Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:28

Zaaknummer

ZWB 142 - 2014

Inhoudsindicatie

In geval van een opdracht van een cliënt tot het intrekken van een ingesteld hoger beroep, ligt het bovendien op de weg van de advocaat van die opdracht een schriftelijke bevestiging te verlangen, alvorens tot intrekking van het ingestelde hoger beroep over te gaan.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; voorw. schorsing 4 weken, prft 2 jaar

Uitspraak

 

Beslissing van  2 februari 2015

in de zaak ZWB 142-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                      klagers

 

                     

                                         

                     

                     

                      tegen:

 

 

                    

                     

                      verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 9 mei 2014 met kenmerk K13-064, door de raad ontvangen op 12 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     de brief van de deken d.d. 9 mei 2014, met bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft in de periode 2010-2011 klagers bijgestaan in een strafzaak en inzake een  ontnemingsvordering tegen hen. Op 28 juni 2010 te 9.00 uur heeft een zitting bij de politierechter plaatsgevonden. Verweerster had voorafgaand aan de zitting, in verband met een andere zitting, om aanhouding van de behandeling verzocht. Het verzoek om aanhouding werd afgewezen. Op 28 juni 2010 te 8.30 uur heeft de secretaresse van verweerster klagers gebeld met de mededeling dat verweerster ziek was en dat zij zou proberen voor vervanging zorg te dragen. Ter zitting is noch verweerster noch een vervangende advocaat verschenen.

2.2      Klagers hebben verweerster verzocht om hoger beroep in te stellen tegen de uitspraak van de politierechter in beide (straf- en ontnemings)zaken. Op 6 juli 2010 heeft mr. X in opdracht van verweerster hoger beroep  ingesteld tegen de vonnissen van de politierechter in de strafzaken tegen klagers en in de ontnemingzaak tegen klaagster.

2.3      Op 30 juni 2011 hebben mrs. Y en Z in opdracht van verweerster in bovenvermelde zaken het ingestelde hoger beroep ingetrokken. Het gerechtshof heeft klagers bij arrest d.d. 1 juli 2011 in alle zaken niet-ontvankelijk in het hoger beroep verklaard.

2.4      Op 5 mei 2013 hebben klagers zich met een klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster, nadat verweerster aanhouding van de zaak had gevraagd, welk verzoek naar klager wist is geweigerd, bij de zitting van de politierechter van 28 juni 2010 niet is verschenen, waardoor klagers zelf hun verdediging hebben moeten voeren;

2.    verweerster heeft verzuimd hoger beroep in te stellen in de ontnemingzaak tegen klager sub 1;

3.    verweerster het hoger beroep tegen de uitspraken van de politierechter in de strafzaken en in de ontnemingszaak tegen klaagster sub 2 kort voor de mondelinge behandeling door het hof heeft ingetrokken, zonder dat zij over volmacht daartoe van klagers beschikte; klagers wisten zelfs niet van de zitting voor het hof op 1 juli 2011;

4.    verweerster klagers niet heeft geïnformeerd over de zitting van het gerechtshof d.d. 1 juli 2011, noch over de beslissing tot niet-ontvankelijkverklaring van het gerechtshof;

5.    verweerster heeft niet gereageerd op de brief van de opvolgend advocaat van klagers.

4          VERWEER

4.1      De ziekmelding van verweerster op 28 juni 2010 had niets te maken met het feit dat zij in de zaak van klagers eerder om uitstel had verzocht in verband met een zitting in een andere zaak. Verweerster had in die andere zaak vervanging geregeld, zodat zij, als zij niet ziek was geworden, bij de zitting van klagers aanwezig had kunnen zijn.

4.2      Verweerster heeft mr. X opdracht gegeven hoger beroep in te stellen in beide strafzaken tegen klagers en in beide ontnemingsprocedures. Klaarblijkelijk is bij het instellen van hoger beroep tegen het vonnis in de ontnemingzaak tegen klager iets fout gegaan en is in deze zaak geen hoger beroep ingesteld. Indien de fout te wijten is aan mr. X draagt verweerster hiervoor de verantwoordelijkheid.

4.3      Klagers waren in de periode van 1 maart - 27 juni 2011 onbereikbaar voor verweerster. Verweerster was dan ook verheugd toen zij op 27 juni 2011 door klager werd gebeld. Klager heeft verweerster op 27 juni 2011 telefonisch opdracht gegeven het hoger beroep in alle zaken van klagers in te trekken. Verweerster heeft klagers een afsluitende brief toegezonden, maar ontving deze retour. Klagers waren naar Spanje vertrokken en verweerster was geen adres van klagers in Spanje bekend. Verweerster was niet verzekerd van het juiste e-mailadres van klagers en wilde geen vertrouwelijke informatie naar een willekeurig e-mailadres verzenden.

4.4      Verweerster zou nooit zonder opdracht overgaan tot het intrekken van een ingesteld hoger beroep. Zij heeft daarbij geen enkel belang.

4.5      Verweerster heeft via haar secretaresse op 5 maart 2013 telefonisch gereageerd op de brief van de gemachtigde van klagers. De secretaresse heeft de gemachtigde van klager bericht dat de reactie wegens de verhuizing van het kantoor en ziekte van verweerster wat later zou komen, waarna de gemachtigde van klagers te kennen gaf die reactie wel tegemoet te zien aangezien hij pas op 18 maart 2013 terug zou keren van een verblijf in het buitenland.

 

5          BEOORDELING

5.1      Vast staat dat kort voor de zitting d.d. 28 juni 2010 aan klagers is bericht dat verweerster wegens ziekte niet zou verschijnen. Niet gebleken is dat verweerster heeft geprobeerd de zitting wegens haar ziekte te doen aanhouden. Ter zitting is noch verweerster noch een vervangend advocaat verschenen. Van een advocaat mag worden verwacht dat deze in geval van ontstentenis zorgt voor aanhouding van de zitting dan wel voor adequate vervanging zorgt. Nu verweerster beide heeft nagelaten, heeft zij jegens klagers niet de zorg betracht die van haar verwacht had mogen worden.

5.2      Vast staat dat, hoewel aan klaagster opdracht is gegeven ook in de ontnemingszaak tegen klager hoger beroep in te stellen, verzuimd is in deze zaak hoger beroep in te stellen. Verweerster heeft terecht naar voren gebracht dat het haar valt aan te rekenen indien een door haar daartoe aangezochte advocaat hierin nalatig is geweest. Nu verweerster er niet in is geslaagd aan te tonen dat de oorzaak van de nalatigheid niet aan mr. X valt aan te rekenen, houdt de raad het ervoor dat mr. X nalatig is gebleven, wat verweerster valt aan te rekenen.

5.3      Vast staat dat in de strafzaken tegen klagers en de ontnemingsprocedure tegen klaagster het tegen de vonnissen van de politierechter ingestelde hoger beroep in opdracht van verweerster is ingetrokken. Klager betwist verweerster hiertoe telefonisch opdracht te hebben gegeven. Verweerster heeft ter zitting van de raad verklaard dat zij zich meent te herinneren dat klager haar telfonisch opdracht tot het intrekken van het hoger beroep heeft verstrekt, maar dat zij dit, gelet op haar gezondheidstoestand van dat moment, niet met zekerheid kan stellen. Verweerster heeft geen telefoonnotitie noch een schriftelijke bevestiging van de opdracht van klager tot intrekking van het hoger beroep aan de raad overgelegd. De jegens een cliënt in acht te nemen zorg brengt met mee dat gemaakte afspraken en genomen beslissingen, zeker betreffende essentiële zaken zoals het intrekken van een hoger beroep, schriftelijk door de advocaat worden vastgelegd. In geval van een opdracht van een cliënt tot het intrekken van een ingesteld hoger beroep, ligt het bovendien op de weg van de advocaat van die opdracht een schriftelijke bevestiging te verlangen, alvorens tot intrekking van het ingestelde hoger beroep over te gaan.

5.4      Nu verweerster geen bewijs van de opdracht tot intrekking van het hoger beroep heeft geleverd, moet het ervoor worden gehouden dat verweerster het hoger beroep zonder opdracht van klagers daartoe heeft laten intrekken, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen.

5.5      Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat verweerster klagers evenmin schriftelijk heeft geïnformeerd over de geplande zitting noch over het arrest van het gerechtshof d.d. 1 juli 2011. De raad volgt verweerster niet in haar stelling dat klagers, door hun verhuizing naar Spanje, onbereikbaar voor haar waren. Klagers hebben ter zitting aangevoerd dat zij per e-mail hun (voorlopige) adresgegevens, e-mailadres en telefoonnummer aan de secretaresse van verweerster hebben gestuurd. Verweerster heeft ter zitting van de raad niet betwist dat haar secretaresse de e-mail van klager heeft ontvangen. Verweerster heeft ter zitting verklaard dat haar secretaresse melding heeft gemaakt van dit e-mailadres van klagers, zodat de stelling van verweerster dat klagers onbereikbaar voor haar waren geen stand kan houden.

5.6      Klagers hebben ter zitting naar voren gebracht, dat het vijfde klachtonderdeel niet zozeer een klacht is van klagers, maar van hun opvolgend advocaat . Nu de klacht niet mede door de opvolgend advocaat is ingediend, behoeft dit onderdeel van de klacht geen beoordeling door de raad.

 

 

6          MAATREGEL

6.1      De raad is van oordeel dat verweerster tekort is geschoten in de zorg die zij voor klagers had behoren te betrachten. Verweerster heeft klagers niet alleen in het ongewisse gelaten over het verloop van de strafrechtprocedure, zij is zonder uitdrukkelijke machtiging van klagers overgegaan tot intrekking van het ingestelde hoger beroep.

6.2      Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en de verstrekkende gevolgen hiervan voor klagers is de raad van oordeel dat de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk passend en geboden is. Nu aan verweerster niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd zal de raad deze maatregel opleggen met de bepaling dat de schorsing niet zal worden tenuitvoergelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaar, aan een in artikel 46 van de advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

verklaart de onderdelen 1, 2, 3 en 4 van de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerster op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van vier weken, met  de bepaling dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd tenzij de raad later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich voor het einde van de proeftijd, welke de raad stelt op 2 jaar, aan een in artikel 46 van de advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.

 

stelt vast dat op onderdeel 5 van de  klacht niet behoeft te worden beslist.

 

 

Aldus gegeven door , mr. E.P. van Unen, voorzitter, mrs. S.A.R. Lely, A.L.W.G. Houtakkers, P.A.M. Hoef en J.D.E. van den Heuvel, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 februari 2015.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klagers

-        verweerder

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-

       Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klagers

-        de deken van de orde van advocaten te Zeeland-West-Brabant   

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl