Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:26

Zaaknummer

R.4543/14.128

Inhoudsindicatie

Klacht over behandeling van een geschil voor klager tegen diens verhuurder. Verweerder heeft van de conclusie van antwoord geen concept aan klager voorgelegd en heeft geen vordering in reconventie ingesteld. Later klaagt klager daarover. Verweer dat klager geen belang heeft bij toezending van een concept omdat de feiten duidelijk waren, wordt verworpen. Klacht gegrond voor zover het betreft het niet toezenden van een concept conclusie van antwoord. In de gegeven omstandigheden had verweerder, toen de zaak bij hem kwam, geen aanleiding om klaagster over een mogelijke eis in reconventie te informeren. In zoverre is de klacht ongegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 2 juni 2014, door de raad ontvangen op 3 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 december 2014 in aanwezigheid van verweerder. Klaagster heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in een geschil met de verhuurder van haar woning, een woningstichting, hierna: “de wederpartij”.

2.3 Klaagster was door de wederpartij gedagvaard voor de Rechtbank Rotterdam, sector kanton, tot betaling van een huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten, alsmede tot ontbinding van de huurovereenkomst.

2.4 Verweerder heeft klaagster de opdracht bevestigd bij brief van 12 januari 2012.

2.5 Naar aanleiding van de opdrachtbevestiging heeft klaagster schriftelijk gereageerd bij brief van 14 januari 2012 (abusievelijk gedateerd 2011).

2.6 Op 15 februari 2012 heeft verweerder een conclusie van antwoord namens klaagster ingediend.

2.7 Nadat op 13 maart 2012 de comparitie van partijen was gehouden, heeft de rechtbank bij vonnis van 13 april 2012 uitspraak gedaan. Klaagster is veroordeeld om een bedrag aan huurachterstand te betalen, waarbij haar een termijn van één maand na de uitspraak werd gegund. Voor het geval klaagster aan die veroordeling niet zou voldoen, heeft de rechtbank de huurovereenkomst ontbonden. Voorts werd klaagster veroordeeld in de proceskosten.

2.8 Klaagster heeft zich hierna tot een andere advocaat gewend, die voor klaagster hoger beroep heeft ingesteld.

2.9 Tijdens de behandeling van het hoger beroep is ter sprake gekomen dat klaagster een tegenvordering stelde te hebben, strekkende tot huurverlaging.

2.10 Bij brief van 9 januari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij:

a. heeft nagelaten klaagster de conclusie van antwoord in concept voor te leggen;

b. heeft nagelaten klaagster te informeren over het mogelijk instellen van een eis in reconventie;

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel slechts geïndiceerd kan zijn indien sprake is van enig handelen van de advocaat in strijd met de zorg die hij behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij behartigt of behoort te behartigen. Die zorgplicht brengt onder meer mee dat hij ervoor zorgdraagt dat hij beschikt over voldoende deskundigheid op het rechtsgebied dat hij betreedt en dat hij in de uitvoering van zijn taak de nodige voortvarendheid betracht.

5.2 Voorts geldt dat de advocaat zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dat hij, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, belangrijke informatie en afspraken schriftelijk aan zijn cliënt dient te bevestigen.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.3 In het algemeen behoort het, gelet op de voormelde regels, tot de zorgvuldigheidsplicht van de advocaat om de van belang zijnde stukken, zoals processtukken, vooraf in concept aan de cliënt voor te leggen. Dit stelt de cliënt in staat zich te beraden over de door de advocaat in een (proces)stuk opgenomen feiten en over het namens hem ingenomen standpunt.

5.4 Verweerder heeft bevestigd dat hij de conclusie van antwoord in de tegen klaagster aangespannen procedure niet in concept aan klaagster heeft voorgelegd. Verweerder heeft daartoe in het algemeen aangevoerd dat zijn cliënten veelal moeite hebben met lezen en schrijven. Volgens verweerder legt hij de zaken in de brief ter bevestiging van het intakegesprek zo duidelijk mogelijk aan zijn cliënten uit en legt hij een concept-processtuk slechts aan de cliënt voor indien de feiten gecompliceerd zijn of niet duidelijk dan wel er een materie als een boekhoudkundige ingewikkelde kwestie aan de orde komt.

5.5 Naar het oordeel van de raad heeft verweerder geen aanvaardbare gronden aangedragen om af te wijken van de hierboven vermelde regel dat de advocaat van belang zijnde stukken in concept aan zijn cliënt dient voor te leggen. Ook indien sprake zou zijn van een ongeletterde cliënt wordt dit niet anders. Het nalaten die regel toe te passen brengt in dit geval ook mee dat discussie heeft kunnen ontstaan over aspecten van de conclusie van antwoord zoals het aanvoeren van een bepaald bewijsmiddel of van bepaalde gedragingen van een buurman, zoals klaagster in de klacht heeft betoogd.

De raad acht de door klaagster gewraakte handelwijze van verweerder dan ook onzorgvuldig en in tuchtrechtelijk opzicht verwijtbaar. 

Dit brengt mee dat klachtonderdeel a gegrond is.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.6 Verweerder heeft naar aanleiding van dit klachtonderdeel zakelijk weergegeven, het volgende aangevoerd. 

Ten onrechte stelt klaagster dat zij met verweerder gesproken heeft over huurvermindering. Klaagster had een verzoek om huurvermindering eerder voorgelegd aan de huurcommissie, die geen verlaging had toegepast. Zij had het punt ook besproken met een sociaal raadsman, die aan klaagster heeft uiteengezet waarom een verzoek tot huurvermindering in haar geval geen zin heeft. Het is logisch dat klaagster dit punt daarna bij verweerder niet meer ter sprake heeft gebracht. Verweerder zelf zag geen aanleiding om klaagster over een mogelijke eis in reconventie te informeren. 

Volgens verweerder is de wens van klaagster om huurvermindering te krijgen pas aan het eind van de procedure in hoger beroep aan de orde gekomen. Toen was de rechtsbijstand van verweerder al geëindigd.

5.7 Gelet op het gevoerde verweer, dat door klaagster niet dan wel onvoldoende bestreden is, is de raad van oordeel – onverminderd het hierboven onder 5.5 overwogene - dat voor verweerder ten tijde van het opstellen en indienen van het namens klaagster in de procedure te voeren verweer geen aanleiding bestond om de mogelijkheid van een eis in reconventie, betrekking hebbende op huurvermindering, met klaagster te bespreken. 

Klachtonderdeel b is ongegrond.

 

6 BESLISSING

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a gegrond;

- legt terzake als maatregel op een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel b ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. J.J. van der Gouw, P.S. Kamminga, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl