Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

09-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:48

Zaaknummer

14-169

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft diverse fouten gemaakt in procedures. Hij heeft verzuimd incidenteel appel in te stellen en tijdig een memorie van grieven in te dienen. Verweerder heeft niet de zorgvuldigheid betracht die van hem had mogen worden verwacht. Berisping.

Uitspraak

Beslissing van 9 februari 2015

in de zaak 14-169

naar aanleiding van de klacht van:

de heer [    ]

adres

klager

tegen:

mr. X

advocaat te H.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014 met kenmerk RvT14-0174/TRC/ml,     door de raad ontvangen op 23 oktober 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 15 december 2014 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de brief van de deken van 22 oktober 2014, alsmede van de op de inventarislijst genoemde stukken.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder heeft klager bijgestaan in een huurzaak. Verweerder heeft namens klager diverse procedures gevoerd.

2.3    Klager stelt dat verweerder fouten heeft gemaakt in die procedures. Zo heeft hij verzuimd incidenteel appel in te stellen bij het gerechtshof in Amsterdam. Ook heeft hij verzuimd tijdig een memorie van grieven in te dienen, met als gevolg dat de procedure in een andere zaak bij het hof in Amsterdam is geroyeerd.

Voorts heeft verweerder aanvankelijk een procedure aanhangig gemaakt bij de verkeerde sector van de rechtbank.

2.4    Als gevolg van deze fouten heeft klager schade geleden. De verhuurder heeft, als gevolg van het feit dat verweerder verzuimd heeft incidenteel appel in te stellen, een vonnis kunnen executeren. De verhuurder heeft onder meer derdenbeslag gelegd hetgeen tot kosten heeft geleid.

2.5    Bij brief van 12 juni 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a)    Te verzuimen appel in te stellen;

b)    Te verzuimen tijdig een memorie van grieven te nemen;

c)    Een procedure aanhangig te maken bij de onbevoegde rechtbank;

d)    Een bemiddelingsverzoek van de wederpartij bij de deken niet af te handelen;

e)    Structureel e-mails, brieven en telefoontjes niet adequaat te beantwoorden en toe te zeggen dat correcte afhandeling zou volgen terwijl adequate actie uitbleef;

f)    Klager en diens advocaat onjuist te informeren en toezeggingen niet na te komen;

g)    Niet te antwoorden op een aansprakelijkstelling van klager.

4    VERWEER

4.1    Verweerder erkent dat hij heeft verzuimd om incidenteel appel aan te tekenen in een procedure in 2008;

4.2    Verweerder stelt dat het onjuist is dat de procedure is geroyeerd. De procedure is van de rol gevoerd;

4.3    De klacht van klager dat verweerder een procedure bij een onbevoegde rechtbank heeft ingediend is verweerder niet bekend;

4.4    Verweerder stelt dat hij in overleg met klager heeft besloten om in appel te gaan, hetgeen de reden is dat hij een bemiddelingsverzoek van de wederpartij bij de deken niet heeft afgewacht;

4.5    Verweerder stelt dat het onjuist is dat e-mails, brieven en telefoontjes niet beantwoord zouden worden, echter het kan zijn dat verweerder niet alles heeft beantwoord;

4.6    Verweerder stelt dat het hem zwaar valt dat hij de procedure wel dient af te maken, terwijl klager een nieuwe advocaat heeft ingeschakeld. Normaal gesproken neemt een nieuwe advocaat de procedure over;

4.7    Verweerder erkent dat hij niet heeft gereageerd op de aansprakelijkstelling van klager. Daarbij merkt verweerder op dat dit in zijn ogen geen klacht is, maar een ingebrekestelling.

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    De verschillende klachtonderdelen worden hieronder puntsgewijs behandeld.

5.3    Ad klachtonderdeel a) en b)

Ter zitting is vast komen te staan dat verweerder in verschillende procedures fouten heeft gemaakt. Zo heeft verweerder verzuimd incidenteel appel in te stellen in de procedure bij het gerechtshof Amsterdam (met kenmerk 200.012.311) en heeft hij in een andere procedure (met kenmerk 200.103.921) verzuimd tijdig een memorie van grieven te nemen. Van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht dat hij de belangen van zijn cliënt met de grootst mogelijke zorgvuldigheid behartigt en dat hij de termijnen waarbinnen proceshandelingen moeten worden verricht nauwlettend in de gaten houdt. Verweerder heeft op zitting erkend beroepsfouten te hebben gemaakt.

De raad zal de klachtonderdelen a) en b) dan ook gegrond verklaren.

Ad klachtonderdeel c)

5.4    Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat verweerder een zaak van klager aanhangig heeft gemaakt bij de rechtbank Amsterdam, sector civiel, terwijl de kantonrechter bevoegd was. De rechtbank heeft de zaak doorverwezen ter verdere behandeling naar de sector kanton en klager veroordeeld in de kosten van het incident.

5.5    De raad is van oordeel dat verweerder met het aanbrengen van de zaak bij de verkeerde sector, een fout heeft gemaakt, doch acht deze fout niet zodanig ernstig dat dit een tuchtrechtelijk verwijt oplevert. Voor de raad speelt daarbij een rol dat de zaak in de stand waarin deze zich bevond is doorverwezen naar de juiste sector. De schade van klager heeft zich hierdoor beperkt tot zijn veroordeling in de griffiekosten, welke griffiekosten verweerder aan klager wil vergoeden. De raad gaat er vanuit dat verweerder het op zitting gedane aanbod om het restant van de griffiekosten die nog niet vergoed zijn ad € 27,- aan te klager te betalen, gestand zal doen.

5.6    Het klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel d, e en f)

5.7    De klachtonderdelen d, e en f lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

In de kern komen deze klachten erop neer dat klager verweerder verwijt dat verweerder hem en zijn advocaat onvoldoende heeft geïnformeerd en dat hij structureel niet heeft gereageerd op correspondentie en telefoontjes van klager.

Deze klachten zijn enerzijds onvoldoende onderbouwd en anderzijds door verweerder betwist. De klachtonderdelen zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel g)

5.8    Dit betreft de klacht over het niet antwoorden op een aansprakelijkstelling van klager.

Uit het verhandelde ter zitting is de raad gebleken dat klager twee maal een aansprakelijkstelling heeft verzonden aan klager. De eerste aansprakelijkstelling dateerde uit 2012 en deze is, zo heeft klager op zitting ook erkend, doorgestuurd naar de verzekeraar. Klager is toen wel geïnformeerd over de afwijzing van de verzekeraar.

5.9    De advocaat van klager heeft verweerder in zijn brief van 28 mei 2014 voor een tweede maal aansprakelijk gesteld en in die brief een termijn gegund van tien dagen waarbinnen –ter voorkoming van een tuchtrechtelijke procedure- een bedrag van € 3.500,-  moest worden gestort op de derdenrekening van de advocaat. Op deze brief heeft verweerder niet meer gereageerd.

5.10    Dat verweerder op de tweede aansprakelijkstelling niet meer in de richting van klager heeft gereageerd, acht de raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Aan verweerder werd immers maar een zeer beperkte termijn- van 10 dagen- gegund om te reageren. Bovendien heeft klager niet weersproken dat de brief van 28 mei 2014 geen nieuwe feiten bevatte ten opzichte van de eerdere aansprakelijkstelling. Dat de verzekeraar en daarmee ook verweerder geen nieuw standpunt zouden innemen ten aanzien van de aansprakelijkstelling, kan voor klager dan ook geen verrassing zijn geweest.

5.11    Klachtonderdeel g wordt ongegrond verklaard.

6    MAATREGEL

6.1    Vast staat dat door verweerder een tweetal beroepsfouten is gemaakt en dat door hem niet de zorgvuldigheid is betracht die van een behoorlijk handelend advocaat mag worden verwacht. Mede gelet op het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen, is de raad van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere dan de hierna op te leggen maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klachtonderdelen a en b gegrond, wijst de overige klachtonderdelen af en legt ter zake de klachtonderdelen a en b aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs  G.R.M. van den Assum, A.T. Bolt, K.F. Leenhout en B.E.J.M. Tomlow, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 9 februari 2015.

Griffier    Voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 februari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.