Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:91

Zaaknummer

ZWB 45 - 2015

Inhoudsindicatie

Geen concrete feiten ten grondslag over klacht. Niet vast te stellen welke feitelijke handelingen zijn verricht, laat staan of dit hem tuchtrechtelijk kan wroden aangerekend. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 14 april 2015

in de zaak ZWB 45-2015

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

           

klager

 

 

tegen:

 

 

 

 

verweerder

 

 

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant van 18 maart 2015 met kenmerk K14-164 , door de raad ontvangen op 19 maart 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder heeft klager bijgestaan in een bezwaar- en beroepsprocedure tegen een beslissing van de IND d.d. 18 oktober 1995 betreffende de afwijzing van een verzoek om naturalisatie. De rechtbank heeft op 23 december 2013 uitspraak gedaan in de beroepsprocedure. Tegen de uitspraak van de rechtbank is geen hoger beroep ingesteld. 

1.2         In de beroepsprocedure is op 12 december 2013 door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging aan klager verleend. De eigen bijdrage is vastgesteld op € 141,-. Verweerder heeft de eigen bijdrage op 18 december 2013 bij klager in rekening gebracht. Klager heeft de eigen bijdrage betaald op 23 januari 2014. Op 6 januari 2014 heeft verweerder het griffierecht ad € 160,00 bij klager in rekening gebracht. Per e-mail d.d. 28 november 2014 heeft de deurwaarder in opdracht van verweerder klager gesommeerd tot betaling van het onbetaald gebleven griffierecht over te gaan.

 1.3        Klager heeft op 15 december 2014 een klacht tegen verweerder bij de deken ingediend. De stafjurist van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant heeft klager bij brief d.d. 29 december 2014 verzocht zijn klacht nader toe te lichten. Klager heeft hierop bij brief dd. 4 januari 2015 gereageerd. De staffunctionaris heeft bij brief d.d. 23 januari 2015 aan verweerder verzocht een nadere toelichting te geven over zijn rechtsbijstand aan klager. Verweerder heeft op 9 februari 2015 hierop gereageerd. Op 11 februari 2015 heeft de stafjurist opnieuw een aantal concrete vragen aan klager voorgelegd. Klager heeft op 19 februari 2015 hierop gereageerd. Op 23 februari 2015 heeft de stafjurist aan partijen medegedeeld dat de instructiefase was gesloten en dat een standpunt van de deken tegemoet kon worden gezien. De deken heeft op 26 februari 2015 haar standpunt aan partijen te kennen gegeven.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1         verweerder informatie heeft achtergehouden en partijdig was;

 2         verweerder gedurende twee jaar klager aan het lijntje heeft gehouden;

 3.        verweerder heeft gehandeld met voorkennis;

 4.        de werkwijze van verweerder abnormaal was.

 

 

3.            VERWEER   

3.1         Verweerder herkent zich niet in het beeld dat klager schetst. Verweerder kan uit de brieven van klager niet opmaken wat nu precies de kern is van de door klager aangehaalde problematiek.

 

4.           BEOORDELING

4.1         Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de Advocatenwet zoals deze luidde tot 1 januari 2015 bedoeld.

4.2         Op de klacht kan met toepassing van artikel 46 g van de Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.3         Klager heeft zich weliswaar beklaagd over het optreden van verweerder, maar heeft, ondanks dat hij daartoe bij herhaling in de gelegenheid is gesteld, nagelaten zijn klacht nader toe te lichten en met concrete feiten te onderbouwen.

4.4         Om tot het oordeel te kunnen komen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, moet eerst voldoende aannemelijk zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Nu klager heeft nagelaten zijn klacht met concrete feiten te onderbouwen, is het niet mogelijk om vast te stellen welke feitelijke  handelingen verweerder heeft verricht of nagelaten, laat staan of dit hem tuchtrechtelijk kan worden aangerekend. Op grond hiervan kan de klacht niet gegrondheid worden verklaard en zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. E.P. van Unen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 14 april 2015.

 

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 april 2015

 

per gewone en per aangetekende post verzonden aan:

- klager

 

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.         Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.