Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:72

Zaaknummer

L 139 - 2014

Inhoudsindicatie

Uitlatingen van verweerster waren niet onnodig grievend en niet is komen vast te staan dat zij bij de behartiging van de belangen van haar cliënte de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

 

Beslissing van 23 maart 2015

in de zaak L139-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

 

klager

 

 

 

tegen:

 

 

 

verweerster

 

    

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 mei 2014 met kenmerk DOK338, door de raad ontvangen op 9 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2015. Ter zitting zijn klager en verweerster verschenen . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     De brief van de deken d.d. 8 mei  2014 met bijlagen;

-     De brief van klager d.d. 7 januari 2015 met bijlagen.

 

1.4     De raad heeft bij de beoordeling van de klacht de nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 13 januari 2015, door de raad ontvangen op 15 januari 2015, buiten beschouwing gelaten. Nadere stukken dienen immers uiterlijk 14 dagen voor de zitting door de raad zijn ontvangen.

 

 

 

 

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. In de echtscheidingszaak tussen klager en zijn ex-echtgenote hebben sinds 2008 diverse  bodem- en kort gedingprocedures plaatsgevonden, zowel in eerste aanleg als in appel. Voorts zijn door klager en zijn ex-echtgenote over en weer aangiften bij de politie gedaan.

2.2      Klager heeft zich in 2009 over het optreden van verweerster beklaagd bij de deken. Die klacht zag op de stelling dat klager naaktfoto’s van de kinderen zou hebben gemaakt. Bij beslissing d.d. 1 oktober 2009 (kenmerk M204-2009) heeft de voorzitter van de raad geoordeeld dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet had overschreden, zodat de klacht als kennelijk ongegrond moest worden afgewezen. Tegen deze beslissing heeft klager verzet ingesteld. Bij beslissing d.d. 12 april 2010 (kenmerk M204-2009) is het verzet ongegrond verklaard.

2.3      In een verzoekschrift tot wijziging c.q. ontzegging van de omgangsregeling d.d. 12 juli 2013 heeft verweerster gesteld dat er sprake is van handelen en uitlatingen van klager jegens zijn kinderen ten gevolge waarvan de kinderen bang waren voor klager. In het verzoekschrift heeft verweerster deze stelling geïllustreerd aan de hand van meerdere voorbeelden.

2.4      Omdat verweersters cliënte de bij beschikking d.d. 22 juni 2011 bepaalde zorgregeling niet nakwam, heeft klager in kort geding gevorderd verweersters cliënte te bevelen om de zorgregeling na te leven. Verweerster heeft namens haar cliënte het verweer gevoerd dat de kinderen geestelijk en lichamelijk werden mishandeld door klager, ter illustratie waarvan zij enkele voorbeelden heeft genoemd. Bij vonnis d.d. 19 juli 2013 heeft de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, geoordeeld dat de zorgregeling diende te worden nageleefd omdat verweersters cliënte naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk had gemaakt dat van haar niet langer kon worden gevergd om de kinderen nog langer bij de man te laten verblijven.

2.5      Verweerster heeft namens haar cliënte appel ingesteld tegen dit vonnis. In de memorie van grieven d.d. 27 september 2013 heeft verweerster wederom gesteld dat dat er sprake is van handelen en uitlatingen van klager jegens zijn kinderen ten gevolge waarvan de kinderen bang zijn voor klager. In de memorie heeft verweerster deze stelling geïllustreerd aan de hand van meerdere voorbeelden. Tevens heeft verweerster in de memorie van grieven gesteld dat haar cliënte aangifte heeft gedaan bij de politie van mishandeling door klager en heeft zij in dat verband verzocht de inhoud van de aan de memorie gehechte processen-verbaal van aangifte als herhaald en ingelast te beschouwen.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

1.      zonder onderliggend bewijs in procedures bij herhaling zeer ernstige beschuldigingen uit jegens klager, waardoor klager op ontoelaatbare wijze in zijn belangen wordt geschaad en de rechtsgang wordt verstoord;

2.      steeds deurwaarders op klager afstuurt;

3.      in 2009 heeft gesteld dat klager een valse handtekening heeft geplaatst onder een contract en dat – in strijd met de waarheid – geen stukken gevoegd waren bij een aangetekend verzonden brief;

4.      doorgaat met procederen tegen klager, die daardoor hoge advocaatkosten heeft, terwijl haar eigen cliënte op toevoegingsbasis procedeert.

 

4          VERWEER

4.1     Klachtonderdeel 1

Voor zover de klacht reeds eerder door de raad is behandeld verzoekt verweerster de raad om klager niet-ontvankelijk te verklaren. Voor het overige stelt verweerster dat het zo moge zijn dat klager het namens haar cliënte naar voren brengen van de door de kinderen weergegeven ervaringen als grievend ervaart, maar dat er niet aan mag worden voorbijgegaan dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt en dat deze vrijheid niet ten gunste van de wederpartij mag worden beknot.

4.2    Klachtonderdeel 2

In eerste aanleg is klager veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 57.000,-- aan verweersters cliënte. Verweerster heeft dat vonnis laten betekenen, maar met de opdracht om niet tot executie over te gaan. Verweersters cliënte heeft het LBIO ingeschakeld en het LBIO heeft vervolgens de deurwaarder ingeschakeld. Verweerster heeft enkel in het begin conservatoir maritaal beslag doen leggen. Verweerster heeft geen opdracht gegeven tot beslaglegging onder de Belastingdienst.

4.3    Klachtonderdeel 3

Verweerster heeft op een zeker moment van klager een aangetekende brief ontvangen. In de brief stond: “Hierbij heeft u de vervalste akte”. In de betreffende enveloppe zat echter geen akte.

4.4    Klachtonderdeel 4

Klager is mede debet aan de veelheid van procedures. De kort gedingen zijn aanhangig gemaakt door klager en hij heeft appel ingesteld.

 

5       BEOORDELING

5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze tot 1 januari 2015 gold bedoeld.

          Ontvankelijkheid

5.2     Zoals sub 2.2 is overwogen, heeft klager zich reeds eerder over het optreden van verweerster beklaagd. De raad stelt vast dat de onderhavige klachten van klager zien op een ander feitencomplex dan de klacht waarover de raad reeds in de hierboven genoemde beslissingen heeft geoordeeld, zodat klager kan worden ontvangen in de onderhavige klachten.

          Beoordeling

5.3     Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het hof van discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

        5.4     Klachtonderdeel 1

                 Klager stelt dat verweerster zonder onderliggend bewijs in procedures bij herhaling zeer ernstige beschuldigingen uit jegens klager, waardoor klager op ontoelaatbare wijze in zijn belangen wordt geschaad en de rechtsgang wordt verstoord. De raad dient te beoordelen of de door verweerster in de processtukken naar voren gebrachte stellingen en gebezigde bewoordingen onnodig grievend zijn. 

5.5      De raad stelt vast dat tussen klager en verweersters cliënte de nodige gerechtelijke procedures aanhangig zijn geweest. De echtscheiding heeft geleid tot een felle juridische strijd waarbij het debat tussen partijen met grote heftigheid is gevoerd. De raad acht goed voorstelbaar dat klager, door de wijze waarop verweerster de stellingen van haar cliënte heeft verwoord en het bij herhaling uiten van die stellingen, terwijl de rechtbank over de gegrondheid van die stellingen al anders had geoordeeld, de door verweerster naar voren gebrachte stellingen en de daarbij gebezigde bewoordingen als grievend heeft ervaren. De door de Raad voor Rechtsbijstand geïntroduceerde Gedragscode voor personen- en familierechtadvocaten is in zoverre niet onverkort door verweerster gevolgd.

5.6      Tegen de achtergrond van de gevoerde procedures en in de context van het ontstane debat, acht de raad de gebezigde bewoordingen echter niet van dien aard dat gezegd moet worden dat verweerster daarmee de grenzen van acceptabel professioneel gedrag heeft overschreden. Met haar uitlatingen is v erweerster de grens van datgene wat een advocaat betaamt weliswaar dicht genaderd, maar gelet op de grote vrijheid die een advocaat toekomt, heeft zij deze grens niet overschreden. Naar het oordeel van de raad kon verweerster menen dat de gewraakte uitlatingen gezien het feitencomplex de zaak van haar cliënte zouden kunnen dienen, zodat deze niet “onnodig” grievend zijn.

5.7      Nu de raad van oordeel is dat verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet heeft overschreden, is het eerste onderdeel van de klacht ongegrond.

5.8      Klachtonderdeel 2

                        Verweerster heeft klagers stelling, dat verweerster steeds deurwaarders op hem afstuurt, gemotiveerd weersproken. Verweerster heeft erkend dat zij bij aanvang van de zaak door de deurwaarder maritaal beslag heeft laten leggen en later door de deurwaarder een vonnis heeft laten betekenen.. Daarmee staat weliswaar vast dat verweerster de deurwaarder  heeft ingeschakeld, maar niet dat zij tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Zoals hierboven overwogen heeft verweerster een grote mate van vrijheid om de belangen van haar cliënte te behartigen op een wijze die haar passend voorkomt. Naar het oordeel van de raad heeft verweerster de grenzen van de aan haar in haar hoedanigheid van advocaat van de wederpartij toekomende vrijheid niet overschreden. Ook dit onderdeel van de klacht is derhalve ongegrond.

              5.8     Klachtonderdeel 3

                        Klager stelt dat hij een overeenkomst per aangetekende post aan verweerster heeft toegestuurd. Verweerster heeft gesteld dat zij weliswaar per aangetekende post een brief van klager heeft ontvangen, maar dat daarbij, anders dan in de brief was vermeld, geen stukken waren gevoegd. De standpunten van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar en de raad kan niet vaststellen welk standpunt feitelijk juist is. Nu dit klachtonderdeel niet is komen vast te staan, is dit onderdeel van de klacht ongegrond.

              5.9     Klachtonderdeel 4

                        Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat zowel klager als zijn ex-echtgenote diverse gerechtelijke procedures hebben geëntameerd. Naar het oordeel van de raad is niet gebleken dat verweerster namens haar cliënte nodeloze procedures heeft opgestart, noch dat zij de belangen van klager heeft veronachtzaamd. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

              5.10   De raad komt tot de slotsom dat de klacht in alle onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

             

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. R.G. Gebel, M.B.Ph. Geeraedts, L.J.G. de Haas en A. Groenewoud , leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 maart 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg

 

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl