Rechtspraak
Uitspraakdatum
09-02-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2015:34
Zaaknummer
L 83 - 2014
Inhoudsindicatie
Druk op klagers te hoog opgevoerd door hun ten onrechte voor te houden dat termijn voor indienen stuk bijna zou verstrijken en hun korte tijd te geven te reageren op het concept. Niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door opdracht neer te leggen.
Inhoudsindicatie
Klacht (gedeeltelijk) gegrond. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 9 februari 2015
in de zaak L 83-2014
naar aanleiding van de klacht van:
klagers
tegen:
7A
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 2 april 2014 met kenmerk DOK404 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014. Verschenen zijn klagers en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 2 april 2014 met bijlagen.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Verweerster heeft klagers bijgestaan in een geschil met mr. X. Bij beslissing d.d. 9 september 2013 heeft de raad geoordeeld dat mr. X onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens klagers had gehandeld. Mr. X is van deze beslissing in hoger beroep gegaan. Verweerster heeft klagers met ingang van 25 oktober 2013 bijgestaan in de procedure bij het hof van discipline alsook in de kwestie die zag op de terugvordering van het door klagers aan mr. X betaalde bedrag van € 1.500,--. Verweerster heeft met klagers afgesproken dat zij klagers reactie op de appelmemorie schriftelijk bij het hof zou indienen. De mondelinge behandeling bij het hof van discipline was gepland op 16 december 2013.
2.2 Verweerster heeft klagers bij brief gedateerd op 21 november 2013, maar verzonden op 22 november 2013, bericht dat de schriftelijke reactie uiterlijk op maandag 25 november 2013 aan het hof moest worden verzonden.
2.3 Bij e-mailbericht d.d. vrijdag 22 november 2013 te 17:18 uur hebben klagers verweerster op de hoogte gesteld van het feit dat de mondelinge behandeling bij het hof was verplaatst naar 10 januari 2014. Bij e-mailbericht d.d. 22 november 2013 te 19:38 uur heeft verweerster klagers bericht dat in de brief van het hof geen tijdstip was vermeld en dat zij daarover nog zouden kunnen bellen naar het hof.
2.4 Op vrijdag 22 november 2013 te 19:39 uur heeft verweerster de schriftelijke reactie per e-mail in concept aan klagers doen toekomen, met het verzoek dit stuk aandachtig door te nemen en van opmerkingen te voorzien, welke op maandag 25 november 2013 zouden worden besproken.
2.5 Op maandag 25 november 2013 heeft telefonisch contact plaatsgevonden tussen klagers en verweerster, waarbij klagers hebben aangegeven dat het stuk op meerdere punten moest worden gewijzigd. Klagers hebben aangedrongen op een bespreking ten kantore van verweerster, maar verweerster gaf aan dat dit niet mogelijk was.
2.6 Op dinsdag 26 november 2013 heeft wederom telefonisch contact plaatsgevonden tussen klagers en verweerster. In een e-mailbericht van diezelfde ochtend heeft verweerster aan klagers bevestigd dat klagers telefonisch bij verweerster hadden aangegeven geen vertrouwen meer in haar te hebben. Verweerster heeft de behandeling van de beide kwesties neergelegd.
2.7 Klagers hebben niet op het e-mailbericht van verweerster d.d. 26 november 2013 gereageerd. Wel heeft zich een opvolgend advocaat bij verweerster gemeld.
3 klacht
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat zij:
1. niets heeft ondernomen in de periode tussen 26 oktober 2013 en 21 november 2013;
2. niet beschikbaar was voor overleg op de dag voor afloop van een termijn;
3. op de dag dat het verweerschrift moest worden ingediend de opdracht heeft neergelegd.
4 VERWEER
4.1 Klachtonderdeel 1
Voor beide kwesties was een toevoeging aangevraagd. Omdat ten tijde van het opstellen van de schriftelijke reactie nog geen toevoeging was verleend en klagers niet in staat zouden zijn om de advocaatkosten zelf te voldoen is met klagers afgesproken dat verweerster in afwachting van een beslissing op de toevoegingsaanvraag zo min mogelijk tijd in de zaak zou steken. Aanvankelijk is een beslissing op de toevoegingsaanvraag dan ook afgewacht maar toen de tijd begon te dringen heeft verweerster met klagers afgesproken dat zij toch zou overgaan tot het opstellen van een schriftelijke reactie. Verweerster zou de schriftelijke reactie op vrijdag 22 november 2013 aan klagers toesturen en op maandag 25 november 2013 met klagers contact hebben om het stuk te bespreken. Klagers waren hiermee akkoord.
4.2 Het is juist dat klagers verweerster op vrijdag 22 november 2013 op de hoogte hebben gesteld van het feit dat de mondelinge behandeling bij het hof was verplaatst naar 10 januari 2014, maar verweerster wist niet zeker of daarmee ook de termijn voor het indienen van een schriftelijke reactie was verdaagd. Verweerster heeft hierover op vrijdag 22 november 2013 telefonisch contact opgenomen. Het hof zou verweerster hierover nader berichten. Omdat een nadere reactie van het hof uitbleef, vond verweerster het beter om de oorspronkelijke termijn in acht te nemen.
4.3 Klachtonderdeel 2
Verweerster was wel beschikbaar voor telefonisch overleg. Zoals met klagers afgesproken heeft verweerster op maandag 25 november 2013 telefonisch contact opgenomen met klagers. Klagers wilden een afspraak maken voor een bespreking op dinsdag 26 november 2013 maar dat was niet mogelijk. Omdat klagers het stuk op dat moment nog niet helemaal hadden gelezen heeft verweerster op dinsdag 26 november 2013 wederom telefonisch contact opgenomen met klagers.
4.4 Klachtonderdeel 3
Tijdens het telefoongesprek op 26 november 2013 heeft klaagster aan verweerster te kennen gegeven dat zij geen vertrouwen meer had in verweerster en heeft zij verweerster verzocht om de zaken niet meer verder te behandelen. Verweerster heeft dit bij e-mailbericht d.d. 26 november 2013 aan klagers bevestigd. Het neerleggen van de opdracht heeft geen nadelige gevolgen voor klagers gehad, omdat klagers op maandag 25 november 2013 hadden vernomen dat de schriftelijke reactie tot 10 dagen voor de zitting van 10 januari 2014 kon worden ingediend.
5 BEOORDELING
Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.
5.1 Klachtonderdelen 1 en 2
Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 2 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat de oorspronkelijke zittingsdatum was vastgesteld op 16 december 2013, terwijl stukken tot 10 of 15 dagen voorafgaand aan die zitting konden worden ingediend. Nadat verweerster gedurende ruim een maand in klagers dossier geen actie had ondernomen heeft zij klagers op 22 november 2013 voorgehouden dat de schriftelijke reactie op uiterlijk maandag 25 november 2013 aan het hof moest worden verzonden.
5.2 Aldus heeft verweerster naar het oordeel van de raad klagers niet alleen onjuist geïnformeerd over de in acht te nemen termijn voor het indienen van de schriftelijke reactie, maar heeft zij daarmee tevens de druk op klagers, om het stuk door te nemen en van commentaar te voorzien, onnodig hoog opgevoerd. Klagers dienden immers op een zeer korte termijn op het door verweerster geconcipieerde stuk te reageren en verweerster was enkel op maandagochtend 25 november 2013 en dinsdag 26 november 2013 voor telefonisch overleg beschikbaar.
5.3 Naar het oordeel van de raad had verweerster er voorts beter aan gedaan om, nadat haar op vrijdag 22 november 2013 duidelijk was geworden dat de zitting was verplaatst naar 10 januari 2014, bij het hof om duidelijkheid te vragen over de (nieuwe) termijn waarbinnen de schriftelijke reactie kon worden ingediend. Verweerster heeft zulks nagelaten en is er ten onrechte blijven uitgaan dat de schriftelijke reactie uiterlijk op maandag 25 november 2013 moest worden verzonden.
5.4 Het vorenstaande in aanmerking genomen is de raad van oordeel dat verweerster onzorgvuldig jegens klagers heeft gehandeld, hetgeen haar in tuchtrechtelijke zin kan worden aangerekend. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn naar het oordeel van de raad dan ook gegrond.
5.5 Klachtonderdeel 3
Het staat een advocaat vrij een zaak die hij in behandeling heeft neer te leggen wanneer hij van oordeel is dat de vertrouwensrelatie is verbroken. Het bestaan van wederzijds vertrouwen tussen een advocaat en een cliënt is essentieel voor een behoorlijke beroepsuitoefening. De advocaat mag evenwel niet op een ongelegen moment zijn opdracht neerleggen. Hij zal alsdan zorgvuldig te werk moeten gaan om de belangen van zijn cliënt niet te schaden.
5.6 Klagers hebben verweersters stelling dat klagers op dinsdag 26 november 2013 telefonisch het vertrouwen in verweerster hebben opgezegd, weersproken. Nu de stellingen van partijen lijnrecht tegenover elkaar staan kan de raad niet vaststellen wat klagers tijdens genoemd telefoongesprek tegen verweerster hebben gezegd. Wel staat als niet dan wel onvoldoende weersproken vast dat verweerster bij e-mailbericht d.d. 26 november 2013 aan klagers heeft bevestigd dat zij de behandeling van klagers zaken zou neerleggen wegens een gebrek aan vertrouwen zijdens klagers en dat klagers op dit e-mailbericht niet hebben gereageerd terwijl zich vervolgens een opvolgend raadsman bij verweerster heeft gemeld. Nu een schriftelijke reactie tot 10 of 15 dagen voorafgaand aan de zitting op 10 januari 2014 kon worden ingediend, kan niet gezegd worden dat verweerster de behandeling van de zaak op een ongelegen moment heeft neergelegd, noch dat klagers belangen daardoor zijn geschaad.
5.7 De raad is van oordeel dat verweerster van de wijze waarop zij de opdracht heeft neergelegd geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.
5.8 De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond zijn en dat klachtonderdeel 3 ongegrond is.
6 MAATREGEL
6.1 Verweerster heeft niet gehandeld zoals het een behoorlijk advocaat betaamt doordat zij onnodig hoge druk heeft uitgeoefend op klagers. De raad is van oordeel dat in deze een enkele waarschuwing een passende maatregel is.
BESLISSING
De raad van discipline:
1. verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 gegrond en legt ter zake aan verweerster op een enkele waarschuwing;
2. verklaart klachtonderdeel 3 ongegrond.
Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015 .
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2015
per aangetekende brief verzonden aan:
- klagers
- verweerster
en per e-mail verzonden aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder/verweerster
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door
- klager/klaagster
- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl