Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:38

Zaaknummer

R. 4425/14.11

Inhoudsindicatie

Verweerster was eerder in dienst bij het kantoor van klager. Verweerster heeft haar arbeidsovereenkomst opgezegd. Bij het verlaten van het kantoor van klager heeft verweerster aan het kantoor van klager toebehorende zaken en cliënten meegenomen.

Inhoudsindicatie

De raad ziet het geschil tussen partijen niet slechts als een geschil tussen werkgever en werknemer. Er zijn voldoende aanknopingspunten met de uitoefening van het beroep van advocaat, zodat in het onderhavige geval het advocatentuchtrecht blijft gelden.

Inhoudsindicatie

Een advocaat in loondienst dient bij het einde van zijn dienstverband niet de bij hem in behandeling zijnde dossiers mee te nemen zonder dat daar overeenstemming over is bereikt met de advocaat-werkgever. Komen werkgever en werknemer niet tot overeenstemming dan dient tijdig om bemiddeling bij de deken gevraagd te worden.

Inhoudsindicatie

Vaststaat dat verweerster voor haar vertrek cliënten benaderd heeft met de vraag of deze cliënten bij haar cliënt wilden blijven. Pas nadien heeft verweerster een verzoek tot bemiddeling bij de deken ingediend. Vaststaat dat verweerster in ieder geval zes dossier heeft meegenomen zonder toestemming van klager.

Inhoudsindicatie

De overige klachtonderdelen zijn onvoldoende onderbouwd.

Inhoudsindicatie

Volgt maatregel van enkele waarschuwing.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 8 januari 2014 met kenmerk K355 2013, door de raad ontvangen op 10 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 november 2014 in aanwezigheid van klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1 In maart 2004 is verweerster als advocaat in dienst getreden bij het advocatenkantoor van klager.

2.2 Op 12 februari 2013 heeft verweerster de arbeidsovereenkomst met het advocatenkantoor opgezegd tegen 1 april 2013.

2.3 Rond 5 maart 2013 heeft klager verweerster gevraagd om lijsten te maken van de zaken die zij onder zich had om zo enig overzicht te krijgen.

2.4 Bij e-mailbericht van 5 maart 2013 heeft verweerster zich gewend tot het Bureau van de Orde en verzocht om bemiddeling tussen haar en klager.

2.5 Op 12 maart 2013 heeft er een bemiddelingsgesprek plaatsgevonden tussen partijen in aanwezigheid van mevrouw G. van het Ordebureau.

2.6 Bij brief van 13 maart 2013 heeft klager verweerster op de hoogte gesteld van de persoon die de zaken van verweerster over zou nemen.

2.7 Bij brief van 27 maart 2013 heeft klager verweerster verzocht de door haar van het kantoor meegenomen dossiers terug te geven. Verweerster heeft daar geen gevolg aan gegeven.

2.8 Met ingang van 1 april 2013 is verweerster in dienst getreden bij een advocatenkantoor te G..

2.9 Bij brief van 3 april 2013 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerster.

2.10 Bij faxbericht van 10 april 2012 (bedoeld zal zijn 2013) heeft verweerster wederom om bemiddeling van de deken gevraagd.

2.11 Bij faxbericht van 11 april 2013 heeft klager het Bureau van de deken meegedeeld het niet zinvol meer te achten te bemiddelen.

2.12 Tussen partijen is er een kort geding gevoerd voor de Rechtbank Noord-Nederland met betrekking tot afgifte van alle dossiers, bescheiden, correspondentie en roerende zaken toebehorend aan het kantoor van klager.

2.13 Bij vonnis van 15 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat verweerster voorafgaand aan de datum van uitdiensttreding in elk geval bij twee gelegenheden dossiers van cliënten meegenomen heeft uit het kantoorpand van het advocatenkantoor van klager. In deze dossiers bevinden zich onder meer processtukken en correspondentie.

2.14 Bij vonnis van 15 mei 2013 is verweerster veroordeeld tot afgifte van een zestal (volledige) cliëntendossiers aan het advocatenkantoor van klager onder verbeurte van een dwangsom. De reconventionele vorderingen van verweerster zijn afgewezen.

2.15 Bij arrest in kort geding van 14 maart 2014 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in het appel van klager tegen het vonnis in kort geding van

15 mei 2013 het vonnis waarvan beroep bekrachtigd en klager veroordeeld in de proceskosten.

2.16 In het kader van een tussen partijen lopend arbeidsgeschil heeft de kantonrechter bij vonnis van 15 april 2014 klager veroordeeld tot onder meer betaling van vakantiegeld, de zakelijke onkostenvergoeding over maart 2013 alsmede klager veroordeeld in de kosten van het geding.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a) aan het kantoor van klager toebehorende zaken heeft meegenomen, waaronder wetboeken en syllabi;

b) cliënten van het kantoor van klager heeft meegenomen;

c) cliënten van het kantoor van klager op de hoogte heeft gebracht van haar vertrek, terwijl klager verweerster had gevraagd daar niet toe over te gaan;

d) de rechtbank verzocht heeft in haar plaats een andere advocaat aan te stellen, niet zijnde de advocaat die verweerster feitelijk zou vervangen;

e) dossiers van het kantoor van klager heeft meegenomen en heeft geweigerd deze terug te geven.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster stelt primair dat het tuchtrecht niet op deze situatie van toepassing is aangezien het gaat om een geschil tussen werkgever en werknemer.

4.2 Indien het geschil wel onder het tuchtrecht valt, is zij van oordeel dat zij gehandeld heeft conform de spelregels die eerder door het Hof van Discipline zijn vastgesteld in een uitspraak van 2 december 1996. Verweerster heeft slechts dossiers meegenomen waarin de cliënten uitdrukkelijk hebben aangegeven dat zij wensen dat verweerster de zaak verder behandelt. Klager heeft dan ook geen belang bij de klacht.

4.3 Verweerster heeft met klager willen overleggen maar hij wilde niet met haar in gesprek. Omdat klager niet bereid was om afspraken met verweerster te maken heeft zij zelf contact opgenomen met cliënten om te vragen wat hun wensen waren. Verweerster heeft klager de namen van de dossiers doorgegeven die zij wilde meenemen. Klager heeft geen bezwaar gemaakt zodat verweerster meende erop te mogen vertrouwen dat zij dossiers kon meenemen. Het was haar voornemen om een kopie van het dossier te verstrekken aan klager. Het is haar in verband met de tijdsdruk niet gelukt om voor haar vertrek een kopie van de dossiers te maken.

4.4 Verweerster heeft de keuze gemaakt om de belangen van haar cliënten te laten prevaleren boven de belangen van klager als werkgever.

 

 

5 BEOORDELING

5.1 Voorvraag

De raad ziet het geschil tussen partijen niet slechts als een geschil tussen werkgever en werknemer waar het tuchtrecht niet op van toepassing zou zijn.

Het tuchtrecht is van toepassing op elk handelen of nalaten van een advocaat of gedragingen van advocaten als zodanig en beoogt het waarborgen van een behoorlijke beroepsuitoefening.

In casu zijn er voldoende aanknopingspunten met de uitoefening van het beroep van advocaat, zodat het advocatentuchtrecht ook in dit geval blijft gelden.

5.2 Klager is derhalve ontvankelijk in zijn klacht.

Ten aanzien van klachtonderdelen a en d

5.3 Klager heeft zijn stellingen met betrekking tot deze twee klachtonderdelen niet, althans onvoldoende, onderbouwd.

5.4 De klachtonderdelen zijn ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b, c en e

5.5 Uit de door verweerster aangehaalde beslissing van het Hof van Discipline volgt dat advocaten die in loondienst zijn bij het einde van hun dienstverband niet de bij hen in behandeling zijnde dossiers mee behoren te nemen zonder dat daarover uitdrukkelijk overeenstemming bereikt is met de betrokken advocaat-werkgever. Tevens is bepaald dat als de advocaten niet in staat zijn om in onderling overleg tot overeenstemming te komen zij tijdig de deken om bemiddeling dienen te vragen.

5.6 Vaststaat dat verweerster voor haar vertrek van het kantoor van klager cliënten benaderd heeft met de vraag of zij met haar mee wilden of cliënt wilden blijven bij het kantoor van klager en pas daarna een bemiddelingsverzoek heeft gedaan.

5.7 Vaststaat voorts dat verweerster in ieder geval een zestal dossiers met zich mee genomen heeft. Gesteld noch gebleken is dat verweerster voor het meenemen van dossiers van cliënten toestemming had van klager. Door de dossiers zonder toestemming van klager mee te nemen heeft verweerster gehandeld zoals een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.8 De klachtonderdelen zijn gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

 

7 BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klachtonderdelen b, c en e gegrond;

- verklaart de klachtonderdelen voor het overige ongegrond;

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.J. van der Gouw, R. de Haan, T. Hordijk, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 januari 2015.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT, Breda.

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl