Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:100

Zaaknummer

L 183 - 2014

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Aangezien aan cliënte een toevoeging is verleend ter zake van een echtscheiding met

Inhoudsindicatie

nevenvorderingen waarin de verdeling van de boedel is begrepen, mocht verweerster haar verdere werkzaamheden ter zake die boedelscheiding niet voortzetten op betalende basis. Ook niet nadat de echtscheidingsbeschikking was gegeven. Dat klaagster hiermee schriftelijk akkoord is gegaan doet hier niet aan af.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 20 april 2015

in de zaak L 183-2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

 

                      

     klaagster

                     

                     

                     

                                        

    

 

 

                      tegen:

 

 

                       

                     

 

                      verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 26 juni 2014, met kenmerk DOK 375, door de raad ontvangen op 27 juni 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 9 februari 2015 in aanwezigheid van de gemachtigde van klaagster en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     Het klachtdossier;

-     Een brief van verweerster aan de raad, d.d. 19 januari 2015, met bijlagen;

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard en niet is weersproken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerster heeft klaagster van 22 februari 2010 tot 17 juli 2013 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure met nevenvorderingen en in een hoger beroepsprocedure in de echtscheidingszaak. Verweerster heeft voor klaagster  d.d. 26 februari 2010 een toevoeging aangevraagd welke door de Raad voor Rechtsbijstand is verleend. Op 2 februari 2011 is de echtscheidingsbeschikking gewezen. De onderhandelingen omtrent de verdeling waren op dat moment nog in volle gang. Tijdens een gesprek op 22 maart 2011 heeft verweerster met klaagster besproken dat zij haar toekomstige werkzaamheden voor klaagster niet meer op basis van de toevoeging maar enkel op betalende basis zou verrichten. Verweerster heeft dit diezelfde dag aan klaagster bevestigd als ook haar instemming met deze gang van zaken. Klaagster heeft zich op 13 november 2012 akkoord verklaard met betrekking tot een voorschotbetaling van EUR 2.000,-. Bij brief van 14 november 2012 heeft verweerster die afspraak aan klaagster bevestigd middels toezending van een voorschotdeclaratie en de aankondiging van verrekening met ontvangen derdengelden. Bij e-mailbericht van 10 oktober 2013 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg een klacht ingediend.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat:

Verweerster ten onrechte de rechtsbijstand op gefinancierde basis heeft beëindigd en omgezet in rechtshulp op betalende basis.

 

4          VERWEER

De gefactureerde werkzaamheden vielen niet onder het bereik van de voor de echtscheiding verleende toevoeging. Met klaagster is op 22 maart 2011 afgesproken en schriftelijk bevestigd dat verweerster de werkzaamheden vanaf die datum op betalende basis zou verrichten. Klaagster heeft zich op 13 november 2012 akkoord verklaard met betrekking tot een voorschotbetaling ad € 2.000,=. Op grond van het bepaalde in artikel 24 lid 3 van de gedragsregels is een betalingsafspraak ondanks toevoegingsmogelijkheden toegestaan, mits duidelijk afgesproken. 5        BEOORDELING

5.1      De raad overweegt allereerst dat de nieuwe Advocatenwet van toepassing is op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld. De raad overweegt hierna het volgende.

5.2      Op grond van gedragsregel 24 lid 2 is het de advocaat niet is toegestaan om een vergoeding voor zijn werkzaamheden te bedingen of in ontvangst te nemen voor de behandeling van een zaak waarvoor hij is toegevoegd. In het derde lid van genoemde gedragsregel is bepaald dat wanneer een cliënt in aanmerking komt voor een toevoeging maar niettemin verkiest daarvan geen gebruik te maken, de advocaat dit schriftelijk dient vast te leggen. De raad zal de klacht in het licht van het vorenstaande beoordelen.

5.3      Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt dat de toevoeging in de onderhavige zaak is verleend ter zake van een echtscheiding met nevenvorderingen waaronder de verdeling van de boedel. Toen op 2 februari 2011 de echtscheidingsbeschikking werd gewezen, was die verdeling nog niet rond en diende daarover door partijen verder te worden onderhandeld. Naar het oordeel van de raad vielen deze werkzaamheden onder het bereik van de aan klaagster verleende toevoeging en mocht verweerster gelet op het bepaalde in artikel 24, tweede lid van de gedragsregels, haar werkzaamheden niet voortzetten op betalende basis. Evenmin was dit verweerster toegestaan op grond van artikel 24, derde lid, van de gedragsregels. Dat  klaagster hiermee schriftelijk akkoord is gegaan, doet hier niet aan af. Laatstgenoemde bepaling ziet immers op de situatie waarin een cliënt reeds op voorhand afziet van gefinancierde rechtshulp en het aanvragen daarvan en niet op de mogelijkheid om een zaak waarin eenmaal een toevoeging is verleend, zonder intrekking van de aanvraag, op betalende basis voort te zetten. Gelet hierop heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad zal de klacht gegrond verklaren.

 

6          MAATREGEL

6.1      Verweerster heeft gedurende een procedure waarvoor door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging was verleend, de gefinancierde rechtsbijstand omgezet in betalende rechtsbijstand. De raad acht ter zake de maatregel van enkele waarschuwing passend en geboden.

 

7        BESLISSING

7.1    De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. P.J.W.M. Theunissen, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, E.J.P.J.M. Kneepkens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  20 april 2015.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 april 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerster

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klaagster

-        de deken van de orde van advocaten te Limburg

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl