Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:117

Zaaknummer

R. 4591/14.176

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Verweerder heeft nagelaten de slagingskans van de te voeren procedure met klagers te bespreken dit geldt ook voor het kostenrisico. Ook de processtukken voldoen niet aan de eisen van vakbekwaamheid die daaraan mogen worden gesteld. Vastgesteld wordt dat verweerder onzorgvuldig heeft geprocedeerd. Maatregel berisping.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 18 augustus 2014 aan de raad met kenmerk K124 2014, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 2 februari 2015 van de raad in aanwezigheid van klagers en verweerder. Verweerder werd bijgestaan door zijn kantoorgenote mr. L. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klagers hebben op 1 mei 2011 een woon-/winkelpand gehuurd.

2.3 Op 31 oktober 2011 hebben klagers de verhuurder van het pand voor de eerste keer aangeschreven met het verzoek de gebreken vanwege de vochtprobleem in het gehuurde pand te verhelpen. Voor zover in deze relevant hebben klagers aan de verhuurder geschreven:

“..

Ik verzoek u tevens op grond van Burgerlijk Wetboek, boek 7 (bijzondere overeenkomsten, titel 4 HUUR artikel 201 t/m 310 (en dan met name de verplichtingen van de verhuurder) te (willen) bezien.

MOCHT IK BINNEN 14 DAGEN NA DAGTEKENING VAN DEZE BRIEF van u GEEN REACTIE hebben ontvangen dan zal ik me genoodzaakt zien BOUW/WONINGTOEZICHT van de gemeente ’s-Gravenhage over deze problematiek te informeren.

..”

2.4 Op 30 januari 2012 hebben klagers met verweerder een bespreking gehad.

2.5 Bij aangetekende brief van 14 februari 2012 hebben klagers op advies van verweerder de verhuurder bericht dat zij vanwege ernstige vochtproblemen, verborgen gebreken en aanzienlijke vermindering van het huur- en woongenot genoodzaakt zijn de huur te verlagen tot € 350,00 per maand.

2.6 Verweerder heeft namens klager de verhuurder in rechte betrokken en ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd, veroordeling van de verhuurder tot betaling van een bedrag van € 57.748,05 te vermeerderen met wettelijke rente alsmede veroordeling van de verhuurder in de buitengerechtelijke kosten.

2.7 Bij vonnis van 28 februari 2013 heeft de Rechtbank Den Haag, team kanton, de vordering van klagers afgewezen en de reconventionele vorderingen van de verhuurder toegewezen en klagers veroordeeld tot betaling van de (achterstallige) huur tot 1 december 2012 en in de kosten van de procedure. Voor zover in deze relevant heeft de rechtbank overwogen:

“…

De slotsom uit het voorgaande moet zijn dat zowel een juridische- als (voor wat betreft de onderbouwing van de schade) een feitelijke grondslag voor de vordering in conventie ontbreekt, en dat deze om die reden zal worden afgewezen.

…”

2.8 Verweerder heeft namens klagers hoger beroep ingesteld.

2.9 Op 14 juni 2013 is het hoger beroep behandeld en ter zitting is tussen partijen een schikking getroffen, waarbij partijen ter beëindiging van de procedure zijn overeengekomen dat zij aan het vonnis van 28 februari 2013 geen uitvoering zullen geven en ook overigens over en weer niets meer van elkaar te vorderen hebben.

2.10 Bij e-mail van 12 mei 2014 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijten klagers verweerder dat hij:

a) klagers onjuist heeft geadviseerd door aan te raden de maandelijkse huurpenningen naar beneden bij te stellen en geen huur meer te betalen;

b) geen, althans onvoldoende dossierkennis had, hetgeen klagers hebben afgeleid uit de mededelingen van de rechter en de inhoud van het vonnis van 28 februari 2013;

c) niet, althans onvoldoende was voorbereid tijdens de zittingen waardoor hij niet in staat was adequaat op vragen en opmerkingen van de rechter te reageren.

Ter toelichting hebben klagers gesteld dat verweerder pas een week voor de zitting bij het gerechtshof contact heeft opgenomen met de Dienst Stedelijke Ontwikkeling om te vragen of de rapportage ten aanzien van de gebreken gereed was. Ook heeft verweerder een leeg dvd-doosje naar het hof gestuurd. Dit betrof de dvd waar de opnames van de gebreken in de woning op stonden. Deze kon bij het hof niet worden getoond.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft gesteld dat ook hij teleurgesteld was over de afloop van de zaak in eerste aanleg. Hij heeft dit ook aan klagers medegedeeld. Volgens verweerder hadden klagers te hoge verwachtingen, waardoor de teleurstelling alleen maar groter was.

4.2 Verweerder heeft erkend dat klagers inderdaad op zijn advies de huurprijs hadden verlaagd, waar de verhuurder volgens verweerder tot augustus 2012 ook mee heeft ingestemd. De verhuurder had zelf een voorstel gedaan tegen finale kwijting, maar dit voorstel is door klagers niet geaccepteerd. Ten aanzien van de dagvaarding geeft verweerder aan dat hij klagers bij voorbaat heeft medegedeeld dat de onderbouwing van de in de dagvaarding opgenomen schadeposten niet bijzonder sterk was. Hij heeft klagers er op gewezen dat ‘harde’ bewijzen nodig waren en klagers niet konden volstaan met hetgeen zij reeds hadden overgelegd. Verweerder heeft betwist dat hij onvoldoende dossierkennis had dan wel dat hij niet / onvoldoende voorbereid was tijdens de zittingen.

4.3 Verweerder heeft voorts gesteld dat het geen zin had om contact op te nemen met de Dienst Stedelijke Ontwikkeling, omdat is gebleken dat de rapportage niet beschikbaar was.

4.4 Verweerder heeft erkend dat hij slechts een leeg doosje aan de rechter heeft gestuurd. De cd had hij in zijn computer laten zitten. Volgens verweerder was de rechter in eerste aanleg bekend met een deel van de foto’s, omdat deze in de dagvaarding waren opgenomen. Verweerder is van mening dat de afwezigheid van de cd niet heeft geleid tot een andere uitkomst van de zaak.

4.5 Verweerder heeft ten slotte gesteld dat zowel klagers als de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst wensten. Dit had tot gevolg dat klagers het pand moesten ontruimen. Verweerder is van mening dat hem niet kan worden verweten dat klagers niet direct andere woonruimte hebben kunnen vinden.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 De raad ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen.

5.3 De klacht van klagers heeft in de kern betrekking op de inhoudelijke kwaliteit van de door verweerder verrichte werkzaamheden. Gezien het bepaalde in art. 46 Advocatenwet heeft het tuchtrecht mede tot taak de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daarover klaagt. Wel zal hierbij rekening gehouden dienen te worden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waar op hij een zaak behandelt en de keuze waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen geworden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden op wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

5.4 Uit de stukken is niet gebleken dat verweerder met klagers de slagingskans van de procedure heeft besproken, noch het kostenrisico. Ook de processtukken, in dit geval, de dagvaarding, voldoen niet aan de eisen van vakbekwaamheid die daaraan mogen worden gesteld. De rechter heeft, zo blijkt uit het vonnis van 28 februari 2013 van de Rechtbank Den Haag, bij herhaling overwogen dat klagers vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd, onder meer ten aanzien van de gevorderde schade uit de inventaris, misgelopen omzet en verhuiskostenvergoeding. Ten aanzien van de stelling dat sprake is van een onrechtmatige daad hebben klagers volgens de rechter onvoldoende feiten aangedragen die deze conclusie rechtvaardigen. Verweerder heeft gesteld dat hij klagers meerdere malen te kennen heeft gegeven dat de door klagers aangeleverde stukken ter onderbouwing van de vorderingen onvoldoende zijn. Verweerder heeft echter geen stukken overgelegd waaruit dit blijkt.

5.5 Ook ten aanzien van de door klagers opgestelde brief van 14 februari 2012, ten aanzien waarvan verweerder heeft erkend dat deze op zijn advies tot stand is gekomen, had verweerder klagers dienen te informeren over de risico’s die de huurverlaging met zich mee zou kunnen brengen, dan wel had verweerder dienen te zorgen voor het opstellen van een deugdelijke ingebrekestelling. Hetzelfde geldt ten aanzien van de slordigheid een lege dvd-hoes naar het hof te sturen.

5.6 Gelet op het vorenstaande is de raad van oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft geprocedeerd zonder de mogelijke consequenties en risico’s daarvan deugdelijk schriftelijk vast te leggen. De klacht is derhalve gegrond.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van berisping passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerder de maatregel van berisping op.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klagers

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl