Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:123

Zaaknummer

R.4573/14.158

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerder in een reeks van zaken tegen klaagster zijn cliënt bijstaat op basis van toevoegingen, terwijl verweerders cliënt daar niet voor in aanmerking zou komen.

Inhoudsindicatie

De klacht wordt gemotiveerd weersproken zowel qua aantal toevoegingen, als de zaken waarvoor toevoeging is verleend, als qua informatie waarover de advocaat kon beschikken. Klacht ongegrond.

Uitspraak

 

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 10 juli 2014, door de raad ontvangen op 11 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 Bij brief van 11 juli 2014, bij de raad ontvangen op 15 juli 2014, heeft de deken een aanvullend stuk aan de raad gezonden.

1.3 Bij brief van 22 januari 2015, bij de raad ontvangen op 23 januari 2015, heeft klaagster stukken aan de raad gezonden.

1.4 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 februari 2015 in aanwezigheid van klaagster, bijgestaan door haar zoon, en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klaagster heeft een pleitnota overgelegd, alsmede enkele producties. Verweerder had geen bezwaar tegen de overlegging van producties.

1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder staat de ex-echtgenoot van klaagster bij in geschillen betreffende echtscheiding en verdeling.

2.3 Tussen klaagster en haar ex-echtgenoot zijn/worden meerdere procedures gevoerd, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. In deze familierechtelijke procedures hebben verweerder en een kantoorgenote van hem aan de ex-echtgenoot rechtsbijstand verleend op toevoegingsbasis. De eerste twee toevoegingen zijn verleend aan de kantoorgenote, die de familierechtelijke zaken van de ex-echtgenoot als eerste in behandeling had. Verweerder heeft voor het hoger beroep in één van de familierechtelijke procedures één toevoeging verkregen.

Daarenboven heeft verweerder aan de ex-echtgenoot rechtsbijstand verleend in diverse bestuursrechtelijke procedures (tegen de IND en tegen de SVB). Ook in het kader van die procedures zijn aan verweerder toevoegingen verstrekt.

Ten slotte heeft verweerders kantoorgenote aan de ex-echtgenoot rechtsbijstand verleend in een arbeidszaak. Ook in die zaak staat zij de cliënt op toevoegingsbasis bij.

2.4 Bij brief van 9 januari 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij namens zijn cliënt voor een verscheidenheid van procedures toevoegingen aanvraagt, terwijl die cliënt daar, gelet op de omvang van zijn vermogen, niet voor in aanmerking kan komen.

3.3 In de toelichting heeft klaagster het volgende gesteld. Verweerder is volledig op de hoogte van het vermogen van klaagsters ex-echtgenoot. Klaagster is van mening dat verweerder actief meewerkt aan het misbruiken van gefinancierde rechtshulp in Nederland. Klaagster wordt door deze handelwijze getroffen, daar zij niet voor een toevoeging in aanmerking komt en voortdurend wordt geconfronteerd met nieuwe advocaatkosten.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5 BEOORDELING

5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klaagsters wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

5.3 Klaagster heeft kort samengevat gesteld dat verweerder tegen beter weten in toevoegingen heeft verkregen voor de zaken die hij tegen klaagster behandelt, maar ook voor andere zaken die hij voor zijn cliënt, klaagsters ex-echtgenoot, behandeld heeft. 

Klaagster heeft daarbij onder meer gewezen op onroerend goed dat haar ex-echtgenoot in Egypte zou bezitten, op zaken die hij met bedrijven heeft gedaan, op sieraden die hij zich onrechtmatig zou hebben toegeëigend, en op reizen van betrokkene naar Egypte, Amerika en Nederland.  

Volgens klaagster is er sprake van een groot aantal toevoegingen en een enorm aantal procedures.

5.4 Verweerder heeft de verwijten van klaagster gemotiveerd weersproken. Hij heeft toegelicht dat in de familierechtelijke zaken tegen klaagster twee toevoegingen waren verleend aan zijn kantoorgenote en dat verweerder zelf in een door klaagster aangespannen hoger beroep een toevoeging heeft verkregen. Verweerder heeft ook aangevoerd dat niet hij de toevoegingen aanvraagt, maar zijn cliënt. Verweerder heeft daarnaast weersproken dat hij kennis heeft of kan hebben over onroerend goed van zijn cliënt in Egypte en aangevoerd dat de door klaagster beweerde ontvreemding van sieraden door zijn cliënt wordt betwist.  

Ook overigens heeft verweerder de verwijten van klaagster weersproken. Verweerder heeft toegelicht welke zaken hij of zijn kantoorgenote op toevoegingsbasis voor zijn cliënt heeft behartigd in andere aangelegenheden dan de familierechtelijke zaak tegen klaagster. In totaal gaat het volgens verweerder om zeven toevoegingen voor alle betrokken zaken (bestaande uit bestuursrechtelijke zaken en een arbeidszaak), waarvan twee toevoegingen aan de kantoorgenote zijn verleend.

5.5 Gelet op het gemotiveerde verweer is naar het oordeel van de raad niet komen vast te staan dat verweerder, zoals klaagster het in de toelichting op de klacht heeft gesteld, actief meewerkt aan het misbruiken van gefinancierde rechtshulp in Nederland. Niet gebleken is dat verweerder wetenschap heeft of had behoren te hebben betreffende feiten en omstandigheden die hem van het werken op toevoegingsbasis hadden behoren te weerhouden.  

Evenmin is komen vast te staan dat het om ‘grote hoeveelheden’ toevoegingen gaat. In de familierechtelijke procedures waarbij klaagster zelf partij is, is sprake van niet meer dan drie toevoegingen. 

Het belang van klaagster is beperkt tot de zaken die verweerder tegen haar heeft behandeld nu niet valt in te zien welk belang klaagster heeft bij haar klacht voor zover die betrekking heeft op toevoegingen die voor andere zaken dan de familierechtelijke zijn verleend dan wel op toevoegingen die aan de kantoorgenote van verweerder zijn verstrekt.

5.6 Het voorgaande brengt mee dat de klacht ongegrond is.

 

6 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. G.A.F.M. Wouters, voorzitter, mrs. T. Hordijk, J.H.M. Nijhuis, L.Ph.J. baron van Utenhove en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

 

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT  Breda

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl