Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:129

Zaaknummer

26/14

Inhoudsindicatie

De advocaat dient binnen de daarvoor geldende termijn ten behoeve van zijn cliënt hoger beroep in te stellen. Voorts dient de advocaat behoorlijk met zijn cliënt te communiceren. Ook behoort de advocaat tijdig de benodigde stukken naar de opvolgend advocaat te sturen, als de cliënt zich tot een andere advocaat heeft gewend. Een  toevoeging kan pas ter verzilvering worden ingediend als de zaak is geëindigd. Klacht gegrond. In samenhang met andere zaken : schrapping.

Uitspraak

Beslissing van 17 april 2015

in de zaak 26/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

de heer [     ]

klager

gemachtigde: mevrouw [     ]

 

tegen

mr. [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 13 mei 2013 (de raad leest 2014) met kenmerk 51/13/94, door de raad ontvangen op 14 mei 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 maart 2015. De gemachtigde van klager, zijn zuster en tevens zijn bewindvoerster, heeft laten weten niet te zullen verschijnen. Verweerder heeft laten weten evenmin te zullen verschijnen vanwege gezondheidsredenen. Van de behandeling is proces verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    een brief van de gemachtigde van klager van 22 februari 2015;

-    een brief van verweerder aan de raad van 22 februari 2015.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Eind september 2013 heeft klager een herindicatie individuele begeleiding van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) gekregen van 4 naar 2 uur per week. Klager was het hier niet mee eens en klagers zuster heeft zich, namens klager, tot verweerder gewend om namens hem  een bezwaarschrift in te dienen. De zuster van klager heeft informatie en stukken gestuurd aan verweerder. Op 3 oktober 2013 heeft verweerder een pro forma bezwaarschrift per e-mail aan de zuster van klager gestuurd. Omdat klagers zuster geen contact met verweerder kreeg heeft zij op 13 oktober 2013 bij het CIZ geïnformeerd of het bezwaarschrift was aangekomen. Haar werd gezegd dat dat niet het geval was, waarop zij het pro forma bezwaarschrift op 14 oktober 2013 zelf aan het CIZ heeft toegestuurd. De toevoeging is afgegeven op 11 oktober 2013 waarbij de eigen bijdrage is vastgesteld op € 193,00.

2.3    Op 2 december 2013 heeft klagers zuster per e-mailbericht gevraagd naar het aanvullend bezwaarschrift dat verweerder zou hebben opgesteld en zij heeft naar de stukken geïnformeerd die verweerder bij het CIZ zou opvragen. Bij e-mailberichten van

9 en 11 december 2013 heeft klagers zuster wederom om informatie gevraagd en heeft vervolgens verweerder verzocht terug te bellen. Ook heeft zij gevraagd om een kopie van de gronden van het bezwaarschrift. Vervolgens heeft klagers zuster zich tot een andere advocaat gewend. Op 23 december 2013 heeft de nieuwe advocaat verweerder laten weten niet alle stukken te hebben ontvangen en heeft een dringend verzoek gedaan aan verweerder contact op te nemen. Vervolgens heeft de nieuwe advocaat op 24 december 2013 verweerder weer geschreven en weer gevraagd om de stukken op te sturen.

2.4    Bij brief van 24 december 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder heeft gehandeld of heeft nagelaten om in strijd met de zorg die hij als advocaat behoorde te betrachten ten opzichte van klager, wiens belangen hij als zodanig behartigde althans behoorde te behartigen. Dit blijkt onder meer uit het navolgende.

a)    Verweerder reageerde niet op terugbelverzoeken en beantwoordde evenmin e mailberichten van klagers zuster en nam ook niet eigener beweging contact op met klagers zuster. De enkele keren dat zij contact met verweerder had, voerde deze excuses aan voor de slechte communicatie (griep, ongeval echtgenote) en beloofde alsnog te reageren, maar dit gebeurde vervolgens niet.

b)    Verweerder hield klagers zuster, als gemachtigde/bewindvoerster van haar broer, niet op de hoogte van de stand van zaken en stuurde haar geen inhoudelijke stukken toe.

c)    Het bezwaarschrift is niet tijdig door verweerder ingediend. Door zelf bij het CIZ te informeren, kwam klagers zuster er achter dat dit niet was gebeurd en heeft zij alsnog tijdig het bezwaarschrift ingediend.

d)    De nieuwe advocaat van klager heeft de benodigde stukken niet van verweerder ontvangen, waardoor de zaak van klager vertraging ondervond.

e)    Verweerder heeft de toevoeging gedeclareerd zonder dat de zaak was afgerond.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a en b)

4.1    Verweerder heeft gesteld dat het op zijn kantoor gebruik is dat telefoontjes, die tijdens de afwezigheid van de advocaat binnenkomen, worden genoteerd en aan de desbetreffende advocaat worden doorgegeven. Vervolgens wordt er teruggebeld. Verweerder heeft erkend dat hij enige weken onregelmatig op kantoor is geweest vanwege een ernstig ongeval van zijn echtgenote. Verweerder heeft eveneens erkend dat de communicatie met klagers zuster niet vlekkeloos is verlopen en heeft daarvoor zijn excuses aangeboden.

Ad klachtonderdeel c)

4.2    Verweerder heeft ontkend dat hij het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Hij heeft nimmer vernomen dat het bezwaar niet op de juiste wijze is binnengekomen.

Ad klachtonderdeel d)

4.3    Verweerder heeft wel degelijk contact opgenomen met de nieuwe advocaat van klager. Ook is klagers dossier aan deze advocaat gezonden.

Ad klachtonderdeel e)

4.4    Per abuis is de toevoeging van klager gedeclareerd. Intern op kantoor zijn twee zaken door elkaar gehaald. De Raad voor Rechtsbijstand heeft aangegeven dat de declaratie kan worden teruggedraaid zodat de reeds afgegeven toevoeging kan worden gemuteerd ten name van de nieuwe advocaat.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a en b)

5.2    Deze beide klachtonderdelen worden tezamen behandeld omdat beide betrekking hebben op de communicatie tussen klagers zuster en verweerder.  De raad stelt vast dat verweerder de algemene gang van zaken op zijn kantoor bij afwezigheid van een advocaat heeft beschreven, maar dat betekent niet dat deze gedragslijn in het onderhavige geval is gevolgd, althans het bewijst in het geheel niet dat verweerder ook heeft teruggebeld dan wel anderszins contact heeft opgenomen met klagers zuster. Verweerder heeft erkend dat de communicatie met klagers zuster niet vlekkeloos is verlopen. Weliswaar heeft verweerder zijn excuses daarvoor aangeboden maar dat is niet voldoende. Bovendien heeft verweerder niet betwist dat hij de zuster van klager niet op de hoogte heeft gehouden en geen inhoudelijke stukken heeft gestuurd. Vaststaat derhalve dat verweerder zowel actief als passief te kort is geschoten in de communicatie met klagers zuster.  Deze klachtonderdelen zijn dan ook gegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.3    Klager heeft aangevoerd dat het bezwaarschrift bij het CIZ niet is ingediend. Uiteindelijk heeft klagers zuster het zelf gedaan. Verweerder heeft betwist dat hij het bezwaarschrift niet heeft ingediend maar heeft geen bewijsstuk overgelegd waaruit het tegendeel blijkt; verweerder heeft zelfs niet aannemelijk gemaakt dat hij het bezwaarschrift heeft ingediend. De raad is van oordeel dat, nu verweerder niet in staat is aan te tonen, althans aannemelijk te maken, dat hij tijdig het bezwaarschrift heeft ingediend, dit voor zijn rekening en risico komt. De raad houdt het er dan ook voor dat het niet is gebeurd. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel d)

5.4    Ten aanzien van dit verwijt is de raad van oordeel dat verweerder de stellingen van klager onvoldoende heeft betwist en gaat ervan uit dat verweerder heeft verzuimd alle relevante stukken met betrekking tot de procedure bij het CIZ aan de opvolgende advocaat toe te sturen. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

Ad klachtonderdeel e)

5.5    Hoewel niet is komen vast te staan dat verweerder bewust de toevoeging heeft verzilverd betekent dit niet dat verweerder niet verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder had er op toe moeten zien dat de toevoeging nog niet werd ingediend want hij wist immers dat de zaak nog niet was afgewikkeld. Ook dit klachtonderdeel is gegrond.

5.6    Daar verweerder ernstig te kort is geschoten in de rechtshulpverlening jegens een kwetsbare cliënt, spreekt de raad uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt. De raad betrekt daarbij tevens het feit dat verweerder geen rechtens relevante redenen heeft aangevoerd die zijn gedrag verklaren.

 

6    MAATREGEL

6.1    Uit het voorgaande volgt dat de klacht geheel gegrond is. Vast is komen te staan dat verweerder volstrekt onvoldoende de belangen heeft behartigd van zijn cliënt en daarbij de cliënt c.q. diens gemachtigde niet op de hoogte heeft gehouden van de aanpak van de zaak en de voorgang van de werkzaamheden. Bovendien gaat het in de onderhavige zaak om een kwetsbare cliënt, die onder bewind staat. Dat gevoegd bij de ernst van het bezwaar rechtvaardigt op zich al een zware maatregel. Bovendien staat dit bezwaar niet alleen. Er zijn ook klachten van klagers in de zaken 61/14,  98/14 en 15/15

6.2    Het beeld dat uit al deze klachten oprijst, laat zien dat de gedragingen van verweerder geen incidenten zijn maar passen in een structureel patroon van volstrekt onvoldoende besef van verantwoordelijkheid in de wijze waarop hij zijn kantoor organiseert met betrekking tot de belangen van cliënten. Zo laat verweerder na de door hem aangenomen opdrachten van zijn cliënten uit te voeren en correspondeert of communiceert niet of nauwelijks met zijn cliënten.

6.3    Dat patroon schept tevens een beeld van een advocaat die zich niet bewust is van de verplichtingen die passen bij de kernwaarden van de advocatuur. Doordat hij de kernwaarden wezenlijk veronachtzaamt, tast hij het aanzien van de advocatuur aan.

6.4    De raad constateert dat verweerder stelselmatig artikel 46 van de Advocatenwet heeft geschonden, in het bijzonder de normen omtrent de zorg voor de cliënt en wat een behoorlijk advocaat betaamt, zoals die zijn uitgewerkt in de Gedragsregels. De raad rekent verweerder dit alles zwaar aan, juist omdat van een advocaat mag worden verwacht dat de belangen van d cliënt bij hem in goede handen zijn en dat hij zich aan de voor hem geldende regels houdt. Dit alles raakt de kern van het beroep van advocaat. Verweerder heeft het vertrouwen van cliënten ernstig beschaamd en is ernstig tekort geschoten in de zorg die hij hun verschuldigd was. Daarmee hebben zijn gedragingen het vertrouwen in de advocatuur in het algemeen schade toegebracht.

6.5    Verweerder heeft onvoldoende inzicht getoond in het laakbare van zijn handelwijze. Hij heeft weliswaar erkend dat hij onjuist heeft gehandeld maar heeft geen blijk gegeven van inzicht in de ernst en de schade die hij teweeg heeft gebracht en heeft evenmin getracht daar een oplossing voor te vinden. Bovendien was verweerder gewaarschuwd door de eerdere tuchtrechtelijke veroordeling uit 2013 waarbij hem een berisping was opgelegd in een soortgelijk geval als het onderhavige. De raad komt dan ook tot de conclusie dat verweerder niet in de advocatuur thuis hoort.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt de klacht gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van schrapping van het tableau, ingaande onmiddellijk na het onherroepelijk worden van deze beslissing;

-    spreekt uit dat verweerder niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt.

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. E. van Asselt-Pronk, J.A. Holsbrink, M.L.C.M. van Kalmthout, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 april 2015.

 

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Overijssel

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl