Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:46

Zaaknummer

ZWB 151 - 2014

Inhoudsindicatie

Verweerster zou zich onvoldoende hebben ingespannen om de nodige bewijsstukken te vergaren en daardoor zou de partneralimentatie te hoog zijn vastgesteld. Daarnaast zou verweerster niet hebben gereageerd op de door klager gestelde vragen. De verweten gedragingen niet komen vast te staan.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak ZWB 151 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

                     

     

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                     

                    

                     

                     verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 19 mei 2014 met kenmerk K13-081, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2015 in aanwezigheid van klager en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Op 26 maart 2012 heeft verweerster haar opdrachtbevestiging aan klager doen toekomen. Op 30 mei 2012 heeft verweerster het conceptverweerschrift terzake de voorlopige voorzieningen aan klager toegezonden. Op 12 juni 2012 heeft klager zich akkoord verklaard met de tekst van het conceptverweerschrift. Op 18 juni 2012 heeft de zitting terzake het verzoek om voorlopige voorzieningen plaatsgevonden. Op 21 juni 2012 heeft verweerster aan klager een mail gestuurd met een verslag van die zitting. Op 5 juli 2012 heeft de rechtbank vervolgens een beschikking afgegeven.

2.2      Op 17 juli 2012 heeft verweerster een mail aan klager gestuurd waarin zij de door de rechtbank gewezen beschikking bespreekt en waarin zij klager verzoekt om nadere bewijsstukken aan haar te doen toekomen. Op 23 juli 2012 heeft verweerster een conceptverweerschrift op het verzoek tot echtscheiding aan klager toegezonden. In die mail wordt door verweerster gevraagd om toezending van de nodige bewijsstukken. Op 25 juli 2012 heeft verweerster klager nogmaals gevraagd om toezending van bewijsstukken die zijn standpunten kunnen onderbouwen. Op 30 juli 2012 heeft klager een aantal bewijsstukken aan verweerster toegezonden en voor een aantal andere van zijn standpunten aangegeven dat hij daarvan geen nadere stukken kan overleggen.

2.3      Op 12 september 2012 verzoekt verweerster klager nogmaals om toezending van de nodige bewijsstukken. Op 21 september 2012 heeft verweerster de stukken die zij tot haar beschikking had naar de rechtbank gestuurd. Op 4 oktober 2012 vindt een zitting bij de rechtbank plaats. De rechtbank wijst vervolgens op 21 november 2012 een beschikking. Klager is het met deze beschikking niet eens en is van mening dat de alimentatieberekening onjuist is. Bij e-mail van 5 februari 2013 geeft verweerster aan klager te kennen dat zij al haar werkzaamheden heeft opgeschort totdat de openstaande declaraties door klager zijn betaald. Klager heeft zich vervolgens met zijn brief van 21 februari 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

3.1      door haar nalatigheid de partneralimentatie te hoog is vastgesteld en de bankrekeningen en andere rekeningen niet zijn verdeeld;

3.2      zij zich onvoldoende heeft ingespannen om noodzakelijke informatie te vergaren;

3.3      zij geen antwoord heeft gegeven op door klager gestelde vragen;

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster stelt zich op het standpunt dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld. Voor wat betreft het eerste klachtonderdeel geeft verweerster aan dat zij klager keer op keer heeft verzocht om toezending van bewijsstukken die zijn standpunten zouden kunnen onderbouwen. Verweerster heeft daarbij een groot aantal e-mails overgelegd waaruit blijkt dat zij klager vraagt om toezending van de nodige stukken en waarin zij klager tevens wijst op de risico’s indien de bewijsstukken niet kunnen worden overgelegd. Verweerster verwijst onder andere naar haar e-mails van 18 juli 2012 en 23 juli 2012.

4.2      Verweerster heeft daarnaast steeds alle door haar ingediende processtukken ter beoordeling aan klager voorgelegd. Klager heeft deze stukken goedgekeurd voordat deze naar de rechtbank werden verzonden. Verweerster is dan ook van mening dat haar geen verwijt kan worden gemaakt van de beslissing die de rechtbank uiteindelijk heeft genomen omtrent de partneralimentatie.

4.3      Voor wat betreft de verdeling van bankrekeningen en andere rekeningen merkt verweerster op dat zij de rechtbank wel heeft gevraagd om daarover een uitspraak te doen, maar dat de rechtbank die uitspraak niet heeft gegeven omdat de rechtbank over te weinig informatie beschikte. Verweerster heeft vervolgens nog geprobeerd om met de wederpartij in onderling overleg afspraken te maken, maar daarop is door de wederpartij niet gereageerd. Daarvan treft verweerster geen blaam.

4.4      Voor wat betreft het tweede klachtonderdeel geeft verweerster aan dat zij juist met klager had afgesproken dat klager zoveel mogelijk informatie zelf zou vergaren, zulks gelet op de kosten die verbonden zijn aan het inschakelen van verweerster.

4.5      Voor wat betreft het derde klachtonderdeel ontkent verweerster ten stelligste dat zij geen antwoord heeft gegeven op door klager gestelde vragen. Verweerster heeft klager steeds netjes te woord gestaan en heeft alle vragen van klager, voor zover nodig, ook steeds beantwoord.

 

5.         BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Klager verwijt verweerster dat zij onvoldoende lasten heeft opgevoerd en dat daardoor de partneralimentatie te hoog is vastgesteld. Uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verweerster klager meermaals heeft gevraagd om zijn lasten nader te onderbouwen met bewijsstukken. In het dossier bevinden zich onder andere e-mails van verweerster d.d. 17 juli 2012, 23 juli 2012, 25 juli 2012 en 12 september 2012 waarin verweerster klager nadrukkelijk vraagt om toezending van bewijsstukken. Verweerster is bovendien duidelijk geweest over de noodzaak van deze stukken en heeft klager gewezen op de risico’s indien hij de betreffende bewijsstukken niet zou overleggen.

5.2      De raad overweegt dat het in beginsel de taak van de advocaat is om aan te geven welke stellingen de cliënt dient te onderbouwen en het primair de taak van de cliënt is om dat bewijs aan te dragen. Bovendien was informatie nodig over de situatie van klager in Noorwegen, alwaar hij woonachtig is. Het ligt voor de hand dat klager beter toegang heeft tot die informatie dan zijn advocaat is Nederland. Klager legt de verantwoordelijkheid voor het verkrijgen van de benodigde bewijsstukken ten onrechte bij verweerster. Het is op de weg van klager zelf gelegen om zijn reiskosten, tandartskosten, huurlasten en eventuele andere kosten nader met bewijsstukken te onderbouwen. Dat klager dat niet heeft gedaan of daartoe niet voldoende in staat is geweest, kan verweerster niet worden verweten. Verweerster heeft steeds alle stappen in de procedure met klager besproken, heeft de processtukken in concept toegezonden, heeft concreet gevraagd om bewijsstukken en heeft klager gewezen op de gevolgen van het ontbreken van die bewijsstukken. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om, op basis van de door partijen verstrekte stukken, een oordeel te vormen en de alimentatie vast te stellen. Dat is ook in dit geval gebeurd. Verweerster heeft daarbij de belangen van klager naar behoren behartigd en gehandeld zoals van een behoorlijk handelend advocaat verwacht mag worden.

5.3      Voor wat betreft het verwijt van klager dat door nalatigheid van verweerster de bankrekeningen en andere rekeningen niet zijn verdeeld, overweegt de raad als volgt. Verweerster heeft namens klager een verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek bij de rechtbank ingediend. Dat zelfstandige verzoek had betrekking op de verdeling van de gemeenschap. Blijkens de beschikking van de rechtbank is dit verzoek echter afgewezen omdat de rechtbank niet in staat was een beslissing te geven doordat zij over onvoldoende informatie beschikte. Daarvan kan, mede gelet op het voorgaande, verweerster echter geen verwijt worden gemaakt. Verweerster heeft nadien nog getracht om in onderling overleg met de advocaat van de wederpartij van klager tot verdeling van de gemeenschap te komen. Verweerster heeft daartoe een brief aan de advocaat van de wederpartij van klager gezonden. De advocaat van de wederpartij van klager heeft echter nimmer op de brief van verweerster gereageerd. Ook dat kan verweerster niet worden verweten. Het eerste klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.4      Klager verwijt verweerster dat zij zich onvoldoende heeft ingespannen om noodzakelijke informatie te vergaren. De raad wijst nogmaals op het feit dat het in principe de taak van de advocaat is om aan te geven welke stellingen de cliënt moet onderbouwen en het primair de taak van de cliënt is om dat bewijs aan te dragen. Dat geldt ook in dit geval. Verweerster heeft bovendien onweersproken aangegeven dat zij juist met klager de afspraak had gemaakt dat klager zoveel mogelijk zelf de bewijsstukken zou verzamelen, zodat daarvoor geen kosten hoefden te worden gemaakt. Inschakeling van verweerster zou immers betekenen dat er nog meer kosten zouden worden gemaakt en die kosten kon klager niet voldoen. Het tweede klachtonderdeel is derhalve eveneens ongegrond.

Ad klachtonderdeel 3

5.5      Het verwijt van klager dat verweerster niet heeft geantwoord op zijn vragen is weinig concreet. Door klager wordt niet aangegeven welke van zijn vragen onbeantwoord zijn gebleven. Verweerster zegt dat zij steeds adequaat op vragen van klager heeft gereageerd. Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt de raad dat de communicatie tussen klager en verweerster steeds helder is geweest. De raad heeft niet kunnen vaststellen dat verweerster vragen van klager onbeantwoord heeft gelaten. Ook dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart de klacht ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager

-        de deken van de orde van advocaten te    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl