Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:129

Zaaknummer

14-317NH

Inhoudsindicatie

Klacht betreft de eigen advocaat. Klager stelt dat verweerder zijn belangen niet goed heeft behartigd in een echtscheidingsprocedure. Verweerder zou fouten hebben gemaakt bij het opstellen van een  draagkrachtberekening, niet tijdig in concept aan klager heeft voorgelegd en onvoldoende met klager heeft besproken. Klacht deels gegrond, voorwaardelijke schorsing van 14 dagen. Uitspraak art. 48 lid 7 Advocatenwet.

Uitspraak

Beslissing van 19 mei 2015

in de zaak 14-317NH

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 25 november 2014 met kenmerk td/np/14-075, door de raad ontvangen op 27 november 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 maart 2015 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1-28 met bijlagen zoals vermeld in de bij de brief van 25 november 2014 behorende inventarislijst.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft sinds eind augustus 2013 als advocaat van klager opgetreden in een procedure tegen de ex-echtgenote van klager over (kinder)alimentatie en de hoofdverblijfplaats van de dochter. Verweerder heeft de zaak overgenomen van een andere advocaat, die om gezondheidsredenen klager niet langer kon bijstaan. Bij e-mailbericht van 2 september 2013 heeft verweerder klager als volgt bericht:

“Op 3 juni 2013 bent u door de Rechtbank te Noord Holland opgeroepen om op de zitting van 9 september 2013 te 11:30 uur te verschijnen, waar het verzoek vaststelling kinderalimentatie en wijziging hoofdverblijfplaats zal worden behandeld.

Mr. [Z.] heeft op 23 augustus jl. een herseninfarct gehad en kan –naar het zich laat aanzien- niet op korte termijn de praktijk hervatten. Mr. [Z.] heeft mij verzocht om uw zaak over te nemen. In beginsel ben ik daartoe bereid, maar uiteraard dient ook u hiermee in te stemmen. Ik stel voor om op korte termijn met elkaar kennis te maken, zodat u hierin een beslissing kunt nemen.

Ik nodig u uit om op vrijdag 6 september a.s. op mijn kantoor te verschijnen en wel om 10:00 uur ’s ochtends. (…)”

2.3 Op 6 september 2013 heeft een eerste bespreking tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft aanhouding gevraagd voor de zitting die op 9 september 2013 was gepland.

2.4 Bij e-mailbericht van 18 november 2013 heeft klager verweerder gevraagd of hij al kon laten weten hoe de draagkrachtberekening eruit zag en of verweerder nog aanvullende informatie nodig had. Voorts meldde klager dat hij van 7 tot en met 14 december 2013 op vakantie zou zijn.

2.5 Verweerder heeft klager op 21 november 2013 laten weten dat hij op 22 november 2013 op de zaak zou terugkomen met een lijst van diverse acties.

2.6 Bij e-mailbericht van 25 november 2013 heeft verweerder klager gevraagd aanvullende informatie te verstrekken ten behoeve van de draagkrachtberekening. Klager heeft bij e-mailbericht van diezelfde datum aan verweerder geschreven dat veel van die gegevens al aan de voorgaande advocaat waren verstrekt.

2.7 Bij e-mailbericht van 4 december 2013 heeft verweerder klager geschreven dat hij de nagezonden stukken in goede orde had ontvangen. Voorts schreef verweerder:

“De draagkrachtberekening is in beginsel klaar, maar ik moet in het rekenmodel nog wat kleine aanpassingen doen. Ik streef ernaar om dat vanavond af te maken, want ik kom nu even tijd te kort (...).”

2.8 Bij e-mailbericht van 5 december 2013 heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“De draagkrachtberekening is gereed, maar bij het uitprinten van de berekening geeft het systeem een foutmelding. Ook de koppeling met Adobe PDF reader werkt niet. (…) Ik zal het vanavond van huis uit ook nog even proberen. Lukt dat niet zal ik de data exporteren en morgen via een collega die hetzelfde programma gebruikt laten omzetten in een leesbaar document.

Sorry voor het ongemak, zal je het net zien…

Hoe dan ook, morgen zal de draagkrachtberekening ingediend worden, dan wil ik het weg hebben.”

2.9 Bij e-mailbericht van 6 december 2013 heeft verweerder klager laten weten dat hij nog een aantal stukken miste. Verder schreef verweerder in deze e-mail:

“We hebben inderdaad nog tot en met maandag 9 december a.s. om alle stukken bij de rechtbank en de wederpartij te krijgen.

Mij is inmiddels geadviseerd om het alimentatieberekeningsprogramma opnieuw te installeren. Dat vergt een aantal handelingen waaraan ik echter eerst vanmiddag zal toekomen.

Als u zo rond 15:00 uur kunt zorgen voor de toezending van de ontbrekende stukken, zal ik inkomsten over 2013 nog mee kunnen nemen. (…)

2.10 Eveneens op 6 december 2013, om 18:17 uur heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“Het goede bericht is dat mijn software het weer doet.

Het slechte nieuws is dat ik de data weer opnieuw moet invoeren. Uiteraard zal ik de hiermee gemoeide tijd niet nogmaals bij u in rekening brengen.

U gaat morgen op vakantie. Bent u in staat om op uw vakantieadres uw mail te openen. Ik ben namelijk – helaas – niet vanavond in staat om de klus af te maken, tot mijn spijt. Ik heb andere verplichtingen. U mag ervan uitgaan dat ik maandag sowieso de draagkrachtberekening met de onderliggende stukken zal indienen. Ook als het onverhoopt nog wijzigingen na het tijdstip van indienen geeft, zal dat nog op de zitting van 19 december a.s. kunnen worden aangevuld met een nadere onderbouwing van de relevante cijfers.”

2.11 Bij e-mailbericht van 16 december 2013 heeft klager verweerder gevraagd of hij kon laten weten wat uit de draagkrachtberekening was gekomen. In reactie hierop heeft verweerder bij e-mailbericht van 17 december 2013 onder andere het volgende geschreven:

“Ik heb aan de hand van de door jou aangeleverde gegevens berekend dat jouw draagkracht negatief is. Er staan donderdag echter nog wel wat discussiepuntjes open. (…)

Ik stel voor dat wij overmorgen een half uur voor de zitting op de rechtbank aanwezig zijn, zodat ik kort nog een aantal aanwijzingen kan geven.”

2.12 Bij e-mailbericht van 18 december 2013 heeft verweerder klager het volgende geschreven:

“Hierbij de aangepaste draagkracht berekening. Gaarne hoor ik uiterlijk morgenochtend 9:00 uur welke op- en /of aanmerkingen je hier nog op hebt.”

2.13 Bij e-mail bericht van 8 januari 2014 heeft klager verweerder het volgende geschreven:

“Zoals u wellicht begrepen heeft zullen wij niet langer gebruik maken van uw diensten. Wij vinden dat de manier waarop u ons heeft vertegenwoordigd onvoldoende. Zoals tijdens de zitting bleek was uw draagkrachtberekening niet juist en onvolledig, wat tot irritatie leidde bij de rechter. Het feit dat de stukken te laat bij de rechtbank lagen, door uw software of door het “misgaan” bij het faxen hoeft niet ten nadele te gaan van ons. Dit heb ik wel degelijk zo ervaren. Gedurende bijna de hele behandeling waren we voornamelijk bezig om zaken m.b.t. de draagkrachtberekening te corrigeren. Vandaar dat de rechter ook zelf zei dat ze alles opnieuw moest gaan berekenen. Het feit uw een abonnement opvoerde voor studie, terwijl dit een onderhoudscontract was voor mijn verwarmingsketel, was onbegrijpelijk en gênant. Ik begrijp niet hoe dat heeft kunnen gebeuren. Mogelijk dat dit voorkomen had kunnen worden als u de draagkrachtberekening op een eerder tijdstip met ons had besproken. Hier hebben wij ruim van te voren om verzocht en ook aangegeven dat wij een week met vakantie waren.”

2.14 Bij e-mail bericht van 15 januari 2014 heeft klager verweerder het volgende geschreven:

“Vanochtend naar de rechtbank gebeld om alvast te vernemen wat de beslissing is van de rechter. Wat de partneralimentatie betreft ligt het bedrag vele malen hoger dan onze draagkrachtberekening, i.p.v. €28,- per maand, is de beslissing €727,- per maand met terugwerkende kracht vanaf 25 januari 2013. Dat was dus behoorlijk schrikken.”

2.15 Bij brief van 23 januari 2014 heeft verweerder klager de beschikking van 15 januari 2014 toegestuurd.

2.16 Verweerder heeft het dossier onder zich gehouden om tot een financiële afwikkeling te geraken. Klager heeft op 3 maart 2014 een klacht ingediend, waarna verweerder op 5 maart 2014 het dossier aan de opvolgend advocaat heeft overgedragen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a) ter gelegenheid van de eerste bespreking op 6 september 2013 het door hem overgenomen dossier nog niet had bestudeerd;

b) toen informatie heeft verzocht die hij al in zijn bezit had/niet ter zake doende was;

c) op het laatste moment aanhouding van de zitting van 9 september 2013 (tot 19 december 2013) heeft verzocht;

d) de draagkrachtberekening pas op 18 december 2013 aan de rechtbank, de wederpartij en klager heeft gezonden;

e) die procedure een half uur voorafgaand aan de zitting met klager heeft besproken;

f) ter zitting van 19 december 2013 heeft gesteld, dat hij de rechtbank en de wederpartij op 9 december 2013 per fax een concept-draagkrachtberekening heeft gestuurd;

g) de uitspraak van 15 januari 2014 eerst bij brief van 23 januari 2014 aan klager heeft toegezonden;

h) ondanks herhaald verzoek het dossier niet aan de opvolgend advocaat heeft toegezonden.

4 VERWEER

4.1 Op 9 december 2013 heeft verweerder de draagkrachtberekening met onderliggende stukken ingediend bij de rechtbank en per e-mail aan de wederpartij gestuurd. Ter zitting bleek dat de rechtbank wel de onderliggende stukken, maar niet de draagkrachtberekening had ontvangen. De nadere informatie die verweerder op 17 december 2013 van klager had ontvangen maakte een herziene draagkrachtberekening noodzakelijk. Deze herziene berekening heeft verweerder op 18 december 2013 aan de rechtbank en de wederpartij toegezonden. Klager is akkoord gegaan met een bespreking een half uur voor aanvang van de zitting van 19 december 2013.

5 BEOORDELING

De Advocatenwet is met ingang van 1 januari 2015 gewijzigd. Op klachten die tegen advocaten zijn ingediend voor 1 januari 2015 blijven echter ingevolge artikel IVA van de Wet positie en toezicht advocatuur de paragraven 4, 4a en 4b van de oude Advocatenwet, zoals deze luidde tot 1 januari 2015, van toepassing. De onderhavige klacht is bij de deken ingediend voor 2015 en wordt daarom door de Raad van Discipline behandeld en beoordeeld onder het oude recht. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel d, e en f

5.1 De kern van de klacht blijkt uit deze klachtonderdelen en houdt in dat de door verweerder opgestelde draagkrachtberekening veel onjuistheden bevatte, niet tijdig in concept aan klager is voorgelegd en onvoldoende met klager is besproken. Voorts is deze draagkrachtberekening te laat ingediend bij de rechtbank. De klacht ziet derhalve op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder.

5.2 De raad is van oordeel dat de tuchtrechter de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang toetst, maar bij zijn beoordeling rekening houdt met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waarvoor hij kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen zijn beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht.

5.3 Het handelen van verweerder heeft niet voldaan aan deze kwaliteitseisen. Immers, van een zorgvuldig handelend advocaat mag worden verwacht dat hij een draagkrachtberekening tijdig (zodat afdoende bestudering en overleg mogelijk is) en zonder (al te veel) onjuistheden opstelt. Uit de stukken komt het beeld naar voren  dat de draagkrachtberekening veel onjuistheden bevatte en dat tijdens de zitting de nodige tijd is besteed aan het rechtzetten hiervan. De stelling van verweerder dat de draagkrachtberekening een discussiestuk zou zijn kan niet als rechtvaardiging dienen voor het kennelijk gebrekkige concept dat verweerder heeft opgesteld. Verweerder heeft klager voorts onvoldoende de gelegenheid geboden de draagkrachtberekening op juistheid te controleren en met hem te bespreken aangezien hij het concept daags voor de zitting aan klager heeft toegestuurd. Dit had als gevolg dat onvoldoende tijd beschikbaar was om de inhoud hiervan te bespreken. De opvatting van verweerder dat een half uur voor aanvang van de zitting voldoende tijdig is voor het doorspreken van het concept deelt de raad niet. Op dat moment was het immers niet meer mogelijk een aangepaste berekening aan de rechtbank te sturen. Dat klager ermee zou hebben ingestemd het stuk een half uur voor de zitting te bespreken, kan verweerder niet baten. Het had op de weg van verweerder gelegen er voor zorg te dragen dat hij de inhoud van de berekening tijdig en in alle rust met klager zou hebben besproken.

5.4 De raad is dan ook van oordeel dat verweerder in de uitvoering van zijn opdracht ten aanzien het tijdig opstellen en bespreken met klager van een deugdelijke draagkrachtberekening is tekortgeschoten en acht dit tuchtrechtelijk ernstig verwijtbaar.

Ad klachtonderdeel a t/m c

5.5 Deze klachtonderdelen hebben betrekking op de behandeling van het dossier van verweerder, toen hij het dossier net van de voorgaande advocaat had overgenomen. Deze klachten houden in dat klager het dossier nog niet had bestudeerd, informatie heeft opgevraagd die hij al had en uitstel van de zitting van 9 september 2013 had gevraagd. De raad is van oordeel dat het handelen van verweerder niet van dien aard was dat dit als tuchtrechtelijk verwijtbaar dient te worden gekwalificeerd. Verweerder had vrij plotseling dit dossier van een andere advocaat overgenomen, zodat hem enige tijd gegund mocht worden om zich bekend te maken met het dossier. Gelet op het korte tijdsbestek acht de raad het niet klachtwaardig dat verweerder uitstel van de zitting heeft gevraagd, waarvoor klager kennelijk toestemming heeft gegeven.

5.6 Deze klachtonderdelen zijn dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel g

5.7 Dit klachtonderdeel heeft betrekking op het toezenden van de beschikking door verweerder; klager stelt zich op het standpunt dat verweerder dit te laat, namelijk een week na de uitspraak, heeft gedaan. Hoewel de raad van oordeel is dat verweerder dit stuk eerder had kunnen toezenden, is een dergelijke vertraging niet van dusdanig gewicht dat dit tot klachtwaardig handelen leidt.

5.8 Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdeel h

5.9 Klachtonderdeel h heeft betrekking op het overdragen van het dossier. Klager meent dat verweerder het dossier niet heeft overgedragen. Uit de stukken blijkt dat verweerder het dossier inmiddels heeft overgedragen, zodat klager geen belang meer heeft bij dit klachtonderdeel.

5.10 Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 De raad is van oordeel dat verweerder ten opzichte van klaagster ernstig is tekortgeschoten. Met zijn handelwijze heeft hij niet alleen ten opzichte van klaagster tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld maar ook heeft hij daardoor het vertrouwen in de advocatuur als beroepsgroep geschaad. Bij het bepalen van de maatregel heeft de raad zwaar meegewogen dat het handelen van verweerder in deze kwestie plaats heeft gevonden gedurende de (inmiddels verlopen) looptijd van de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing. Gelet hierop acht de raad onderstaande maatregel passend en geboden. De handelwijze van verweerder is ook onzorgvuldig in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen d, e en f gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen a, b, c, g en h ongegrond;

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van veertien dagen;

- bepaalt dat deze schorsing niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing in kracht van gewijsde gaat;

- spreekt uit dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mr. B. Roodveldt, mr. N.M.N. Klazinga, mr. P. van Lingen, mr. R. Lonterman, leden, bijgestaan door mr. H.J. Delhaas als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van  19 mei 2015.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 mei 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl