Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:85

Zaaknummer

L 205 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft klaagster herhaaldelijk rechtstreeks benaderd, terwijl zij wist dat deze werd bijgestaan door een advocaat, zonder dat de in Gedragsregel 18 lid 1 bedoelde toestemming was gegeven en zonder dat de in Gedragsregel 18 lid 2 bedoelde uitzonderingssituatie zich voordeed.

Inhoudsindicatie

Klacht Gegrond. Voorwaardelijke schorsing van twee weken

Uitspraak

 

Beslissing van 13 april 2015

in de zaak L205-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klaagster

 

 

tegen:

 

verweerster

 

 

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 11 augustus 2014 met kenmerk DOK14-063, door de raad ontvangen op12 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 februari 2015. Ter zitting zijn klaagsters gemachtigde en verweerster verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-       De brief van de deken d.d. 11 augustus 2014 met bijlagen.

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1    Verweerster is de advocaat van de wederpartij van klaagster. Klaagster wordt eveneens bijgestaan door een advocaat, mr. B. Verweerster heeft klaagster bij brief d.d. 26 juni 2012 benaderd. Bij brief d.d. 18 juli 2012 heeft klaagster inhoudelijk op verweersters brief gereageerd en heeft verweerster verzocht om verdere correspondentie in het vervolg te richten aan haar advocaat, mr. B. In een voorlopige reactie d.d. 9 juli 2012 was reeds door klaagster aangegeven dat, mocht klaagster in rechte worden betrokken, mr. B. haar zou vertegenwoordigen.

2.2    Bij e-mailbericht d.d. 14 september 2012 heeft verweerster klaagster wederom rechtstreeks benaderd. Bij brief d.d. 28 september 2012 heeft verweerster klaagster andermaal rechtstreeks benaderd. Bij brief d.d. 1 oktober 2012 heeft mr. B verweerster verzocht om klaagster niet meer rechtstreeks te benaderen en correspondentie in het vervolg aan hem te richten. Bij brief d.d. 29 oktober 2012 heeft mr. B aan verweerster bevestigd dat klaagster woonplaats kiest op zijn kantoor.

2.3    Bij e-mailbericht d.d. 7 januari 2014 heeft mr. B verweerster bericht dat hij met ingang van 1 januari 2014 werkzaam was bij een andere kantoor en heeft hij verweerster op de hoogte gebracht van de nieuwe adresgegevens.

2.4    Bij brief d.d. 25 maart 2014 heeft verweerster rechtstreeks aan klaagster een concept-dagvaarding toegestuurd. Bij brief d.d. 2 april 2014 heeft mr. B aan verweerster bericht dat het verweerster niet was toegestaan om rechtstreeks contact op te nemen met klaagster en dat klaagster overwoog om een klacht in te dienen tegen klaagster.

2.5    Bij brief d.d. 14 april 2014 heeft klaagster bij de dekenvan de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klachttegen verweerster  ingediend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

          klaagster herhaaldelijk rechtstreeks heeft benaderd, terwijl zij wist dat deze werd bijgestaan door een advocaat.

 

4          VERWEER

4.1    Na ontvangst van de brief van mr. B d.d. 1 oktober 2012, waarin hij heeft verzocht om verdere correspondentie aan hem te richten en klaagster niet meer rechtstreeks te benaderen, heeft verweerster enkel nog mr. B aangeschreven.

4.2    Begin 2014 heeft verweerster telefonisch contact gezocht met het voormalige kantoor van mr. B. Verweerster werd medegedeeld dat mr. B niet meer bij dat kantoor werkzaam was en dat niet bekend was wie het dossier behandelde. Ervan uitgaande dat het voormalige kantoor van mr. B klaagster opnieuw zou gaan vertegenwoordigen heeft verweerster de brief met daarbij gevoegd de concept-dagvaarding rechtstreeks aan klaagster gestuurd.

 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

5.2     Uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of verweerder in strijd heeft gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt moet zijn dat, zoals ook is bepaald in het eerste lid van Gedragsregel 18, een advocaat die zich in verbinding wil stellen met een wederpartij waarvan hij weet dat deze wordt bijgestaan door een advocaat, dit slechts doet door tussenkomst van die advocaat, tenzij deze hem toestemming geeft zich rechtstreeks tot diens cliënt te wenden. Een uitzondering op deze regel kan worden aanvaard – het tweede lid van Gedragsregel 18 voorziet daarin – wanneer het gaat om een aanzegging die, om het daarmee beoogde rechtsgevolg te kunnen bewerkstelligen, niet anders gedaan kan worden dan rechtstreeks aan de andere partij.

5.3     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt dat verweerster klaagster herhaaldelijk rechtstreeks heeft benaderd, terwijl zij wist dat deze werd bijgestaan door een advocaat, zonder dat de in Gedragsregel 18 lid 1 bedoelde toestemming was gegeven en zonder dat de in Gedragsregel 18 lid 2 bedoelde uitzonderingssituatie zich voordeed. Aldus staat vast dat verweerster bij herhaling heeft gehandeld in strijd met Gedragsregel 18.

5.4     Verweerster is herhaaldelijk verzocht om klaagster niet meer rechtstreeks te benaderen, hetgeen haar er echter niet van heeft weerhouden om klaagster rechtstreeks te blijven benaderen.De raad is van oordeel dat verweerster naar aanleiding van de haar verweten gedragingen geen relevant verweer naar voren heeft gebracht.

5.5     Ook verweersters onderbouwing voor het op 25 maart 2014 rechtstreeks aan klaagster verzenden van een concept-dagvaarding overtuigt niet. Verweerster heeft gesteld dat zij dacht er goed aan te doen om de concept-dagvaarding rechtstreeks aan klaagster te sturen, ervan uitgaande dat het voormalige kantoor van mr. B klaagster opnieuw zou gaan vertegenwoordigen. Aldus heeft verweerster,die in januari 2014 van mr. B een adreswijziging had ontvangen, naar het oordeel van de raad niet de vereiste zorgvuldigheid betracht. De raad is van oordeel dat het op de weg van verweerster had gelegen om, zo er bij haar al twijfel kon bestaan over de vraag of mr. B nog wel als klaagsters advocaat optrad, contact op te nemen met mr. B teneinde dit te verifiëren. Door zulks na te laten en klaagster wederom rechtstreeks te benaderen heeft verweerster niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt. De raad komt tot de slotsom dat de klacht gegrond is.

         

6        MAATREGEL

              6.1     Verweerster heeft herhaaldelijk gehandeld in strijd met Gedragsregel 18, waarbij zij de herhaalde verzoeken om klaagster niet meer rechtstreeks te benaderen heeft genegeerd. De raad is van oordeel dat een voorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken passend en geboden is. De raad neemt daarbij in aanmerking dat aan verweerster bij beslissing van de raad d.d. 2 juni 2014 (kenmerk L284-2013) een berisping is opgelegd vanwege onbetamelijk handelen en dat verweerster in de onderhavige klachtzaak in haar verweer bij de deken maar ook ter zitting van de raad geen enkele blijk heeft gegeven van inzicht in het onbetamelijke van haar handelen.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerster op:

-  de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van 2 weken;

- bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerster binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in art. 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.F.E. Kikken, J.J.M. Goumans , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 13 april 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        Klaagsters gemachtigde

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-       verweerder/verweerster

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl