Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:29

Zaaknummer

15-13

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij in een echtscheiding kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 2 maart 2015

in de zaak 15-13

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

[adres]

klager

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline (hierna “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 2 februari 2015 met kenmerk K 14/151 door de raad ontvangen op 3 februari 2015, en van de stukken die zijn vermeld op de in deze brief vermelde inventarislijst en zijn genummerd van 1 tot en met 13. Tevens heeft de voorzitter kennis genomen van de e-mail d.d. 7  februari 2015 van klager aan de raad die door klager in kopie aan verweerder is gezonden. Nu aan deze e-mail geen gevolgtrekkingen zijn verbonden in het nadeel van verweerder is verweerder niet in de gelegenheid gesteld hierop te reageren.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.2    Klager is verwikkeld in een echtscheidingsprocedure. Zijn echtgenote heeft in juni 2014 de echtelijke woning verlaten. Op 3 september 2014 is namens klagers echtgenote een verzoek tot echtscheiding aan klager betekend. Verweerder treedt op als advocaat van de echtgenote van klager.

1.3    Bij de stukken bevindt zich een brief d.d. 8 oktober 2014 van verweerder aan de (voormalig) advocaat van klager waarin onder meer het volgende is vermeld: “(….) Voorts verzoek ik u mij te berichten wanneer cliënte haar spullen kan op (laten) halen, zodat vermeden kan worden dat zij allerlei zaken, die in overvloed aanwezig zijn, opnieuw zou moeten aanschaffen. (….)”

1.4    Als reactie daarop heeft klager in zijn e-mail aan het kantoor van verweerder onder meer het volgende geschreven: “Simpele incapabele ziel,

Heden mocht ik uw pretentievolle brief, gedateerd 8 oktober 2014 via mijn raadsvrouwe ontvangen. (…..)”

1.5    Klager heeft op 19 oktober 2014 aangifte gedaan van diefstal uit de voormalige echtelijke woning. Bij de stukken bevindt zich een kopie van het proces verbaal van aangifte waaruit blijkt dat op zaterdag 17 oktober 2014 tussen 17.00 uur en 23.00 uur een grote hoeveelheid spullen uit de woning is verdwenen. Er waren geen sporen van braak. Klager verdenkt zijn echtgenote van het wegnemen van deze spullen uit de woning.

1.6    In het dossier bevindt zich een groot aantal e-mail berichten van klager aan het kantoor van verweerder waarin klager verweerder onder meer aanduidt als ‘criminele, medeplichtige rat’, ‘crimineel uitschot, advocaat voor en van louche zaken’ en ‘Crimineel stuk uitschot’. Ook de verdere inhoud van deze e-mails bevat tal van vergelijkbare uitlatingen en beschuldigingen.

1.7    Bij brief met bijlagen van 21 november 2014 heeft klager de onderhavige klacht bij de deken ingediend.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

zijn cliënte, klagers echtgenote, te adviseren dan wel aan te moedigen strafbare feiten te plegen, door spullen die behoren tot de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap weg te nemen uit de woning van klager.

2. 2    Volgens klager bestaat er een verband tussen de brief d.d. 8 oktober 2014 van verweerder aan zijn (toenmalige) advocaat en de diefstal uit zijn woning. Klager stelt dat het niet anders kan dan dat verweerder zijn cliënte geadviseerd heeft de spullen mee te nemen. Zijn echtgenote heeft bovendien niet alleen een grote hoeveelheid spullen uit de echtelijke woning weggenomen maar heeft ook zijn auto meegenomen en verkocht. Klager stelt dat verweerder zijn cliënte heeft geadviseerd om aldus te handelen.    

2.3    Tevens beklaagt klager zich over het feit dat verweerder niet reageert op zijn e-mails.

3    VERWEER

3.1    Het verweer komt aan de orde bij de bespreking van de klacht.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.3    Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de op basis van jurisprudentie van het hof van discipline geldende maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.4    Op geen enkele wijze is komen vast te staan dat klagers echtgenote strafbare feiten heeft gepleegd en al helemaal niet dat verweerder zijn cliënte hiertoe heeft aangezet. Het is niet ongebruikelijk dat vooruitlopend op een definitieve verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap inboedel- en andere tot de huwelijksgemeenschap behorende goederen worden verdeeld. Uit het dossier blijkt dat klager daar anders over denkt. De voorzitter volgt klager daarin niet.

4.5    Op geen enkele wijze blijkt dat verweerder de in r.o. 4.3 beschreven toetsingsmaatstaf heeft overschreden en dat verweerder aldus een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

4.6    Ook in het feit dat verweerder niet reageert op de vele e-mails van klager ziet de voorzitter geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. De toon en inhoud van deze e-mails is dermate beledigend, grof en provocerend, ook jegens verweerder, dat van verweerder in alle redelijkheid niet verwacht kan worden daarop te reageren.

4.7    De klacht is  dan ook kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 2 maart 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 2 maart 2015 per aangetekende post en per gewone post verzonden aan:

•    klager

en per gewone post aan:

•    verweerder

•    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

•    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten