Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:148

Zaaknummer

28/14

Inhoudsindicatie

Indien de door verweerder verrichte werkzaamheden zouden worden beoordeeld op hun kwaliteit, zou de raad buiten de grenzen van het tuchtrecht treden, nu de noodzakelijke stukken daartoe ontbreken. Daar komt bij dat er een ruim geformuleerde opdracht door klagers is verstrekt.

Inhoudsindicatie

Verweerders standpunt dat alleen alle opdrachtgevers gezamenlijk de opdracht aan verweerder konden beëindigen houdt geen stand gezien de tekst van de opdrachtbevestiging die aan iedere opdrachtgever individueel is verzonden. Uit die bevestiging vloeit ook voort dat verweerder informatie diende te verstrekken over de door hem verrichte werkzaamheden, ook al was er wellicht sprake van een aanneemsom voor verweerders honorarium. Klacht deels gegrond, deels ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 27 maart 2015

in de zaak 28/14

naar aanleiding van de klacht van:

 

[     ] B.V en [     ] B.V.

p/a de heer [     ]

klagers

gemachtigde: Stichting [     ]

 

tegen

mr.  [     ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 19 mei 2014 met kenmerk 2013 KNN 159, door de raad ontvangen op 20 mei 2014, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 13 februari 2015. Noch klagers noch verweerders waren daarbij aanwezig. De gemachtigde van klagers en verweerder hebben een bericht van verhindering gezonden. Van de behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Omstreeks 27 mei 2010 hebben een aantal veehandelaren, waaronder klagers W. B.V. en D. B.V., verweerder opdracht gegeven hen rechtsbijstand te verlenen in verband met het faillissement van W.B.P. B.V. Dit zag onder meer op het verzoek tot het instellen van een crediteurencommissie en een procedure tegen de accountant van het   failliete bedrijf.

2.3    Verweerder heeft aan alle betrokkenen tezamen omstreeks juli 2010 een bedrag van € 90.000 in rekening gebracht, dat door hen is voldaan.

2.4    Verweerder heeft medio 2012 een dagvaarding opgesteld. In april 2013 hebben klagers zich tot mr. E. gewend en de opdracht aan verweerder beëindigd.

2.5    Bij brief met bijlagen van 2 september 2013 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.6    De deken heeft op 15 november 2013 een verzoek ex art. 60ab Advocatenwet ingediend. Verweerder heeft zich op 2 december 2013 van het tableau laten schrappen. Op 6 mei 2014 is verweerder in staat van faillissement verklaard.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    hij niet de in het vooruitzicht gestelde prestatie heeft geleverd dan wel daarbij kwalitatief ernstig is tekort geschoten. Verweerder heeft geblunderd door te suggereren dat een claim tegen de kredietverzekeraar A. kansrijker was dan die tegen de accountant van het failliete bedrijf;

b)    verweerder, nadat het merendeel van zijn opdrachtgevers in deze kwestie hun opdracht had beëindigd, weigerde het betaalde bedrag terug te betalen en een overzicht van de door hem bestede uren te verstrekken.

 

4    VERWEER

Ad klachtonderdeel a)

4.1    Verweerder bestrijdt dat hij kwalitatief ernstig is tekort geschoten in zijn dienstverlening. De positie van de kredietverzekeraar was wel degelijk van belang omdat deze kennis moet hebben gehad van de precaire financiële positie van het bedrijf W.B.P. B.V. De dagvaarding van de accountant is steeds aangepast naar gelang er informatie beschikbaar kwam vanuit onderzoeken door de curator en uit vonnissen die in aan dit faillissement gerelateerde rechtszaken werden gewezen.

4.2    Verweerder heeft een en ander ook uitvoerig aan zijn opdrachtgevers uit de doeken gedaan.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Er is volgens verweerder sprake van een gezamenlijke opdracht die alleen door alle betrokkenen gezamenlijk kan worden beëindigd. Dit is niet gebeurd. Bovendien is er sprake van een aanneemsom en komt er geen verrekening in positieve noch in negatieve zin. Een verantwoording van de bestede tijd komt pas als de zaken zijn afgehandeld.

 

5    BEOORDELING

5.1    De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2    Hoewel aan klagers kan worden toegegeven dat het opstellen van de dagvaarding tegen de accountant lang op zich heeft laten wachten, heeft verweerder daarvoor een plausibele verklaring gegeven. Of de kwaliteit van de dagvaarding te wensen over laat kan de raad op grond van de stukken in het dossier niet beoordelen zonder buiten de grenzen van het tuchtrecht te treden en dat geldt ook voor de mededeling van verweerder in een brief dat ook de kredietverzekeraar A mogelijk aansprakelijk zou kunnen zijn, temeer daar nergens uit blijkt dat tot een aansprakelijkheidstelling is overgegaan. Bovendien houdt de opdracht aan verweerder slechts in dat hij “een zaak tegen de accountants zal voorbereiden”. Op grond van een en ander komt de raad tot het oordeel dat dit onderdeel van de klacht niet gegrond is.

Ad klachtonderdeel b)

5.3    Verweerders standpunt dat alleen alle opdrachtgevers de aan hem verstrekte opdracht gezamenlijk konden beëindigen, dat de opdracht dus nog steeds bestond en dat hij daarom geen rekening en verantwoording van de door hem bestede uren behoefde af te leggen, is in tegenspraak met punt 3.1 van de aan alle opdrachtgevers individueel gezonden opdrachtbevestiging. In die opdrachtbevestiging  staat voorts onder 4.3 dat er periodiek een overzicht van de uitgaven en verschotten zal worden verstrekt. Hoewel er enerzijds gesproken wordt van een aanneemsom en anderzijds van een voorschot van € 7.500,00 voor elke opdrachtgever, is verweerder of het nu om een voorschot of om een aanneemsom gaat, gehouden aan zijn opdrachtgevers inzage te verstrekken in de door hem verrichte werkzaamheden. Door zulks op onjuiste gronden te weigeren heeft verweerder onbetamelijk gehandeld. Dit onderdeel van de klacht is daarom gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Alle feiten en omstandigheden in aanmerking nemende komt de raad tot de navolgende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    oordeelt klachtonderdeel a ongegrond

-    oordeelt klachtonderdeel b gegrond;

-    legt verweerder de maatregel op van een berisping.

 

Aldus gewezen door mr. F.P. Dresselhuys-Doeleman, voorzitter, mrs. H.J. Meijer, G.J. van der Veer, A.S.M. Zweerman-Oude Breuil, E.C.A. van de Wiel, leden en bijgestaan door mr. J.M.G. Kuin van den Akker als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2015.

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel a,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing kan, ten aanzien van de klachtonderdeel b,  hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl