heeft de medeverdachte inderdaad verzocht dat verweerder de verdediging zou neerleggen. Verweerder heeft zich na overleg met de portefeuillehouder strafrecht van de Amsterdamse Raad van Toezicht onttrokken. In zijn e-mail van 23 juni 2014 heeft verweerder klager uitvoerig hieromtrent geïnformeerd.

3.2 Verweerder heeft tevens het nodige trachten te doen om een bezwaarschrift met betrekking tot het afgenomen DNA-materiaal van klager in te dienen, doch klager is niet op het kantoor van verweerder verschenen met de benodigde stukken. Ook heeft verweerder het nodige trachten te doen om beeldmateriaal en de camera van klager terug te krijgen.

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a

4.2 De voorzitter is van oordeel dat verweerder, nadat klager opmerkingen over de zaak van hemzelf en de medeverdachte M. op zijn website had geplaatst, redelijkerwijs heeft kunnen concluderen dat sprake was van tegenstrijdige belangen en dat hij dus gehouden om de rechtsbijstand aan (ook) klager te beëindigen. Dit heeft verweerder ook uitvoerig toegelicht in zijn e-mails van 16 en 23 juni 2014, hierboven weergegeven onder punt 1.3 en 1.4. Verweerder heeft dan ook niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door zijn rechtsbijstand aan klager te beëindigen. Klachtonderdeel a faalt.

Ad klachtonderdeel b en c

4.3 De klachtonderdelen b en c lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.4 Klager stelt dat verweerder onvoldoende zou hebben gedaan tegen de gedwongen afname van DNA-materiaal en niet het nodige heeft gedaan om de inbeslagname van beeldmateriaal en camera op te laten heffen door de rechtbank. De voorzitter volgt klager niet in zijn stellingen. Uit de e-mail van verweerder van 1 juli 2014 volgt dat verweerder klager heeft geadviseerd hoe te handelen met betrekking tot de DNA-afname, en dat hij klager daar ook reeds eerder over heeft geadviseerd. Uit de e-mail van verweerder van 23 juni 2014 volgt dat verweerder klager heeft bijgestaan in diens verzoek om teruggave van de camera, en dat hij klager heeft geadviseerd hoe ook ten aanzien van die kwestie te handelen in verband met de beëindiging van de rechtsbijstand door verweerder. Derhalve zijn ook klachtonderdelen b en c ongegrond.

4.5 Gelet op het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht in alle onderdelen, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 15 januari 2015.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.