Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:92

Zaaknummer

74/14

Inhoudsindicatie

Geen sprake van belangenconflict nu de beklaagde advocaat is gaan optreden tegen klager terwijl klager enige tijd daarvóór een (volgens klager) kort, vrijblijvend gesprek heeft plaatsgevonden met een kantoorgenoot van de beklaagde advocaat. Bovendien was de kantoorgenoot benaderd over een arbeidsrechtelijk geschil terwijl de beklaagde advocaat door de wederpartij van klager was benaderd over een ondernemingsrechtelijke geschil Niet gebleken is dat de kantoorgenoot van de beklaagde advocaat over vertrouwelijke informatie beschikte. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 29 mei 2015

in de zaak 74/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [     ], mede namens de besloten vennootschap [     ] B.V.

klager

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

gemachigde: mr. [     ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014 met kenmerk 2014 KNN093, door de raad ontvangen op 24 oktober 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 maart 2015 in aanwezigheid van de heer klager en verweerder. Verweerder is vergezeld van zijn gemachtigde mr. K. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van de gemachtigde van verweerder van 4 maart 2015 met bijlagen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Begin 2014 heeft klager een bezoek gebracht aan het kantoor van verweerder waar hij een gesprek heeft gehad met mr. F. van dat kantoor ter zake van een arbeidsrechtelijke kwestie.

2.3    Vervolgens heeft klager zich gewend tot mr. K. voor een second opinion in de arbeidsrechtelijke kwestie. Klager heeft mr. K. opdracht gegeven tot het verlenen van rechtsbijstand in die zaak. Mr. K. heeft onder meer een kort geding gevoerd namens klager en diens vennootschap HK B.V. tegen zijn broer R.K. en/of diens vennootschappen. In die procedure kwam verweerder, een kantoorgenoot van mr. F., voor de broer en diens vennootschappen op.

2.4    Bij brief van 22 mei 2014 heeft de gemachtigde van klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder voor klagers tegenpartij (klagers broer) is gaan optreden tegen klager, terwijl klager enige tijd daarvóór een uitvoerig gesprek heeft gehad met een kantoorgenoot van verweerder, mr. F. Dat gesprek heeft ongeveer twee uur geduurd en had betrekking op het arbeidsrechtelijke geschil van klager alsmede de overige vennootschapsrechtelijke verbanden tussen klager en zijn broer. Verweerder heeft hiermee in strijd gehandeld met het bepaalde in de Gedragsregels en met name Gedragsregel 7 juncto Gedragsregel 1.

 

4    VERWEER

Klager heeft slechts een oriënterend en vrijblijvend kennismakingsgesprek gehad met mr. F., waarbij enkel is gesproken over een mogelijk ontslag. Dit blijkt ook uit een e mailbericht van klager d.d. 13 januari 2014 te 10:51 uur waarin klager aangeeft dat hij een vrijblijvend (kort) kennismakingsgesprek wil omdat mr. F., als deskundige in ontslagkwesties,  hem is aanbevolen door een derde. In een e-mailbericht van

13 februari 2014 te 16:11 uur is het gesprek dat klager met mr. F. heeft gehad bevestigd waarin klager aangeeft dat hij een (vrijblijvend) gesprek heeft gehad met mr. F., maar tevens dat hij geen gebruik zal maken van de diensten van mr. F.

Het vrijblijvende kennismakingsgesprek over een mogelijke ontslagzaak (welk ontslag voor aanvang van het onder de feiten genoemde kort geding kennelijk reeds was afgehandeld), diskwalificeert het kantoor van mr. F. en dus ook verweerder in het geheel niet om tegen (de vennootschap van) klager op te treden in een kwestie inzake verkoop van aandelen van de vennootschap van klager in het kapitaal van één van de vennootschappen van zijn broer. Klager had 10% van de aandelen van die door zijn broer bestuurde vennootschap. Het door klager eenzijdig opgemaakte verslag van het gesprek met mr. F. dateert van 20 mei 2014 en spreekt ten onrechte van een (zeer uitgebreid) ‘intakegesprek’. Uit dit verslag blijkt niet dat er sprake is geweest van aan mr. F. verschafte vertrouwelijke informatie (overigens was er van een cliënt advocaatrelatie nog geen sprake) over de vennootschapsrechtelijke kwestie waarin verweerder in kortgeding optrad namens de broer van klager.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

5.2    Vaststaat dat klager begin 2014 een gesprek heeft gehad met mr. F., een kantoorgenoot van verweerder, over een arbeidsrechtelijke kwestie. Over de duur en de inhoud van het gesprek verschillen partijen van mening. Verweerder heeft aangevoerd dat dat gesprek een oriënterend karakter had en dat alleen over de arbeidsrechtelijke aspecten is  gesproken en niet over de ondernemingsrechtelijke kwestie, die betrekking had op de aandelen van klager in één van de vennootschappen van zijn broer, terwijl klager heeft aangevoerd dat tijdens het gesprek ook over ondernemingsrechtelijke aspecten is gesproken. Partijen zijn het wel over eens dat  er geen cliënt-advocaatrelatie is ontstaan tussen klager en mr. F.

5.3    Ten aanzien van de vraag of het verweerder vrijstond om in de ondernemingsrechtelijke kwestie op te treden tegen klager, overweegt de raad als volgt. Uit het overgelegde e mailbericht van klager van 13 januari 2014 blijkt dat klager slechts heeft gevraagd om een kort vrijblijvend kennismakingsgesprek met mr. F.  In zijn e-mailbericht van 13 februari 2014 geeft klager vervolgens aan dat het gesprek, dat inmiddels had plaats gevonden, een vrijblijvend karakter had. Nu er slechts één  gesprek heeft plaats gevonden tussen mr. F en klager, welk gesprek door klager zelf als kort en vrijblijvend is gekwalificeerd, terwijl tevens vaststaat dat mr. F. niet als advocaat van klager is opgetreden, stond het verweerder, naar het oordeel van de raad, vrij om in de ondernemingsrechtelijke kwestie op te gaan treden tegen klager. De raad overweegt daarbij tevens dat niet gebleken is dat mr. F over vertrouwelijke informatie beschikte die afkomstig was van het gesprek dat begin 2014 had plaatsgevonden tussen klager en mr. F. De klacht is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

oordeelt de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. P.L.G. Buisman, G.E.J. Kornet, A.H. Lanting, P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 29 mei 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl