Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:107

Zaaknummer

OB 159 - 2014

Inhoudsindicatie

Indien een opvolgend advocaat door zijn cliënt niet in de gelegenheid wordt gesteld om tijdig een memorie van grieven te nemen, valt hem niet te verwijten dat hij geen memorie van grieven neemt, maar mag van hem wel worden verwacht dat hij op grond van artikel 6.3. van het Procesreglement om uitstel voor het nemen van de memorie van grieven verzoekt.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; enkele waarschuwing

Uitspraak

Beslissing van 11 mei 2015

in de zaak OB 159-2014

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

klaagster

 

tegen:

 

verweerder

 

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 5 juni 2014 met kenmerk 48/13/182 K , door de raad ontvangen op 10 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 maart 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennisgenomen van:

- de brief van de deken van 5 juni 2014, met bijlagen.

                                     

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Klaagster is door advocatenkantoor X in een echtscheidingsprocedure bijgestaan. X heeft in rechte betaling gevorderd van door haar in opdracht van klaagster verrichte werkzaamheden, in totaal een bedrag ad € 2.644,00. De vordering had betrekking op een drietal facturen van X aan klaagster.

2.2      Klaagster en X verschilden van mening over de omvang van de door klaagster aan X verstrekte opdracht. De kantonrechter heeft klaagster bij tussenvonnis dd. 11 mei 2011 toegelaten bewijs van haar stellingen te leveren. Klaagster heeft zichzelf op 28 juli 2011 als getuige doen horen.

2.3      De kantonrechter heeft bij vonnis dd. 17 augustus 2011 geoordeeld dat klaagster niet in haar bewijsopdracht was geslaagd en haar veroordeeld tot betaling van een bedrag ad € 2.644,00 vermeerderd met de wettelijke rente en de kosten van het geding begroot op € 878,89.

2.4      Mr. H heeft op 15 november 2011 namens klaagster appel ingesteld tegen voormelde vonnissen van de Kantonrechter. Mr. H heeft bij brief dd. 18 oktober 2012 aan klaagster bericht dat de nota griffierecht dd. 17 januari 2012, ondanks diverse betalingsherinneringen, nog steeds niet was voldaan. Mr. H. berichtte bij voormelde brief voorts zich ter rolzitting dd. 23 oktober 2012 als advocaat van klaagster te zullen onttrekken. Hij wees klaagster erop dat zij een nieuwe advocaat diende te zoeken, die op 6 november 2012 een memorie van grieven zou moeten indienen. Hij wees er voorts op dat de betreffende advocaat desgevraagd ter rolle van 6 november 2012 een uitstel van vier weken voor het indienen van de memorie van grieven zou krijgen.

2.5      Klaagster heeft zich op 25 oktober 2012 tot verweerder gewend. Verweerder heeft mr. H op 25 oktober 2012 bericht de zaak van klaagster te zullen overnemen en hem verzocht het dossier aan verweerder te doen toekomen. Mr. H. heeft het dossier op 26 oktober 2012 aan verweerder toegezonden, met de mededeling dat klaagster de eigen bijdrage had voldaan, maar dat het griffierecht nog onbetaald was gebleven.

2.6      Verweerder heeft klaagster bij brieven dd. 26 en 31 oktober 2012 verzocht hem specifieke stukken toe te zenden en een bewijs van betaling van het griffierecht. Klaagster heeft op 18 november 2012 stukken aan verweerder toegezonden en op 6 december 2012 een bewijs van betaling van het griffierecht op 26 november 2012.

2.7      Verweerder heeft ter rolzitting dd. 6 november 2012 niet om uitstel voor het nemen van de memorie van grieven verzocht. Het verzochte uitstel werd evenmin verleend. Op deze roldatum werd aan verweerder akte niet dienen van de memorie van grieven verleend. Verweerder heeft vervolgens namens klaagster schriftelijk pleidooi gevraagd, welk pleidooi op 29 januari 2013 is gehouden. Verweerder heeft namens klaagster op 29 januari 2013 een akte schriftelijk pleidooi met vijf producties genomen en X heeft een pleitnota overgelegd, waarop verweerder namens klaagster op 12 februari 2013 bij akte na schriftelijk pleidooi heeft gereageerd.

2.8      Klaagster is bij arrest van het gerechtshof dd. 7 mei 2013 niet-ontvankelijk verklaard in het appel, aangezien de memorie van grieven niet-tijdig was ingediend.

2.9      Klaagster heeft zich bij brieven dd. 7 oktober 2013 en 18 december 2013 beklaagd over optreden van verweerder.

 

3          KLACHT

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder niet tijdig, te weten op 6 november 2012, een memorie van grieven heeft genomen, terwijl hij daar wèl opdracht toe had.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerder heeft klaagster bij brief dd. 26 oktober 2012 verzocht om hem binnen een week stukken toe te zenden.

4.2      Toen klaagster zich tot verweerder wendde bevond zij zich in een door haar zelf tot stand gebrachte uiterst benarde situatie. Zij had haar vorige advocaat, mr. H.,  niet in de gelegenheid gesteld om een memorie van grieven te nemen inzake het bij dagvaarding dd. 15 november 2011 ingestelde hoger beroep. Mr. H heeft klaagster vervolgens aangezegd als advocaat te zullen desisteren.

 

4.3      Klaagster wist dus dat zij richting verweerder snel en volledig moest reageren. Verweerder heeft klaagster direct na het gesprek op zijn kantoor bij brief dd. 26 oktober 2012 verzocht om toezending van specifieke stukken en van een bewijsstuk dat het griffierecht was betaald. Verweerster heeft hierop niet tijdig gereageerd. Verweerder heeft klaagster op 31 oktober 2012 een memo met inhoudelijke argumenten voor het hoger beroep toegezonden en zijn verzoeken dd. 26 oktober 2012 herhaald, een en ander met verzoek om reactie.

 

4.4      Klaagster heeft pas op 18 november 2012 een pak stukken aan verweerder toegezonden en op 6 december 2012 een bewijsstuk dat het griffierecht op 26 november 2012 was voldaan.

 

4.5      Indien klaagster –zoals afgesproken- tijdig had gereageerd op de brieven van 26 en 31 oktober 2012 had verweerder op 6 november 2102 een memorie van grieven kunnen nemen. Klaagster heeft dit echter nagelaten en daardoor verweerder hiertoe niet in de gelegenheid gesteld.

 

4.6      Verweerder heeft onder de geschetste omstandigheden niet klachtwaardig gehandeld. Aangezien op 6 november 2012 geen uitstel voor memorie van grieven is verleend, restte verweerder geen andere mogelijkheid dan het vragen van (schriftelijk) pleidooi.

 

 

 

BEOORDELING

  5.1     Per 1 januari 2015 is de gewijzigde Advocatenwet in werking getreden. De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2       Vast staat dat verweerder op 6 november 2012 geen memorie van grieven heeft genomen, noch om uitstel voor het nemen van de memorie van grieven heeft verzocht.

5.3       Indien sprake is van onttrekking van een advocaat kan ingevolge het bepaalde in artikel 6.3 van het landelijk Procesregelement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven op schriftelijk verzoek van  de nieuw gestelde advocaat voor  de proceshandeling waarvoor de partij staat eenmaal een uitstel van vier weken worden verleend.

5.4       Verweerder heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij door klaagster niet in de gelegenheid is gesteld om de memorie van grieven op 6 november 2012 te nemen. Klaagster heeft immers niet tijdig gereageerd op de aan haar toegezonden concept memorie van grieven en evenmin de door verweerder nader genoemde stukken aan verweerder toegezonden. Dat verweerder op 6 november 2012 geen memorie van grieven heeft genomen valt hem naar het oordeel van de raad niet te verwijten. Wel had van verweerder verwacht mogen worden dat hij als opvolgend advocaat op grond van artikel 6.3. van voormeld Procesregelement, ter sauvering van de rechten van klaagster, een uitstel voor het nemen van de memorie van grieven had verzocht.  Het valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat hij heeft nagelaten om uitstel te verzoeken. In zoverre is de klacht naar het oordeel van de raad gegrond. De raad acht na te melden tuchtrechtelijke reactie passend en geëigend.

 

                        BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

 

verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van enkele waarschuwing op.

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. W.H.N.C. van Beek, U.T. Hoekstra, H.C.M.  Schaeken en N. M. Lindhout-Schot , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 11 mei 2015 .

 

             

                        griffier                                                    voorzitter                                 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 mei 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-     klaagster

-     verweerder

 

en per e-mail aan

-     de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.        Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.         Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl