Rechtspraak
Uitspraakdatum
03-04-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2015:104
Zaaknummer
15-059A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht over handelen eigen advocaat in periode 2006-2010 en de weigering van verweerder om persoonsgegevens te verstrekken die klager nodig heeft om verweerder aansprakelijk te stellen. Klacht deels kennelijk niet-ontvankelijk wegens overschrijding redelijke klachttermijn en deels kennelijk ongegrond. Het is aan klager zelf om de van verweerder gevraagde informatie uit te zoeken, de verweten gedraging is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Uitspraak
Beslissing van 3 april 2015
in de zaak 15-059A
naar aanleiding van de klacht van:
klager
tegen:
verweerder
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 5 maart 2015 met kenmerk 4014-0493, door de raad ontvangen op 6 april 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder en een van zijn kantoorgenoten hebben klager vanaf 5 december 2006 bijgestaan in een bestuursrechtelijke procedure. Tijdens die procedure is een (fatale) termijn verlopen.
1.3 Bij brief van 5 augustus 2010 heeft klager aan verweerder geschreven, voor zover relevant:
“Bij deze retour ik uw factuur (…) voor de kosten inzake de zitting van 3 augustus jl. Deze zitting was niet nodig geweest als uw medewerker, dhr. [X], het bezwaarschrift (ruim) op tijd had ingediend. Ik heb hem hier notabene nog in de 5e week van de looptijd zowel telefonisch als schriftelijk dringend op gewezen.”
1.4 In november 2010 is het dossier door klager overgedragen aan een andere advocaat.
1.5 Een brief van 4 februari 2011 van klager aan verweerder luidt, voor zover relevant, als volgt:
“Tevens stel ik u als vertegenwoordiger van het advocatenkantoor [A] aansprakelijk voor alle onvoorziene kosten en kosten die uit het verdere verloop van deze zaak nog zullen voortvloeien.”
1.6 Bij e-mail van 25 maart 2013 heeft de verzekeraar van het kantoor van klager aansprakelijkheid afgewezen.
1.7 Bij brief met bijlagen van 3 juli 2014 heeft de gemachtigde zich namens klager bij de deken beklaagd over verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) klager niet op de hoogte heeft gebracht van informatie die voor klager van belang was, door het bouwbesluit van 9 juni 2009 niet aan klager door te zenden en hem ook niet anderszins te laten weten dat dat besluit op zijn kantoor ontvangen was.;
b) de bezwaartermijn tegen het bouwbesluit heeft laten verlopen;
c) niet aan klager heeft geadviseerd onafhankelijk advies te vragen na het verlopen van de termijn en overigens verder op onzorgvuldige wijze werkzaamheden te hebben verricht en klager daarvoor te hebben gefactureerd;
d) zijn verantwoordelijkheid jegens klager heeft ontlopen door te stellen dat de gemeente nooit naar klager zou luisteren wat deze ook zou hebben aangevoerd en in de beroepsfase onzorgvuldige werkzaamheden te hebben verricht;
e) zijn eigen belang voor heeft laten gaan op dat van klager door onnodige werkzaamheden te verrichten en daarvoor te factureren;
f) niet naar behoren heeft meegewerkt aan de overdracht van het dossier van klager aan een opvolgend advocaat;
g) de aansprakelijkstelling na het laten verlopen van de bezwaartermijn niet voortvarend heeft afgehandeld, en daarbij tevens door zijn handelen heeft getracht klager te ontmoedigen;
h) niet heeft gereageerd op het verzoek van klager om gegevens die klager nodig had/heeft om het kantoor van verweerder en de maten daarvan te kunnen dagvaarden en daarbij heeft getracht het kantoor onvindbaar te houden;
i) klager niet op de terzake van betwiste facturen bestaande regeling heeft gewezen.
3 BEOORDELING
3.1 De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend vóór 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragrafen 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidden tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend vóór 1 januari 2015 en wordt daarom door de raad van discipline behandeld en beoordeeld op grond van het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
3.2 Verweerder heeft aangevoerd dat klager niet behoort te worden ontvangen in zijn klacht, omdat de gedraging die aan de klacht ten grondslag ligt meer dan drie jaar geleden heeft plaatsgevonden.
3.3 De voorzitter zal dit verweer, als zijnde het meest verstrekkend, als eerste beoordelen en overweegt daartoe het volgende.
3.4 Voor de beoordeling of een klacht na een lang tijdsverloop nog kan worden ontvangen, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het ten gunste van klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van de advocaat door de tuchtrechter getoetst kan worden, anderzijds het belang dat een advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid. Of het tijdsverloop onredelijk lang is, bepaalt de tuchtrechter aan de hand van de omstandigheden van het geval. In het algemeen wordt in jurisprudentie een termijn van drie jaar aangehouden. Onder de nieuwe Advocatenwet geldt eveneens een klachttermijn van drie jaar.
3.5 Alle klachtonderdelen met uitzondering van klachtonderdeel h) zien op handelingen en nalaten van verweerder als eigen advocaat van klager die dateren van ruim drie en vier jaar voor het indienen van de klacht. Dat die handelingen en dat nalaen en het volgens klager ontoelaatbare karakter ervan bij klager ook al zo lang bekend waren, blijkt onder meer uit de onder punt 1.3 en 1.5 aangehaalde brieven van klager aan verweerder. De betreffende klachtonderdelen zijn daarom kennelijk niet ontvankelijk vanwege overschrijding van de redelijke klaagtermijn.
3.6 In klachtonderdeel h) voert klager aan dat verweerder – nu als wederpartij van klager – niet aan zijn huidige advocaat heeft willen berichten wie van het kantoor van verweerder aansprakelijk dient te worden gesteld.
3.7 De voorzitter overweegt dat het aan klager (en diens advocaat) is om – bijvoorbeeld op basis van inschrijvingen in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de informatie op de website van het kantoor van verweerder – vast te stellen wie van het kantoor van verweerder hij aansprakelijk houdt. Het feit dat verweerder die informatie niet aan klager of diens advocaat heeft verstrekt, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
3.8 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, dan ook deels kennelijk niet-ontvankelijk, deels kennelijk ongegrond verklaren.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klachtonderdelen a) tot en met g) alsmede klachtonderdeel i) kennelijk niet-ontvankelijk en verklaart klachtonderdeel h) kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 3 april 2015.
Griffier Voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 april 2015 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.